Uitspraak
[appellante],
Hoist,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, dat op 20 juni 2023 is uitgesproken. De kern van het geschil betreft de vorderingen van Hoist Kredit AB, die zijn ontstaan uit energieleveringen door Essent. [appellante] betwist de toewijsbaarheid van deze vorderingen, met name het tijdstip van de cessie van de vordering aan Hoist, en stelt dat de vorderingen inmiddels zijn verjaard.
De procedure in hoger beroep is gestart na een veroordeling van [appellante] tot betaling van een bedrag van € 4.343,07, inclusief wettelijke rente en proceskosten. Het hof heeft de bezwaren van [appellante] thematisch behandeld, waarbij het de verjaringstermijnen en de stuiting van de verjaring heeft onderzocht. Het hof oordeelt dat de dagvaarding van 20 augustus 2014, waarin de cessie aan Hoist werd medegedeeld, de verjaring heeft gestuit, ondanks de bewering van [appellante] dat zij niet op de hoogte was van deze dagvaarding.
Het hof concludeert dat de vordering van Hoist niet is verjaard en dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat [appellante] tot betaling is veroordeeld. Het hoger beroep wordt verworpen, en [appellante] wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep. De beslissing van het hof bevestigt de eerdere uitspraak van de kantonrechter, en de proceskosten worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard.