ECLI:NL:GHARL:2024:6782

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
200.332.848/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overname van aandelen en geschil over coronasteun en vorderingen verhuurder

In deze zaak gaat het om de overname van de aandelen van Techlife B.V. door Smart Orange B.V. in 2021, waarbij F2C Platform B.V. de aandelen van Techlife had verkocht. De kern van het geschil betreft de verschuldigdheid van vorderingen op de verhuurder van het winkelpand van Techlife, Perriko B.V., en de restitutie van ten onrechte verleende coronasteun aan Techlife. F2C heeft een vordering ingesteld tegen Techlife voor de restitutie van een waarborgsom die aan Perriko was betaald, terwijl Techlife op haar beurt een vordering heeft ingesteld voor de terugbetaling van onterecht ontvangen coronasteun. De rechtbank heeft de vorderingen van beide partijen afgewezen, waarna zij in hoger beroep zijn gegaan.

Het hof heeft geoordeeld dat het bestreden vonnis in stand blijft voor de vordering van F2C, maar dat de vorderingen van Techlife voor een groot deel worden toegewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de waarborgsom ten tijde van de aandelenoverdracht nog onder Perriko rustte en dat Techlife recht heeft op restitutie van de onterecht ontvangen coronasteun. Het hof heeft de vorderingen van Techlife tot betaling van boetes en buitengerechtelijke kosten toegewezen, evenals de vordering met betrekking tot de onterecht verleende overheidssteun. F2C is veroordeeld tot betaling van de proceskosten in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.332.848/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 537709
arrest van 5 november 2024
in de zaak van
F2C Platform B.V.,
die is gevestigd in Almere,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna:
F2C,
advocaat: mr. H. den Besten te Almere,
tegen
Techlife B.V.,
die is gevestigd in Rotterdam,
die ook hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie,
hierna:
Techlife,
advocaat: mr. J. Postma te Rijswijk.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit de inleidende appeldagvaarding, de memorie van grieven, de memorie van antwoord, tevens eis in incidenteel appel, de memorie van antwoord in incidenteel appel en het verslag van de op 23 augustus 2024 gehouden mondelinge behandeling (het proces-verbaal). De voorafgaand aan de mondelinge behandeling door Techlife aan het hof en F2C toegezonden producties 7 tot en met 11 zijn aan het dossier toegevoegd. Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
De achtergrond van deze zaak is de overname in 2021 van de aandelen van Techlife door Smart Orange BV (geen partij in deze procedure). Die aandelen waren voordien van F2C. De discussie gaat met name over de verschuldigdheid van vorderingen
open
vande verhuurder van het winkelpand van Techlife. Daarnaast speelt nog de restitutie van ten onrechte verleende coronasteun. Dat geschil heeft de volgende achtergrond.
2.2
Techlife huurt aan de Korte Lijnbaan in Rotterdam een winkelruimte van Perriko BV. F2C heeft alle aandelen in Techlife verkocht aan Smart Orange, en op 13 juli 2021 heeft F2C die aandelen aan Smart Orange geleverd. Bij deze transactie heeft F2C een garantie aan Smart Orange verstrekt op grond waarvan F2C tegenover Smart Orange aansprakelijk is voor schulden, geschillen en rechtszaken van Techlife tot aan de overnamedatum. Tussen partijen staat niet ter discussie dat sprake is van een derdenbeding en dat om die reden ook Techlife tegenover F2C een beroep kan doen op die garantie.
2.3
De procedure bij de rechtbank is echter niet gestart door Techlife, maar door F2C. Deze partij, waarvan [naam1] middellijk bestuurder en enig aandeelhouder is, heeft een vordering tegen Techlife ingesteld die strekte tot restitutie van de door haar
voorde overname aan Perriko betaalde waarborgsom [1] . Met de opvolgende indirect aandeelhouder van Techlife, [naam2] , zou namelijk de afspraak zijn gemaakt dat Techlife dat bedrag aan F2C zou betalen als de waarborgsom na de overname onder verhuurder Perriko zou rusten.
2.4
Deze vordering is bestreden, onder meer omdat dit laatste niet aan de orde zou zijn. Perriko heeft de borg volgens Techlife namelijk verrekend met vorderingen die op grond van de afgegeven garantie voor rekening van F2C komen.
2.5
Techlife heeft van haar kant aangevoerd dat
nadie verrekening in totaal nog een onder de garantie vallende vordering van € 91.389,84 van Perriko op Techlife resteerde. Tot dat bedrag (vermeerderd met nevenvorderingen) heeft zij een tegeneis ingesteld. Ook vorderde zij € 34.912 wegens onterecht aan Techlife verleende coronasteun.
2.6
De rechtbank heeft al deze vorderingen afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep van beide partijen is dat de afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen. Daarbij hebben zij allebei hun eis gewijzigd.
2.7
F2C heeft haar eis vermeerderd, dit voor het geval dat het hof zou oordelen dat Techlife zich kan beroepen op de verklaring van Perriko dat zij de borgsom verrekend heeft. Voor dat geval vordert zij:
Te verklaren voor recht dat indien in de procedure tussen F2C en Perriko bij de Rechtbank Rotterdam onherroepelijk komt vast te staan dat Perriko op 21/22 juni 2021 danwel een latere datum niet met de waarborgsom mocht verrekenen met F2C, dat Techlife aan F2C moet voldoen een bedrag groot € 36.300 te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf 13 juli 2021 tot algehele voldoening te vermeerderen met de kosten van deze procedure in beide instanties.
2.8
De vordering van Techlife met betrekking tot de restitutievordering luidt nu als volgt:
F2C te veroordelen tot het voldoen aan Techlife van die bedragen die de overheid bij wijze van onterecht verleende overheidssteun wegens de Covid-maatregelen in de periode van maart 2020 tot en met 13 juli 2021 nog terug zal vorderen van Techlife, welke bedragen thans begroot worden op 4 x € 8.729,00 onterecht ontvangen subsidies en overheidssteun in de periode van 22 maart 2021 tot en met 18 juni 2021, voorzover en in het geval deze vordering van de overheid op Techlife onherroepelijk komt vast te staan, nadat F2C in staat is gesteld om tegen de vorderingen tot terugbetaling van onterecht ontvangen subsidies, bezwaar te maken, waarbij dit bezwaar voor rekening en risico van F2C dient te worden gemaakt, binnen een termijn van 3 dagen na de datum van ontvangst van deze onherroepelijke beslissing, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten voorzover F2C in verzuim blijft om aan deze veroordeling te voldoen.
2.9
Tegen deze wijzigingen is op zichzelf geen bezwaar gemaakt, en het hof ziet ook geen processuele belemmeringen. De wijzigingen worden dus toegestaan.

3.Het oordeel van het hof

Inleiding
3.1
Het hof zal oordelen dat het bestreden vonnis in stand blijft voor zover de vordering van F2C is afgewezen. Anders dan de rechtbank, zal het hof de vorderingen van Techlife echter wel voor een groot deel toewijzen. Dat wordt hierna uitgelegd. De bezwaren (grieven) zullen daarbij thematisch worden behandeld.
De door F2C gevorderde terugbetaling van de waarborgsom (de tweede borg; € 36.300)
3.2
F2C heeft zich beroepen op een mededeling van [naam2] , de latere indirect aandeelhouder/bestuurder van Techlife, op 12 juli 2021, een dag voorafgaand aan de aandelentransactie: [naam2] schreef toen aan [naam1] : “if the store has a deposit, we will refund it to [naam1] at that time.” Omdat F2C deze deposit (waarborgsom) kort voor de aandelenoverdracht een tweede keer heeft betaald, meent zij een dergelijke aanspraak op Techlife te hebben. Volgens Techlife is de waarborgsom echter - net als de eerste; zie noot 1 - verrekend met vorderingen van Perriko. Het hof overweegt hierover het volgende.
3.3
F2C, die beweert een vordering op Techlife te hebben, moet dat onderbouwen. Als die vordering wordt betwist en niet al op voorhand vaststaat, komt de mogelijkheid van bewijslevering door F2C in beeld. Van een deugdelijke betwisting is hier sprake: Techlife heeft uitgebreid uiteengezet dat verrekening heeft plaatsgehad met een restitutievordering van Perriko en met rentevorderingen en boetes die zijn verschuldigd op grond van de op de huur toepasselijke Algemene Bepalingen. Die vorderingen van Perriko vloeien voort uit de ontbinding van afspraken over huurkortingen waarmee Perriko onder bepaalde voorwaarden op enig moment had ingestemd.
3.4
Het hof stelt vast dat F2C die ontbinding niet voldoende gemotiveerd heeft bestreden en geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vorderingen die Perriko stelt verrekend te hebben met de tweede waarborgsom. Het hof verwijst daarbij naar de overgelegde brief van Perriko van 19 juni 2021 en naar de e-mail van Perriko van 22 juni 2021 met het daarin gedane beroep op verrekening met de waarborgsom. Dat de waarborgsom ten tijde van de aandelentransactie van 12 juli 2021 nog onder Perriko rustte, kan alleen al om die reden niet worden aangenomen. Nu een deugdelijke toelichting en onderbouwing van het standpunt van F2C op dit punt ontbreekt, ziet het hof voor bewijsvoering geen ruimte. Daar komt het volgende bij.
3.5
F2C beroept zich subsidiair, zo begrijpt het hof, op de mogelijkheid dat in een procedure die zijzelf tegen Perriko heeft aangespannen, komt vast te staan dat Perriko de waarborgsom toch
nietkon verrekenen. In die procedure heeft zij een zogenoemde verklaring voor recht gevorderd dat Perriko tegenover F2C geen beroep op verrekening met de waarborgsom kan doen. In een vonnis van 17 mei 2024 heeft de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam echter inmiddels overwogen dat deze vordering tijdens de zitting is ingetrokken en dat F2C misbruik van procesrecht heeft gemaakt door de procedure tegen Perriko te starten, wetende dat die partij de waarborgsom wel heeft verrekend met een vordering op Techlife die is ontstaan tijdens de periode dat F2C aandeelhouder en bestuurder van Techlife was. F2C heeft niet onderbouwd dat – en op grond waarvan – haar subsidiaire vordering desondanks kan worden toegewezen. Die vordering gaat immers uit van een beslissing van de rechtbank Rotterdam die niet is gegeven. Daarop strandt ook deze vordering. Voor de primaire vordering is het een extra argument voor afwijzing.
De door Techlife gevorderde waarborgsom (de derde borg; € 36.300)
3.6
Techlife heeft een beroep gedaan op de hiervoor al genoemde garantie van F2C. Op grond daarvan kan die partij door Techlife worden aangesproken voor schulden, geschillen en rechtszaken van Techlife tot aan de overnamedatum. De verplichting tot betaling van de waarborgsom is volgens Techlife een dergelijke, op de overnamedatum bestaande schuld. Zowel de eerste als de tweede waarborgsom/bankgarantie was immers verrekend met vorderingen van Perriko die dateerden van voor de aandelenoverdracht (zie de voorgaande overwegingen). Op die grond vordert ook Techlife een bedrag ter hoogte van de waarborgsom.
3.7
Het hof volgt Techlife hierin niet, net zomin als de rechtbank. Die heeft overwogen dat Techlife na de overnamedatum hoe dan ook € 36.300 moest betalen: ofwel aan F2C, ofwel aan de verhuurder Perriko. Het daarmee overeenstemmende oordeel van het hof wordt hierna toegelicht.
3.8
Het hof vat de afspraak over de ‘deposit’ zo op, dat de natuurlijke personen die optraden als (indirect) aandeelhouders/bestuurders van de bij de aandelenoverdracht betrokken vennootschappen, zijn overeengekomen dat restitutie van de deposit (waarborgsom) onderdeel is van de overnameovereenkomst. Die afspraak – die alleen is vastgelegd in de whatsapp-berichten van 12 juli 2021 – zag op het geval dat zich ten tijde van de aandelenoverdracht nog een waarborgsom onder Perriko bevond. Daarbij handelde [naam1] op 12 juli voor Techlife en [naam2] voor Smart Orange. De constructie moet dan ook worden gekwalificeerd als een toezegging die Techlife (toen nog vertegenwoordigd door [naam1] ) en Smart Orange met instemming van [naam2] hebben gegeven ten gunste van [naam1] en diens vennootschap F2C. Smart Orange en Techlife (waarvan Smart Orange daags na deze afspraak enig aandeelhouder zou worden) waren op basis van die afspraak gehouden om het bedrag van een eventueel ten tijde van de aandelenoverdracht bij de verhuurder berustende waarborgsom te vergoeden aan [naam1] of diens vennootschap F2C.
3.9
Techlife heeft gesuggereerd dat [naam2] er bij het maken van deze afspraak ten onrechte van uitging dat de aandelenoverdracht zou leiden tot een nieuwe huurrelatie. Volgens Techlife ging [naam2] er daarom ook ten onrechte van uit dat verhuurder Perriko de waarborgsom zou moeten terugbetalen aan F2C en dat Smart Orange/het nieuwe Techlife zou opdraaien voor een nieuwe waarborgsom. Nog daargelaten dat Techlife niet heeft aangevoerd dat [naam1] daar ook van uitging of van uit had moeten gaan, geldt dat dat misverstand aan de hiervoor geschetste strekking van de afspraak niets zou hebben veranderd. Die strekking is immers dat de huurverplichtingen die betrekking hebben op de periode ná de datum van de aandelenoverdracht, voor rekening komen van Smart Orange/het nieuwe Techlife, en dat de laatstgenoemde partijen daarom ook de daarvoor benodigde waarborgsom voor hun rekening moeten nemen.
3.1
Hoewel de toezegging van [naam2] over de ‘deposit’ enigszins terloops aan andere afspraken is toegevoegd, en [naam1] en [naam2] zich niet zozeer om de juridische constructie lijken te hebben bekommerd (of zich daarin hebben vergist), is de hiervoor gegeven uitleg van die toezegging de enig aannemelijke. Een andere uitleg is ook niet gegeven. De strekking van deze specifieke afspraak is dan als gezegd dat F2C in aanvulling op de overnamesom aanspraak kon maken op restitutie door Techlife/Smart Orange van een door haar betaalde waarborgsom, omdat de vordering op Perriko tot terugbetaling van die waarborgsom bij Techlife bleef rusten.
3.11
Aan de vordering van Techlife wordt ten grondslag gelegd dat die waarborgsom ten tijde van de aandelenoverdracht nog helemaal
nietonder Perriko rustte. Zoals gezegd is dat, nu dit door F2C niet voldoende gemotiveerd betwist is, ook wat in deze procedure moet worden aangenomen. Maar als daarvan moet worden uitgegaan, dan zou een vordering van Techlife tot betaling ervan door F2C onverenigbaar zijn met de hiervoor besproken afspraak dat de vordering tot terugbetaling van die waarborgsom bij Techlife bleef rusten en dat Techlife/Smart Orange die waarborgsom zou terugbetalen aan [naam1] of zijn vennootschap F2C. Dat betekent dat de door F2C gegeven garantie geen betrekking kan hebben op betaling van die waarborgsom.
3.12
Techlife heeft nog aangevoerd dat F2C voorafgaand aan de aandelenoverdracht heeft gezwegen over de achterstallige huurbetalingen, vervallen huurkortingen, boetes, rentes, kosten en de verplichting om een nieuwe waarborgsom te storten. Zij baseert daarop een beroep op vernietiging van de afspraak over de waarborgsom wegens dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden: Als zij van een juiste voorstelling van zaken was uitgegaan, zou een afspraak over terugstorting van een mogelijke waarborgsom volgens haar al helemaal niet zijn gemaakt.
3.13
Dat deze reactie zou zijn beperkt tot de afspraak over de waarborgsom, acht het hof onaannemelijk. Met de gegeven opsomming van huurachterstanden, boetes, rentes en kosten ligt dat immers niet voor de hand. Een beroep op vernietiging van de afspraken die al deze tekortkomingen treft, raakt het geheel van de gemaakte afspraken – ook de gegeven garantie. Een vernietiging daarvan zou in de weg staan aan de vordering van Techlife, nu die juist op deze afspraken is gebaseerd. Omdat het beroep op wilsgebreken daarmee onvoldoende is onderbouwd, ziet het hof geen ruimte voor bewijsvoering op dit punt. Overigens blijkt ook niet dat Techlife haar verklaring dat zij de overeenkomst (gedeeltelijk) vernietigt, mede gericht heeft tot Smart Orange. Het beroep op vernietiging is ook reeds om die reden tevergeefs (zie artikel 3:50 lid 1 BW).
De door Techlife gevorderde boetes (€ 28.339,84 en € 11.750) en buitengerechtelijke kosten (€ 15.000)
3.14
Ook een aantal andere vorderingen van Techlife is gebaseerd op de garantie van F2C. Daarbij gaat het om boetes en buitengerechtelijke kosten die door Perriko van Techlife worden gevorderd. Het hof schets hierna de achtergrond van die vorderingen.
3.15
De coronacrisis heeft bij Techlife tot sluiting van de winkel geleid en tot betalingsproblemen. Daarover heeft zij in het voorjaar van 2021 met Perriko afspraken gemaakt. Die hielden onder meer een huurkorting in en de verplichting van Techlife om uiterlijk op 1 juni 2021 de exploitatie van het gehuurde te hervatten. De huurkorting zou vervallen als Techlife tot en met 1 juli 2022 niet stipt aan haar daarna bestaande verplichtingen zou hebben voldaan. In een brief die Van der Kooy Vastgoed namens Perriko op 19 juni 2021 aan Techlife schreef, wordt echter opgemerkt dat de winkel (Mistore) als enige onderneming aan de Korte Lijnbaan gesloten was gebleven gedurende de gehele periode dat exploitatie mogelijk was (exploitatie was na 3 maart 2021 weer toegestaan). Onder meer om die reden heeft Perriko in deze brief de nadere overeenkomst omtrent de huur en de huurkortingen ontbonden. Zij heeft vervolgens aanspraak gemaakt op restitutie van de voorwaardelijk verleende huurkortingen (€ 25.589,84), op betaling van contractuele rentes en boetes (€ 32.000) en op vergoeding van buitengerechtelijke kosten (€ 15.000). Deze aanspraak is later herhaald in een e-mail van 26 oktober 2021, die met deels gewijzigde bedragen en onder verrekening van de tweede waarborgsom resulteerde in een vordering van € 96.689,84. In de reconventionele vordering is er ook van uitgegaan dat de waarborgsom is verrekend, te weten met de restitutievordering, met een op grond van artikel 25.3 van de Algemene Bepalingen verschuldigde rente (huurachterstanden) [2] en deels met een op grond van de artikelen 5.1, 9.7 en 31 van deze bepalingen over de periode 3 maart 2021 tot en met 12 juli 2021 verschuldigde boete (€ 28.339,84) [3] . Gehandhaafd is het restant van die vordering en een op de artikelen 26 en 31 van de bepalingen gebaseerde vordering over de periode 24 april - 10 juni 2021 (€ 11.750) [4] .
3.16
In de conclusie van eis in reconventie heeft Techlife deze vorderingen toegelicht en onderbouwd. F2C heeft bij herhaling opgemerkt dat een en ander door haar gemotiveerd is bestreden, maar het hof treft in het dossier geen onderbouwing van dat verweer aan: noch de toepasselijkheid van de algemene bepalingen, noch de ontbinding van de nadere afspraak of het gevolg daarvan wordt door haar voldoende gemotiveerd ter discussie gesteld. Ten aanzien van de (berekening van) de rente en boetes of de mogelijkheid tot verrekening met de tweede waarborgsom ontbreekt evenzeer een gemotiveerd verweer. Ook een verweer met betrekking tot de mogelijkheid van matiging van de boetes is niet gevoerd. Dat Techlife de betreffende bedragen al aan Perriko betaald heeft, is – anders dan F2C betoogt – niet nodig of vereist. Techlife heeft toegelicht dat Perriko de incasso van haar vordering op Techlife heeft opgeschort in afwachting van de uitkomst van deze procedure. Techlife heeft echter voldoende aangetoond dat zij de betreffende bedragen aan Perriko dient te vergoeden en dat deze bedragen daarom ook door haar aan Perriko moeten worden uitbetaald.
3.17
Het hof deelt dus niet het standpunt van de rechtbank dat Techlife heeft nagelaten met stukken te onderbouwen waarom deze vorderingen zo evident waren dat geen verweer mogelijk was; hoewel de stelplicht omtrent het bestaan van de vorderingen bij Techlife rust (waaraan is voldaan), heeft F2C in het kader van haar verweer de verplichting gemotiveerd te betwisten wat daaromtrent wordt aangevoerd. Dat is met name het geval omdat het vorderingen betreft uit de periode dat F2C nog aandeelhouder en bestuurder van de huurder was. In die verplichting is F2C tekortgeschoten. De boetes zullen daarom worden toegewezen voor zover ze tot geldbedragen zijn te herleiden. Voor zover het om pm-posten gaat, is de vordering onvoldoende bepaald.
3.18
Wat hiervoor over de boetes is overwogen, geldt ook voor de buitengerechtelijke kosten die op grond van artikel 30.1 van de Algemene Bepalingen zijn gevorderd [5] . Het hof zal die vordering overeenkomstig de Algemene Bepalingen toewijzen..
De restitutievordering van Techlife (4 x € 8.729 aan coronasubsidie)
3.19
De vordering van Techlife ten aanzien van onterecht ontvangen subsidies sluit letterlijk aan bij rechtsoverweging 4.9 van het vonnis van 29 maart 2023. Daar is overwogen dat partijen er rekening mee zullen moeten houden dat zodra de overheid aan Techlife laat weten hoeveel zij aan teveel uitgekeerde NOW-subsidie moet terugbetalen, Techlife F2C hiervan op de hoogte moet stellen. Vervolgens zal Techlife F2C de gelegenheid moeten geven namens Techlife tegen deze vordering bezwaar te maken.
3.2
F2C heeft van meet af aan erkend dat de terugbetalingsverplichting ten aanzien van ten onrechte verleende NOW-subsidie voor haar rekening komt indien en zodra deze verplichting definitief is. De in de vordering opgenomen voorwaarden die in haar belang zijn, bestrijdt zij uiteraard niet. Ook voor het overige is deze vordering niet bestreden. Naar het oordeel van het hof heeft Techlife er gegeven de aard en omvang van het gehele geschil ook belang bij dat een en ander in een dictum wordt vastgelegd. Daarom zal de vordering in iets aangepaste vorm worden toegewezen.
De conclusie
3.21
Het hoger beroep van F2C slaagt niet. Dat van Techlife voor een belangrijk deel wel. Omdat F2C zowel in het principaal als in het incidenteel appel (overwegend) in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep en bij de rechtbank (de reconventie) veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [6] De gewijzigde vordering van Techlife zal ook worden toegewezen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 29 maart 2023 voor zover dat in conventie is gewezen;
vernietigt dit vonnis voor zover het in reconventie is gewezen en beslist het volgende:
veroordeelt F2C tot betaling aan Techlife van € 28.339,84 ter zake van contractuele boetes ingevolge de artikelen 5.1 en 9.7 jo. 31 AB over de periode 3 maart 2021 tot en met 12 juli 2021;
veroordeelt F2C tot betaling aan Techlife van € 11.750 ter zake van contractuele boetes ingevolge de artikelen 26 en 31 AB over de periode 24 april 2021 tot en met 10 juni 2021;
veroordeelt F2C tot betaling aan Techlife van € 6.013 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt F2C om aan Techlife de bedragen te betalen die de overheid bij wijze van onterecht verleende overheidssteun wegens de Covid-maatregelen in de periode van maart 2020 tot en met 13 juli 2021 van Techlife terug vordert voorzover en in het geval deze vordering van de overheid op Techlife onherroepelijk vaststaat;
vermeerdert die verplichting met de verplichting tot betaling van de wettelijke rente vanaf 14 dagen voor zover F2C in verzuim blijft om aan deze veroordeling te voldoen;
verbindt aan deze veroordeling de voorwaarde dat F2C behoorlijk in staat is gesteld tegen de vorderingen van de overheid voor eigen rekening en risico bezwaar te maken;
veroordeelt F2C tot betaling van de volgende proceskosten van Techlife in de reconventie tot aan de uitspraak van de rechtbank
nihil procedurele kosten
€ 2.428 aan salaris van de advocaat van Techlife (2 procespunten x tarief IV)
en tot betaling van de volgende proceskosten van Techlife in het principaal en incidenteel hoger beroep:
€ 2.135 procedurele kosten
€ 5.355 aan salaris van de advocaat van Techlife (2 procespunten x appeltarief III; 0,5 x 2 x appeltarief IV)
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door M.W. Zandbergen, D.H. de Witte en A.A.J. Smelt, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
5 november 2024.

Voetnoten

1.Een tweede betaling van de waarborgsom, nadat een eerste betaling was gedaan door het inroepen van een bankgarantie. Die eerste betaling rust niet als waarborgsom onder Perriko, omdat zij die heeft verrekend met vorderingen op Techlife. Deze eerste betaling speelt nu geen rol.
2.Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt huurder aan verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 1% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300 per maand.
3.Een boete van € 250 per kalenderdag voor elke kalenderdag dat huurder in verzuim is ten aanzien van de contractuele bepalingen omtrent gebruik, bedrijfsuitoefening en openstelling van het gehuurde.
4.Een boete van € 250 per kalenderdag voor elke kalenderdag dat huurder in verzuim is ten aanzien van de contractuele bepalingen omtrent de bankgarantie en de waarborgsom.
5.In alle gevallen waarin verhuurder een sommatie, een ingebrekestelling of een exploot aan huurder doet uitbrengen of in geval van procedures tegen huurder om deze tot nakoming van de huurovereenkomst of tot ontruiming te dwingen, is huurder verplicht alle daarvoor gemaakte redelijke kosten– met uitzondering van de ingevolge een definitieve rechterlijke beslissing door verhuurder te betalen proceskosten – aan verhuurder te voldoen. De gemaakte redelijke kosten worden tussen partijen bij voorbaat vastgesteld op een bedrag dat als volgt wordt berekend: 15% over de hoofdsom met een maximum van € 15.000.
6.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.