ECLI:NL:GHARL:2024:6673

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
21-003510-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling voor diefstal met geweld door meerdere personen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor diefstal met geweld, gepleegd in vereniging met anderen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging kwam. De verdachte is veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de geweldscomponent is vrijgesproken. De verdachte heeft een gevangenisstraf van 242 dagen opgelegd gekregen, met aftrek van het voorarrest. De zaak betreft een woninginbraak waarbij de verdachte en medeverdachten in de nacht van 12 op 13 april 2019 een woning binnendrongen, het slachtoffer ernstig mishandelden en goederen ontvreemdden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de voorbereiding en uitvoering van de inbraak, maar niet dat zij opzet had op het geweld dat door een medeverdachte werd gebruikt. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003510-22
Uitspraak d.d.: 25 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 11 augustus 2022 met parketnummer
18-163621-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
wonende te [woonplaats]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 oktober 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw,
mr. K.K. Hansen Löve, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte veroordeeld voor het onder 1 primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van het voorarrest. Verder heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] volledig toegewezen, te weten tot een bedrag van € 5.112,50, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verdachte is hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het toegewezen bedrag.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 17 februari 2021- tenlastegelegd dat:
1.
primairzij in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te [plaats] , omstreeks 23.30 uur - 04.30 uur, in elke geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aldaar aan de [adres 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee met daarin US dollars en/of een kaartje en/of een TV van het merk Philips en/of een doosje met daarin munten en speldjes en broches en/of een doosje met daarin een "van Nelle" lepel en/of twee dasspelden en/of een dasspelddoos en/of een gouden trouwring en/of een gouden zakhorloge en/of 50 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, - door in voormelde woning via een bovenlicht in te breken en/of de voordeur open te breken en/of
- op de slaapkamer van die [benadeelde] en/of elders in de woning, die [benadeelde] meermalen, althans, eenmaal (met kracht) met gebalde vuisten en/of handen en/of een voorwerp tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de rechterarm en/of elders tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of die [benadeelde] (met kracht) bij haar rechterarm beet te pakken en/of een kussen, althans een voorwerp, met kracht op het gezicht en/of op de hals en/of het strottenhoofd van die [benadeelde] te drukken en/of gedrukt te houden en/of op andere wijze geweld op/tegen het hoofd en/of op het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [benadeelde] uit te oefenen en/of zulks terwijl die [benadeelde] op haar bed lag, welk feit zwaar lichamelijk letsel voor die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad,
te weten een breuk in het linker jukbeen, breuken in de wand en bodem van de neusbijholten zowel links als rechts en een breuk in de bodem van de rechter oogkas
of
zij in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te [plaats] , omstreeks 23.30 uur - 04.30 uur, in elke geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aldaar aan de [adres 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met daarin US dollars en/of een kaartje en/of een TV van het merk Philips en/of een doosje met daarin munten en speldjes en broches en/of doosje met daarin een "van Nelle" lepel en/of twee dasspelden en/of een dasspelddoos en/of een gouden trouwring en/of een gouden zakhorloge en/of 50 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , door
- in voormelde woning via een bovenlicht in te breken en/of de voordeur open te breken en/of
- op de slaapkamer van die [benadeelde] en/of elders in de woning, die [benadeelde] meermalen, althans, eenmaal (met kracht) met gebalde vuisten en/of handen en/of een voorwerp tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de rechterarm en/of elders tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of die [benadeelde] (met kracht) bij haar rechterarm beet te pakken en/of een kussen, althans een voorwerp, met kracht op het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [benadeelde] te drukken en/of gedrukt te houden en/of op andere wijze geweld op/tegen het hoofd en/of op het gezicht en/of op de hals en/of het strottenhoofd van die [benadeelde] uit te oefenen en/of zulks terwijl die [benadeelde] op haar bed lag, welk feit zwaar lichamelijk letsel voor die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad, te weten een breuk in het linker jukbeen, breuken in de wand en bodem van de neusbijholten zowel links als rechts en een breuk in de bodem van de rechter oogkas.
1.
subsidiairdat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , tezamen en in vereniging althans alleen, in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te [plaats] , omstreeks het tijdvak 23.30 uur - 04.30 uur, in elke geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aldaar aan de [adres 1] een portemonnee met daarin US dollars en/of een kaartje en/of een TV van het merk Philips en/of een doosje met daarin munten en speldjes en broches en/of doosje met daarin een "van Nelle" lepel en/of twee dasspelden en/of een dasspelddoos en/of een gouden trouwring en/of een gouden zakhorloge en/of 50 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of verdachte toebehoorde, te weten aan [benadeelde] heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] ,
- in voormelde woning via een bovenlicht heeft/hebben ingebroken en/of de voordeur heeft/hebben opengebroken en/of
- op de slaapkamer van die [benadeelde] en/of elders in de woning, die [benadeelde] meermalen, althans, eenmaal (met kracht) met gebalde vuisten en/of handen en/of een voorwerp tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de rechterarm en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of die [benadeelde] (met kracht) bij haar rechterarm beet heeft/hebben gepakt en/of een kussen, althans een voorwerp, (met kracht) op het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [benadeelde] heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of op andere wijze geweld op/tegen het hoofd en/of op het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [benadeelde] heeft/ hebben uitgeoefend en/of zulks terwijl die [benadeelde] op haar bed lag, welk feit zwaar lichamelijk letsel voor die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad, te weten een breuk in het linker jukbeen, breuken in de wand en bodem van de neusbijholten zowel links als rechts en een breuk in de bodem van de rechter oogkas, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te [plaats] , opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door nabij die woning op de uitkijk te staan teneinde te kunnen waarschuwen bij onraad en/of uit de woning weggenomen goederen aan te pakken en/of te vervoeren en/of in de auto te zetten, althans op enigerlei wijze opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft.
of
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , tezamen en in vereniging althans alleen, in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te [plaats] , omstreeks het tijdvak 23.30 uur - 04.30 uur, in elke geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aldaar aan de [adres 1] met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met daarin US dollars en/of een kaartje en/of een TV van het merk Philips en/of een doosje met daarin munten en speldjes en broches en/of doosje met daarin een "van Nelle" lepel en/of twee dasspelden en/of een dasspelddoos en/of een gouden trouwring en/of een gouden zakhorloge en/of en 50 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of verdachte toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , door in
- voormelde woning via een bovenlicht in te breken en/of de voordeur open te breken en/of
- op de slaapkamer van die [benadeelde] en/of elders in de woning, die [benadeelde] meermalen, althans, eenmaal (met kracht) met (gebalde) vuisten en/of handen en/of een voorwerp tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de rechterarm en/of elders tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of die [benadeelde] (met kracht) bij haar rechterarm beet te pakken en/of een kussen, althans een voorwerp, met kracht op het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [benadeelde] te drukken en/of gedrukt te houden en/of op andere wijze geweld op/tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [benadeelde] uit te oefenen en/of zulks terwijl die [benadeelde] op haar bed lag, welk feit zwaar lichamelijk letsel voor die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad, te weten een breuk in het linker jukbeen, breuken in de wand en bodem van de neusbijholten zowel links als rechts en een breuk in de bodem van de rechter oogkas, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te [plaats] , opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door nabij die woning op de uitkijk te staan teneinde te kunnen waarschuwen bij onraad en/of uit de woning weggenomen goederen aan te pakken en/of vervoeren en/of in de auto te zetten, althans op enigerlei wijze opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair tenlastegelegde diefstal met geweld, gepleegd in vereniging met de medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . De advocaat-generaal heeft daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat tussen verdachte en de medeverdachten sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en dat de bijdrage van verdachte van voldoende intellectueel en/of materieel gewicht is geweest om te kunnen spreken van medeplegen.
Daarnaast heeft verdachte, gelet op haar betrokkenheid bij de overval, bewust de aanmerkelijk kans op het toegepaste geweld op het slachtoffer aanvaard. De advocaat-generaal acht het door de verdediging geschetste alternatieve scenario niet geloofwaardig.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Daartoe heeft de raadsvrouw – kort samengevat – aangevoerd dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 3] tegenover de politie onbetrouwbaar zijn en moeten worden uitgesloten van het bewijs. Er is volgens de raadsvrouw onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om tot enige strafbare deelnemingsvorm te komen,
nu verdachte stelt dat het haar is overkomen en dat zij geen wetenschap en bijdrage/rol heeft gehad bij het bedenken en het uitvoeren van het criminele plan om in te breken in woningen. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van betrokkenheid bij de geweldscomponent, nu verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het geweld.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
Algemeen
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat in de woning van [benadeelde] (hierna: het slachtoffer) in de nacht van 12 op 13 april 2019 aan [adres 1] te [plaats] is ingebroken, dat het slachtoffer toen ernstig is mishandeld en dat er spullen uit haar woning zijn ontvreemd die later (deels) zijn teruggevonden in de woning van verdachte, tevens de verblijfplaats van medeverdachte [medeverdachte 2] , en in de woning van medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] in Duitsland.
Het hof stelt op basis van forensisch bewijs vast dat [medeverdachte 2] in de woning van het slachtoffer is geweest ten tijde van de overval. Het hof heeft zich daarbij gebaseerd op de omstandigheid dat DNA is aangetroffen op de tape waarmee de buitenlamp van de woning van het slachtoffer was afgeplakt, in een bloedspoor achter het bed van het slachtoffer en in een bloedspoor op een laken dat afkomstig is uit de woning van het slachtoffer en dat dit DNA van [medeverdachte 2] afkomstig kan zijn (matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard). [medeverdachte 2] is ook op basis van de analyse van historische verkeersgegevens bij de plaats delict te brengen en in zijn verblijfadres, de woning van verdachte, is een deel van de buit aangetroffen.
Het hof leidt uit deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien af dat [medeverdachte 2] , al dan niet alleen, degene is geweest die de gewelddadige overval heeft uitgevoerd.
Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep haar betrokkenheid bij de woningoverval ontkend. Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg onder meer verklaard dat zij in die bewuste nacht met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in [plaats] is geweest en dat zij, nadat [medeverdachte 2] van de auto was weggelopen, enige tijd in de omgeving van – wat later bleek de plaats delict te zijn – heeft rondgelopen om hem te zoeken. Verdachte heeft verder verklaard dat zij op dat moment erg dronken was en dat het haar daarom niet is gelukt om [medeverdachte 2] tijdens haar zoektocht te bellen. Het intoetsen van zijn nummer op haar telefoon lukte niet, al heeft zij nog wel verbinding gekregen met zijn voicemail. Door haar dronkenschap kan zich niet herinneren wat zich die avond en nacht allemaal heeft afgespeeld en met wie zij – naast [medeverdachte 3] – uiteindelijk terug naar Duitsland is gereden. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep gelijkluidend verklaard en heeft daarnaast opgemerkt dat zij die nacht verward en zenuwachtig was.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 3]
heeft op 4 en 5 juli 2020 bij de politie verklaringen afgelegd die belastend zijn voor zichzelf, verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 3] is tijdens zijn verhoor op
16 februari 2021 bij de rechter-commissaris op bepaalde belastende onderdelen van die verklaringen teruggekomen en heeft – kort gezegd – aangegeven dat de politie enerzijds zijn verklaringen heeft vervormd en dat hij anderzijds niet veel van de vragen van de politie heeft begrepen, omdat hij ’s nachts door hen uit zijn slaap werd gehouden.
Evenals de rechtbank overweegt het hof dat niet is gebleken dat [medeverdachte 3] – die tweemaal in aanwezigheid van zijn raadsman is gehoord – door de politie dusdanig onder druk is gezet, of vragen niet heeft begrepen, dat hij in strijd met de waarheid heeft verklaard. Evenmin ziet het hof aanleiding te veronderstellen dat de politie de verklaringen van [medeverdachte 3] onjuist op papier heeft gezet, temeer nu [medeverdachte 3] blijkens de betreffende processen-verbaal van verhoor na voorlezing in beide verklaringen, heeft volhard en die heeft ondertekend.
Bovendien vinden de door [medeverdachte 3] afgelegde verklaringen bij de politie ondersteuning in ander – objectief – bewijsmateriaal, zoals de telefoongegevens van verdachte en medeverdachten, DNA-sporen en de aangetroffen gestolen goederen in de woningen van verdachte en medeverdachten in Duitsland.
Dat [medeverdachte 3] op een later moment op bepaalde belastende onderdelen van zijn verklaringen bij de politie is teruggekomen, acht het hof goed verklaarbaar. Blijkens getapte telefoongesprekken van [medeverdachte 2] komt naar voren dat hij onder meer heeft gezegd:
Het hof acht het onder bovengenoemde omstandigheden aannemelijk dat [medeverdachte 2] en/of verdachte direct of indirect druk hebben uitgeoefend op [medeverdachte 3] om zijn verklaring aan te passen.
Op grond van het bovenstaande ziet het hof dan ook in hetgeen [medeverdachte 3] bij de rechter-commissaris heeft verklaard geen reden om aan de juistheid van zijn eerdere verklaringen bij de politie te twijfelen.
Medeplegen
Bij de beantwoording van de vraag of verdachte als medepleger aan het feit kan worden aangemerkt overweegt het hof als volgt.
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste
samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde -
intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zijn op 12 april 2019 in het begin van de avond in een grijze BMW met Lets kenteken vanuit Duitsland via de [wegnummer] naar de stad [plaats] gereden. [medeverdachte 3] was de chauffeur. Uit de analyse van historische verkeergegevens waarbij het aanstralen van telefoonmasten door telefoonnummers,
in gebruik bij verdachten, is onderzocht blijkt dat verdachten om ongeveer 20.00 uur in [plaats] zijn aangekomen en zich van ongeveer 21.37 uur tot 4.00 uur 's nachts, in de omgeving van de woning van het slachtoffer hebben bevonden.
Uit het onderzoek naar de telefoonnummers van verdachten en de verklaring van verdachte
bij de politie leidt het hof af dat van de twee Duitse telefoonnummers, eindigend op
[nummer 1] en [nummer 2] , beide op naam en/of in gebruik bij verdachte en/of [medeverdachte 2] , het nummer eindigend op [nummer 1] die nacht in gebruik was bij verdachte.
Het hof leidt uit de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 3] , in combinatie met de historische verkeersgegevens, af dat verdachten tussen 20.00 uur en 21.37 uur een gelegenheid in [plaats] hebben bezocht. [medeverdachte 3] heeft verder verklaard dat bij hen toen het plan ontstond om naar huizen te gaan waar wat te stelen viel. Het hof gaat er dan ook vanuit dat verdachten rond 21.37 uur in de omgeving van de woning van het slachtoffer terecht zijn gekomen in hun kennelijke zoektocht naar huizen om in te breken.
[medeverdachte 3] heeft verder verklaard dat [medeverdachte 2] , toen ze op een gegeven moment langzaam reden, uit de auto sprong, terwijl deze nog reed en ergens naar toe rende. Daarop heeft [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] gebeld en hem gezegd waar hij naartoe moest rijden. Toen verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] op de door [medeverdachte 2] aangewezen plek waren aangekomen, troffen ze [medeverdachte 2] daar aan die een rol tape uit de kofferbak van de auto pakte en op pad ging. Verdachte stapte uit de auto en liep ook weg en even later volgde [medeverdachte 1] . [medeverdachte 3] bleef alleen bij de auto achter en werd na ongeveer een uur door hen gebeld waarbij hem werd verteld waar hij naartoe moest rijden. Aangekomen op de aangewezen plek trof hij
verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aan bij een prullenbak dan wel container. [medeverdachte 1] kwam
vervolgens met een televisie aangelopen die hij in de kofferbak van de auto plaatste.
Verdachte en [medeverdachte 2] stapten ook in de auto en [medeverdachte 2] zijn gezicht was kapotgeslagen.
Het hof overweegt dat niet is vast te stellen wat zich in de tijdsspanne van 21.37 uur tot
4
uur precies heeft afgespeeld. Verdachte en medeverdachten hebben daar wisselend en
niet gelijkluidend over verklaard. Wat wel vast staat is dat de overval heeft plaatsgevonden
na 23.30 uur, nu het slachtoffer heeft verklaard dat zij op dat tijdstip naar bed is gegaan en er toen nog niets aan de hand was.
Verder leidt het hof uit de bewijsmiddelen af dat [medeverdachte 2] met de tape die hij uit de auto van [medeverdachte 3] heeft gepakt voordat hij bij die auto is weggelopen, de bewegingssensor van de buitenlamp van de woning van het slachtoffer heeft afgeplakt. Uit meerdere braaksporen is verder af te leiden dat op verschillende manieren is getracht de voordeur te openen en dat een bovenraam naast de voordeur is vernield. Op enig moment is [medeverdachte 2] de woning binnengegaan en heeft daar de zeer gewelddadige overval gepleegd.
[getuige 1] heeft om ongeveer 01.30 uur bij een afvalcontainer voor de woning aan de
[adres 2] een vrouw zien staan, terwijl zij gerommel bij die container hoorde.
De volgende dag is op die plaats door [getuige 2] een deel van de buit gevonden, te weten een dasspelddoosje met daarop bloed van [medeverdachte 1] . [getuige 1] heeft verder gezien dat de vrouw daarna wegliep in de richting van de garage aan het eind van de straat, waar in ieder geval van 01.00 uur tot 01.20 uur een BMW met Lets kenteken heeft gestaan, zo leidt het hof uit de verklaring van [getuige 3] af. Op grond van deze bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt het hof tot de conclusie dat verdachte deze vrouw is geweest.
Uit deze gang van zaken is af te leiden dat verdachte en [medeverdachte 2] vrijwel gelijktijdig van de
auto zijn weggelopen, even later gevolgd door [medeverdachte 1] . Verdachte heeft zich vervolgens
ongeveer een uur in de omgeving van de plaats delict bevonden, in welk uur [medeverdachte 2] (al dan
niet alleen) de overval heeft gepleegd. Na dat uur trof [medeverdachte 3] verdachte aan in gezelschap
van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met een deel van de buit. [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en verdachte zijn vervolgens samen terug gereden naar Duitsland. Verder is, zoals hiervoor is overwogen, in de woning van verdachte een deel van de buit aangetroffen. Deze feiten en omstandigheden kunnen - in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen - redengevend worden beschouwd voor het bewijs van medeplegen.
Verdachte heeft naar het oordeel van het hof geen aannemelijke verklaring gegeven die die redengevendheid zou kunnen ontzenuwen. De hiervoor opgenomen verklaring van verdachte over haar alcoholgebruik en de gevolgen die dat voor haar handelen (rond het tijdstip van de overval) en voor haar herinneringen aan de bewuste avond en nacht hebben gehad, schuift het hof als ongeloofwaardig terzijde. Het hof heeft daarbij gelet op haar andersluidende verklaring bij de politie, inhoudend dat zij niet veel gedronken kan hebben, omdat zij niet goed tegen alcohol kan. Verder wordt haar verklaring dat ze contact heeft gehad met de voicemail van [medeverdachte 2] door de historische verkeersgegevens weersproken,
nu op basis daarvan kan worden vastgesteld dat er geen contact is geweest tussen de telefoonnummers in gebruik bij verdachte en [medeverdachte 2] . De verklaring van verdachte dat zij [medeverdachte 2] is gaan zoeken, acht het hof dan ook evenmin geloofwaardig. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat verdachte die avond wel heeft gebeld met [medeverdachte 3] , maar niet met [medeverdachte 2] , terwijl dat wel voor de hand had gelegen als zij daadwerkelijk naar hem op zoek zou zijn geweest. Het hof gelooft verdachte ook niet in haar verklaring dat zij niet wist dat een deel van de buit zich in haar woning bevond. Het hof heeft daarbij gelet op de plaats waar de betreffende voorwerpen zijn aangetroffen, te weten bij de persoonlijke spullen van verdachte.
Het hof acht evenals de rechtbank op grond van het vorengaande bewezen dat verdachte als één van de medeplegers van de woninginbraak kan worden aangemerkt. Verdachte wist van het plan om te gaan inbreken en om daarvoor een geschikt huis te zoeken en is met die wetenschap met de medeverdachten mee gereden naar de omgeving van de woning van het latere slachtoffer. Nadat de overval had plaatsgevonden is zij met medeverdachten mee teruggereden naar huis in Duitsland en heeft zij gedeeld in de buit.
Alles overwegende komt het hof tot het oordeel dat verdachte samen met de
medeverdachten uitvoering heeft gegeven aan het kennelijk vooraf door hen gemaakte plan
om in te breken in een woning, wat uiteindelijk de woning van het slachtoffer is geworden.
De omstandigheid dat de exacte rol van de verdachten bij de uitvoering niet duidelijk is
geworden staat een bewezenverklaring van medeplegen van diefstal van goederen uit de woning niet in de weg.
Geweld
Ten aanzien van de vraag of het opzet van verdachte zich ook heeft uitgestrekt tot het door [medeverdachte 2] toegepaste geweld tegen het slachtoffer overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt voorop dat het voor een bewezenverklaring van medeplegen van geweld niet noodzakelijk is dat verdachten zelf een aandeel in het geweld hebben gehad. Vast moet komen te staan dat zij voorwaardelijk opzet op het tenlastegelegde geweld hebben gehad.
Het hof is van oordeel dat uit het voorhanden zijnde bewijsmateriaal niet kan worden afgeleid dat verdachte opzet heeft gehad op het toegepaste (buitensporige) geweld jegens het slachtoffer door één of meer van de medeverdachten. Naar het oordeel van het hof kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist dat (een van) de medeverdachte(n) geweld zou(den) gebruiken. Anders dan de advocaat-generaal en de rechtbank hebben aangenomen was dit naar het oordeel van het hof voor verdachte niet voorzienbaar. Niet is gebleken dat in enigerlei vorm een afspraak is gemaakt over het gebruik van geweld bij een eventuele confrontatie met een bewoner of dat verdachte zich bewust was van de mogelijkheid dat haar mededader(s) bij een confrontatie geweld zouden gebruiken. Ook anderszins blijkt niet dat verdachte (voorwaardelijk) opzet op geweld heeft gehad. Het vereiste opzet van verdachte op het gebruik van geweld kan niet uitsluitend worden aangenomen op grond van het feit dat het een woning betrof en de diefstal plaatsvond op een tijdstip waarop het gebruikelijk is dat bewoners thuis zijn. [1] Verdachte zal derhalve partieel van het onder 1 primair tenlastegelegde geweld worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
primairzij in de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te [plaats] , omstreeks 23.30
uur - 04.30 uur, in een woning gelegen aldaar aan de [adres 1] tezamen en in vereniging met anderen, een portemonnee met daarin US dollars en een kaartje en een TV van het merk Philips en een doosje met daarin munten en speldjes en broches en een doosje met daarin een "van Nelle" lepel en twee dasspelden en een dasspelddoos en een gouden trouwring en een gouden zakhorloge en 50 euro, dat geheel aan een ander dan aan verdachte en haar mededaders toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van hetgeen haar onder
1 primair is tenlastegelegd wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 jaren, met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf bepleit voor de duur van het voorarrest indien verdachte niet wordt vrijgesproken. Deze straf kan eventueel worden gecombineerd met een forse voorwaardelijke straf en een lange proeftijd, aldus de raadsvrouw.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft op 12 april 2019 samen met anderen een plan gemaakt om te gaan zoeken naar huizen waar iets te stelen viel. Vervolgens heeft zij zich als medepleger samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal uit een woning bij een 78-jarige bewoonster. Uiteindelijk bestond de buit onder meer uit geld, sieraden en een televisie. Woninginbraken veroorzaken niet alleen materiële schade, maar maken ook een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners. Het is voor het slachtoffer bijzonder onaangenaam om te leven met wat haar in de nacht van 12 april 2019 op 13 april 2019 is aangedaan. Het feit heeft veel impact op het slachtoffer gehad en heeft gezorgd voor gevoelens van onveiligheid.
Het hof heeft bij de stafoplegging gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 26 september 2024. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld in Nederland. Volgens de verklaring van verdachte is zij wel in Duitsland onherroepelijk veroordeeld voor een woninginbraak met dezelfde verdachtengroep.
Het hof heeft bij de afdoening van de zaak ook rekening gehouden met de persoon van verdachte. Het hof heeft in dat kader een afloopbericht van reclasseringstoezicht Duitsland d.d. 19 augustus 2024 ontvangen. Uit dit afloopbericht volgt dat verdachte op grond van de woninginbraak in Duitsland in een proeftijd liep vanaf 20 mei 2022 tot en met 29 mei 2024. De reclasseringsambtenaar vermeldt dat verdachte zich heeft gehouden aan de opgelegde voorwaarden en dat de situatie van verdachte is gestabiliseerd. Verdachte werkt als huishoudelijke hulp bij een kleuterschool en ervaart het contact met haar kinderen als positief. Ook in de thuissituatie van verdachte lijkt alles goed te gaan. In Duitsland zijn geen nieuwe strafrechtelijke procedures geregistreerd.
Op grond van het bovenstaande, alsmede gelet op het feit dat het hof een minder ernstig feit bewezenverklaard dan waartoe de advocaat-generaal requireerde, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 242 dagen, met aftrek van voorarrest, een passende en geboden straf. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht dient hierop in mindering te worden gebracht. Dat betekent dat verdachte ten gevolge van deze strafoplegging niet opnieuw gedetineerd zal raken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.112,50. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij conform het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland toewijsbaar is.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in verband met de bepleite integrale vrijspraak. Indien het hof tot een bewezenverklaring komt van enig tenlastegelegd feit en verdachte vrij wordt gesproken van de geweldscomponent, heeft de raadsvrouw het hof subsidiair verzocht de gevorderde materiële en immateriële schade fors te matigen.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden voor een bedrag van € 367,50 (de gestolen goederen van € 200,00 en de reiskosten van de kennis van € 167,50). Het hof is van oordeel dat deze kosten direct verband houden met de bewezenverklaarde diefstal. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2019 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verdachte is naar burgerlijk recht met haar mededaders hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. Het hof zal verdachte dan ook hoofdelijk veroordelen tot betaling van het toegewezen bedrag.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden op grond van het bewezenverklaarde feit. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
242 (tweehonderdtweeënveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 367,50 (driehonderdzevenenzestig euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 367,50 (driehonderdzevenenzestig euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 7 (zeven) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
13 april 2019.
Aldus gewezen door
mr. A.H. toe Laer, voorzitter,
mr. M.B. de Wit en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.J. Zieleman, griffier,
en op 25 oktober 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten