ECLI:NL:GHARL:2024:6837

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
23/131
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vennootschapsbelasting en belastingrente met compromis ter zitting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 november 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 november 2022. De zaak betreft een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2016, waarbij ook belastingrente in rekening is gebracht. De inspecteur van de Belastingdienst had het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag verminderd, maar belanghebbende ging in beroep bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 29 oktober 2024 hebben partijen een compromis bereikt. Het Hof heeft geoordeeld dat een bedrag van € 151.670 voor managementdiensten ten laste van het resultaat van belanghebbende kan worden gebracht, terwijl andere bedragen niet aftrekbaar zijn. Dit leidde tot een herberekening van het belastbare bedrag voor 2016, dat nu is vastgesteld op € 325.983.

Het Hof heeft het hoger beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten. De totale vergoeding voor rechtsbijstand is vastgesteld op € 4.808, inclusief reiskosten en griffierechten van in totaal € 908. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/131
uitspraakdatum: 5 november 2024
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.te
[vestigingsplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 17 november 2022, nummer AWB 21/3389 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/ Grote Ondernemingen/kantoor Almelo(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd. Daarbij is haar voorts belastingrente in rekening gebracht.
1.2.
Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de Inspecteur gegrond verklaard. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot een aanslag, berekend naar een belastbaar bedrag van € 477.653 en de belastingrente tot € 25.739.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord: [naam1] en [naam2] namens belanghebbende, alsmede [naam3] , [naam4] en [naam5] namens de Inspecteur.

2.Compromis

2.1.
Partijen zijn ter zitting in het kader van een compromis overeengekomen dat het bedrag van € 151.670 ter zake van ‘managementdiensten’ ten laste van het resultaat van belanghebbende van 2016 kan worden gebracht en dat de bedragen van € 261.400 ter zake van ‘de verzekeringsuitkering’ en € 7.757 ter zake van de post ‘onbestemd’ niet aftrekbaar zijn.
2.2.
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.
2.3.
Dit betekent dat het belastbare bedrag voor 2016 als volgt moet worden berekend:
Belastbare winst uitspraak op bezwaar € 955.896
Managementvergoeding € 151.670 -/-
-------------
Belastbare winst € 804.226
Verliesverrekening € 478.243
-------------
Belastbaar bedrag € 325.983
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep van belanghebbende gegrond.

3.Griffierecht en proceskosten

3.1.
Het Hof ziet, nu het hoger beroep gegrond wordt verklaard, aanleiding voor vergoeding van het griffierecht en een veroordeling in de proceskosten.
3.2.
De Inspecteur dient aan belanghebbende te vergoeden het door haar voor het beroep betaalde griffierecht van € 360 en het voor het hoger beroep betaalde griffierecht van € 548, derhalve in totaal € 908.
5.3.
Voorts dient de Inspecteur proceskosten aan belanghebbende te vergoeden. De reiskosten van H. Kwast, wegens het bijwonen van de zittingen van de Rechtbank en het Hof, worden vastgesteld op € 60. Ook dient de Inspecteur de door belanghebbende gemaakte kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar, beroep en hoger beroep te vergoeden. Voor de fase van bezwaar heeft de Inspecteur een kostenvergoeding van € 530 aan belanghebbende toegekend. Vanwege het arrest HR 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060 wordt uitgegaan van de ‘hoge’ puntwaarde in bezwaar. Het Hof zal dit corrigeren. Berekend naar de tarieven van 2024 beloopt de totale vergoeding voor rechtsbijstand een bedrag van € 4.748. De onderverdeling is als volgt:
- Bezwaar: 2 punten (bezwaarschrift en hoorzitting) x 1 (wegingsfactor) x € 624 (hoge puntwaarde) = € 1.248
- Beroep: 2 punten (beroepschrift en zitting) x 1 (wegingsfactor) x € 875 = € 1.750.
- Hoger beroep: 2 punten (hogerberoepschrift en zitting) x 1 (wegingsfactor) x € 875 = € 1.750.
De totale vergoeding beloopt dan € 60 + € 4.748 = € 4.808.

5.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
  • verklaart het beroep bij de Rechtbank gegrond,
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar
  • vermindert de aanslag vennootschapsbelasting 2016 tot een aanslag, berekend naar een belastbaar bedrag van € 325.983,
  • vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig,
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 4.808, en
  • gelast de Inspecteur aan belanghebbende te vergoeden de door haar betaalde griffierechten van in totaal € 908.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. M.G.J.M. van Kempen en mr. A.J. van Lint, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 november 2024.
De griffier, De voorzitter,
J.H. Riethorst R. den Ouden
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.