ECLI:NL:GHARL:2024:6600

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
200.341.915/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot herstel van gezag over minderjarige in het kader van de ontwikkeling en gezinssituatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder om het gezag over haar minderjarige dochter [de minderjarige1] te herstellen. De moeder, die samenwoont met haar partner en nog twee andere minderjarige dochters heeft, heeft in het verleden te maken gehad met problemen die hebben geleid tot de beëindiging van het gezag over [de minderjarige1] in 2017. De moeder heeft in 2022 verzocht om het gezag te herstellen, maar dit verzoek is afgewezen door de kinderrechter. De moeder is in hoger beroep gegaan, waarbij zij stelde dat haar situatie verbeterd is en dat het in het belang van [de minderjarige1] zou zijn om weer bij haar te wonen.

Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en de eerdere beschikkingen van de kinderrechter in overweging genomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 september 2024 is de mening van [de minderjarige1] gehoord, die aangaf graag bij haar moeder te willen wonen. Het hof heeft echter geconcludeerd dat, ondanks de positieve ontwikkelingen in de gezinssituatie van de moeder, het herstel van het gezag niet in het belang van [de minderjarige1] is. Het hof heeft benadrukt dat de huidige stabiliteit en de professionele begeleiding van de GI essentieel zijn voor de ontwikkeling van [de minderjarige1].

Het hof heeft de verzoeken van de moeder afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De moeder heeft verzocht om de beslissing aan te houden voor acht maanden om een toekomstplan te maken, maar het hof heeft geoordeeld dat duidelijkheid voor [de minderjarige1] en de moeder nu belangrijker is. De beslissing van het hof is genomen met inachtneming van de kwetsbaarheid van [de minderjarige1] en de noodzaak van een veilige en stabiele omgeving voor haar ontwikkeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.341.915/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 286059)
beschikking van 24 oktober 2024
in de zaak van
[verzoekster](de moeder),
die woont in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. N.R. Kleine te Zwolle.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel(de voogd),
gevestigd te Zwolle.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Overijssel, locatie Zwolle.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 10 november 2022, 4 juli 2023 en 27 februari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 27 februari 2024 zal hierna ook worden aangeduid als de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 24 mei 2024;
- een journaalbericht namens de moeder van 10 augustus 2024 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 4 juli 2024 met bijlage(n);
- het verweerschrift met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 21 augustus 2024 met bijlage(n).
2.2
De hierna te noemen minderjarige [de minderjarige1] heeft haar mening over het verzoek kenbaar gemaakt in een gesprek met het hof dat voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen heeft plaatsgevonden.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 26 september 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn de moeder, bijgestaan door haar advocaat, een vertegenwoordiger van de GI en een vertegenwoordiger van de raad. De hulpverleenster van de moeder van [naam1] is een deel van de zitting als toehoorder aanwezig geweest. De advocaat van de moeder heeft ter zitting mede het woord gevoerd aan de hand van door haar overgelegde spreekaantekeningen.

3.De feiten

3.1
De moeder en [de vader] [-] zijn de ouders van [de minderjarige1] , geboren [in] 2009. De ouders hebben op 3 december 2014 laten registreren dat zij voortaan gezamenlijk zijn belast met het gezag over [de minderjarige1] . De moeder woont samen het haar partner. De moeder heeft nog twee minderjarige dochters, [de minderjarige2] en [de minderjarige3] , die bij haar thuis wonen, en een meerderjarige dochter [de meerderjarige] , die niet bij haar thuis woont.
3.2
Bij beschikking van de kinderrechter van 16 november 2017 is het gezag van de vader en de moeder over [de minderjarige1] beëindigd en is Jeugdbescherming Overijssel tot voogd over [de minderjarige1] benoemd.
3.3
De moeder heeft de kinderrechter op 20 september 2022 verzocht om te bepalen dat het gezag van de moeder over [de minderjarige1] wordt hersteld, dat de voogdij van Jeugdbescherming Overijssel wordt beëindigd en dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] bij de moeder zal zijn.
3.4
Bij de hiervoor genoemde beschikkingen van 10 november 2022 en 4 juli 2023 heeft de kinderrechter de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar en te rapporteren en adviseren over de verzoeken herstel gezag van de moeder en het perspectief van [de minderjarige1] . Bij rapport van 12 oktober 2023 heeft de raad de kinderrechter, voor zover hier van belang, geadviseerd om het gezag van de moeder niet te herstellen als ook het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats bij haar te bepalen af te wijzen.
3.5
[de minderjarige1] heeft vanaf mei 2014 tot september 2022 op grond van een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing bij pleegmoeder [de pleegmoeder] gewoond. Nadien heeft zij achtereenvolgens (kort) bij de moeder, op een groep van [naam2] in [plaats1] , in een gezinshuis in [plaats2] en bij de vader gewoond. Sinds 28 september 2023 woont [de minderjarige1] op een groep van [naam2] in [plaats3] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking zijn, voor zover van belang, de verzoeken van de moeder afgewezen.
4.2
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, naar het hof begrijpt voor zover daarbij haar verzoeken zoals vermeld onder 3.3 zijn afgewezen, en opnieuw beschikkende de moeder te herstellen in het gezag over [de minderjarige1] , te bepalen dat als gevolg daarvan de voogdij van Jeugdbescherming Overijssel wordt beëindigd en te bepalen dat het hoofdverblijf van [de minderjarige1] bij de moeder zal zijn.
4.3
De GI voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:277 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter de ouder wiens gezag is beëindigd, op zijn verzoek in het gezag herstellen indien:
a. herstel in het gezag in het belang van de minderjarig is, en
b. de ouder duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat is te dragen.
5.2
Aangezien het gezag van de moeder over [de minderjarige1] bij de beschikking van 16 november 2017 is beëindigd, is het aan de moeder om te stellen en te onderbouwen dat herstel in het gezag in het belang van [de minderjarige1] is en zij duurzaam in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] te dragen.
5.3
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de moeder en haar partner de afgelopen jaren hard hebben gewerkt om hun leven te stabiliseren. Dat is hen goed gelukt. De moeder en haar partner laten zien dat zij goed voor de kinderen kunnen zorgen die nu in hun gezin wonen ( [de minderjarige2] en [de minderjarige3] ), en zij hebben een goede samenwerking met de hulpverlening. De betrokken hulpverlening signaleert een veilige basis voor deze kinderen in het gezin van de moeder en haar partner. Sinds 1 juli 2024 is vanuit de GI een nieuwe jeugdbeschermer als voogd van [de minderjarige1] betrokken en gebleken is dat de samenwerking tussen deze jeugdbeschermer en de moeder ook goed verloopt.
5.4
[de minderjarige1] heeft in het kindgesprek bij het hof aangegeven dat zij graag weer bij de moeder thuis wil wonen. Zij ervaart een hechte band met haar moeder en [de minderjarige1] heeft verteld dat zij op de groep waar zij nu verblijft wisselende begeleiders heeft, waardoor zij daar geen thuisgevoel ervaart.
5.5
Het hof begrijpt dat [de minderjarige1] ernaar verlangt om thuis bij haar moeder te kunnen wonen. Het hof zou het de moeder en [de minderjarige1] ook gunnen dat [de minderjarige1] weer thuis zou kunnen wonen bij de moeder, nu de moeder zich zo heeft ingespannen om weer een veilige opvoedingsomgeving voor haar kinderen te creëren en ook [de minderjarige1] het goed doet op de groep en op school in [plaats3] . Het hof begrijpt om dezelfde reden de wens van de moeder om haar in het gezag te herstellen. Toch vindt het hof herstel van de moeder in het gezag over [de minderjarige1] niet in het belang van [de minderjarige1] en is het hof er niet van overtuigd dat de moeder in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en de opvoeding van [de minderjarige1] te dragen.
5.6
Het is naar het oordeel van het hof op dit moment in het belang van [de minderjarige1] om haar eigen ontwikkeling en de gezinssituatie bij de moeder, die zo ten positieve is veranderd, te beschermen. [de minderjarige1] verblijft op dit moment om het weekend in het gezin van de moeder en zowel [de minderjarige1] als de moeder genieten daarvan. Bij herstel van de moeder in het gezag zal weer worden toegewerkt naar volledige thuisplaatsing van [de minderjarige1] . Het hof acht het risico te groot dat een volledige thuisplaatsing van [de minderjarige1] , de goede bedoelingen van de moeder en [de minderjarige1] ten spijt, een te grote wissel zal gaan trekken op de huidige stabiele gezinssituatie van de moeder en de positieve ontwikkeling van [de minderjarige1] . Het hof betrekt daarbij de problematiek van [de minderjarige1] als gevolg van wat zij heeft meegemaakt en de verzwaarde opvoedingsvraag die zij in verband daarmee heeft. Hoe goed [de minderjarige1] het op dit moment ook doet als ze bij de moeder verblijft, [de minderjarige1] is een kwetsbaar meisje dat nare jaren achter de rug heeft, waarin zij meermaals van verblijfplaats heeft moeten wisselen. Het hof wil het risico niet nemen dat het misloopt als de moeder het gezag over haar terugkrijgt en zij weer volledig bij de moeder zou gaan wonen. Het hof acht het in het belang van [de minderjarige1] dat zij onder professionele begeleiding van de GI verder opgroeit, waarbij zij haar school in [plaats3] afmaakt en haar therapie voortzet. [de minderjarige1] is bijna 16 jaar oud en bij die leeftijd past dat op termijn wordt gekeken naar meer zelfstandigheid. De jeugdbeschermer heeft ter zitting naar voren gebracht dat, waar mogelijk, gewerkt zal gaan worden aan uitbreiding van de omgang tussen de moeder en [de minderjarige1] , in die zin dat [de minderjarige1] meer weekenden bij de moeder kan verblijven als de moeder daar ook aan toe is. Ook zal worden onderzocht of [de minderjarige1] , nadat zij klaar is met school in [plaats3] , in de nabijheid van de moeder kan wonen, al dan niet in een vorm van begeleid wonen, waarbij ook zal worden bekeken welke therapie en hulp dan moet worden ingeschakeld. Het hof is van oordeel dat op deze manier de vertrouwensrelatie tussen de moeder en [de minderjarige1] wordt gewaarborgd. Het is immers niet de moeder die moeilijke beslissingen over [de minderjarige1] moet nemen, maar de GI. Als moeder zonder gezag kan de moeder vanuit die andere positie als vertrouwenspersoon van [de minderjarige1] met haar meegroeien naar volwassenheid. Tegelijkertijd wordt daarmee tegemoetgekomen aan de gelijkwaardigheid tussen de moeder en de vader, die ook geen gezag heeft. Uit het dossier blijkt dat het de ouders tot op heden niet is gelukt om op ouderniveau met elkaar samen te werken en het hof acht het ook om die reden in het belang van [de minderjarige1] dat een neutrale professional als voogd zorgt dat er ruimte blijft voor de vader in het leven van [de minderjarige1] .
5.7
Alles tegen elkaar afwegend, is het hof van oordeel dat het verzoek van de moeder om te bepalen dat zij in het gezag wordt hersteld, moet worden afgewezen. Het hof zal de bestreden beschikking daarom bekrachtigen.
5.8
De moeder heeft ter zitting verzocht om de beslissing aan te houden voor een periode van acht maanden, omdat [de minderjarige1] dan klaar is met school en in de tussenliggende periode in samenspraak met de jeugdbeschermer een toekomstplan voor [de minderjarige1] kan worden gemaakt. Het hof is met de moeder van oordeel dat het belangrijk is dat een toekomstplan voor [de minderjarige1] wordt gemaakt. Dat verandert de beslissing van het hof echter niet. Het hof vindt het in het belang van [de minderjarige1] dat de GI de voogdij over haar houdt en dat daar nu duidelijkheid over is voor haar en de moeder.
5.9
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van
27 februari 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.A. Vermeulen, mr. M.P. den Hollander en
mr. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door mr. L.S. Veldmans als griffier, en is op 24 oktober 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.