Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, heeft de appellant, de vader, hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een betwiste lening die de vader zou hebben verstrekt aan zijn dochter, de geïntimeerde. De vader stelde dat zijn dochter een schuldbekentenis had getekend voor een lening van € 8000, die verband hield met de aankoop van een auto. Echter, het hof oordeelde dat de vader niet in staat was om het bewijs te leveren dat zijn dochter daadwerkelijk de handtekening onder de schuldbekentenis had gezet. Tijdens de procedure zijn beide partijen als getuigen gehoord, en de vader heeft verklaard dat zijn dochter de auto van hem had gekocht, maar zijn verklaring werd met terughoudendheid beoordeeld vanwege zijn eerdere aangifte van uitkeringsfraude tegen zijn dochter. De dochter ontkende de lening en verklaarde dat zij de auto als geschenk van haar vader had gekregen. Het hof concludeerde dat het bewijs niet was geleverd en bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij de vader werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de dochter.