ECLI:NL:GHARL:2024:6793
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling van een appellante na afwijzing door de rechtbank
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toelating van een appellante tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De appellante had eerder bij de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een verzoek ingediend dat op 9 september 2024 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de appellante, gezien haar financiële situatie en die van haar gezin, niet aannemelijk had gemaakt dat zij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zou kunnen nakomen. De appellante, die na het overlijden van haar echtgenoot in maart 2021 met financiële problemen te maken kreeg, heeft een aanzienlijke schuldenlast van meer dan € 30.000,-, waaronder belastingschulden en schulden aan de Belastingdienst. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief de argumenten van de appellante dat zij na het overlijden van haar echtgenoot niet op de hoogte was van de schulden en dat zij actief heeft geprobeerd haar financiële situatie te verbeteren. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 oktober 2024 heeft de appellante haar situatie toegelicht en aangegeven dat zij in staat is om haar vaste lasten te betalen en dat haar zoon bereid is financieel bij te dragen. Het hof heeft geoordeeld dat de appellante te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan van haar schulden en dat zij in staat is om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard op de appellante, met de mogelijkheid voor een bewindvoerder om ondersteuning te bieden in haar situatie.