Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 15 november 2022;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met bijlage(n);
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;
- een journaalbericht namens de man van 17 februari 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vrouw van 26 oktober 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de man van 30 oktober 2023 met bijlage(n).
3.De feiten
“
Gemeenschap van inboedel
door echtscheiding, alsmede bij scheiding van tafel en bedzullen de echtgenoten met elkaar afrekenen alsof zij in algehele gemeenschap van goederen gehuwd waren, met inachtneming van hetgeen hierna is bepaald ten aanzien van de pensioenrechten. Buiten de afrekening blijven echter alle aanbrengsten ten huwelijk, al wat krachtens erfrecht of door schenking is verkregen, de opbrengst van een en ander en wat voor een en ander in de plaats is gekomen, alsmede wat klaarblijkelijk onverteerd is gebleven van hetgeen op grond van de jaarlijkse verrekening werd verkregen.
“
door de heer [verweerder] wordt ten huwelijk aangebracht:1. alle activa en passiva van de door hem onder de naam [naam1] te [plaats1] en [plaats2] uitgeoefende garagebedrijven, welke activa en passiva blijken uit een door [naam2] te [plaats3] opgemaakte balans per 1 januari 1991, welke activa en passiva zullen worden ingebracht in een nog op te richten besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid;
2. schuld aan mevrouw [verzoekster] wegens achterstallig salaris over 1990 en 1991 ten bedrage van
ƒ 33.000,--
1 september 1992 is de akte van inbreng verleden. De man heeft daarbij ter volstorting van de aandelen in de bv de activa en passiva van zijn eenmanszaak ingebracht vanaf 1 januari 1991. Aan de akte van inbreng is de balans van de eenmanszaak van 1 januari 1991 gehecht.
- bepaald dat de man een nominaal vergoedingsrecht heeft op de gemeenschap van
€ 14.974,75 (onder 4.6);
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en bepaald is dat partijen hun eigen proceskosten betalen.
4.De omvang van het geschil
I. de verdeling van de woningen staande en gelegen aan de [adres1] 33 en 37 te
€ 1.000,- per dag of dagdeel dat hij hiermee in gebreke blijft;
I. de man een vordering heeft op de gemeenschap van woning van € 482.057,81
althans subsidiair dat de man een vordering heeft op de gemeenschap van woning van € 46.719,46 en dat de man voor de aflossingen na 18 maart 2021 een regresvordering heeft op de vrouw ter grootte van de helft van de aflossingen totdat de woning is verkocht en geleverd;
5.De motivering van de beslissingIn de zaak met zaaknummer 200.318.749/01 (de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk)
Aandelen in de bv aangebracht ten huwelijk?
Afwijken van de huwelijkse voorwaarden?
Vergoedingsrechten van de man
€ 1.019.110,- en bruto opbrengst aandelen: € 800.000,-).
Uit het dossier blijkt bovendien dat er, nadat de dividenduitkering en de verkoopopbrengst van de aandelen op de en/of-betaalrekening waren gestort, veelvuldig bedragen heen en weer zijn geschoven tussen verschillende (deels nieuw geopende) bankrekeningen van partijen. Ter zitting hebben partijen daarover verklaard dat dit vermoedelijk is gedaan om zoveel mogelijk rente over de ontvangen gelden te kunnen ontvangen. De vrouw stelt naar het oordeel van het hof terecht dat de dividenduitkering en de verkoopopbrengst van de aandelen vermengd zijn geraakt met andere bedragen die op de gezamenlijke rekening van partijen eindigend op [nummer3] binnenkwamen, waaronder de rente op de aan de zwager en de zus van de vrouw verstrekte lening, de huurinkomsten die partijen hadden uit de verhuur van de woning [adres2] 1 in [plaats4] , de overwaarde die bij de verkoop van die woning is gerealiseerd, de overwaarde die bij de verkoop van de woning [adres3] 6 in [plaats5] is gerealiseerd en de inkomsten die de vrouw ontving uit haar UWV-uitkering. De man heeft dit onvoldoende gemotiveerd weersproken. Voor zover hij stelt dat deze bedragen volledig zijn besteed aan de kosten van de huishouding, had het op zijn weg gelegen om dat door het overleggen van bankafschriften te onderbouwen.
€ 320.363,32 en € 46.719,46, die in de woningen aan de [adres1] zijn geïnvesteerd, volledig vanuit het privévermogen van de man zijn voldaan en dat het saldo op de effectenrekening volledig met privévermogen van hem is gevormd. Het hof ziet aanleiding om een schatting te maken van het deel van de investeringen van € 320.363,32 en € 46.719,46 en van het saldo van de effectenrekening dat is gevormd door privévermogen van de man.
€ 1.275.114,49 dat aan partijen gezamenlijk toekwam. Dit bedrag, vermeerderd met de netto opbrengst van de aandelen, maakt dat het totale gegenereerde vermogen (gezamenlijk dan wel privé van de man) € 2.642.604,49 bedroeg. Daarvan uitgaande bedraagt het percentage van het aan partijen gezamenlijk toekomende bedrag (€ 1.275.114,49 / € 2.642.604,49 =) 48,25% van het totale vermogen en het aan de man in privé toekomende bedrag
(€ 1.367.490,- / € 2.642.604,49 =) 51,75% van het totale vermogen.
* Natuurlijke verbintenis/de eisen van redelijkheid en billijkheid
* Beleggingsleer?
De draagplicht voor de schuld aan de bv van dochter [de dochter]
Vergoedingsvordering van de vrouw op de man van € 14.974,75
Vergoedingsvordering vanwege beleggingsverliezen?
€ 515.086,40 toekomt aan de man en een bedrag van € 163.775,41 aan de vrouw. Niet in geschil is dat die rekening zal worden toegedeeld aan de man.
6.De beslissing
29 augustus 2022, voor zover het betreft de beslissingen 4.4, 4.5, 4.7 en 4.10 en in zoverre opnieuw beschikkende:
29 augustus 2022, voor het overige, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;