ECLI:NL:GHARL:2024:6517

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
200.308.294
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van lening en onverschuldigde betaling met betrekking tot dieselverbruik door Pater Pio Stichting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot terugbetaling van een lening en onverschuldigde betalingen door [appellant] aan de Pater Pio Stichting. De appellant, vertegenwoordigd door mr. F. Hoff, heeft in eerste aanleg bij de rechtbank een vordering ingesteld tegen de Pater Pio Stichting en enkele andere gedaagden, gezamenlijk aangeduid als Pater Pio c.s. De vordering betreft onder andere de terugbetaling van € 40.538,49, die door de appellant als onverschuldigd betaald wordt beschouwd, en een bedrag van € 5.025,97 dat verband houdt met voorgeschoten koopsommen voor landbouwvoertuigen. Daarnaast is er een vordering tot terugbetaling van diesel die door de Pater Pio Stichting bij de appellant is getankt, met een totale vordering van € 6.367,47. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant voldoende bewijs heeft geleverd voor de contante betalingen van € 60.000 en € 20.000 aan de stichting, en dat een deel van de betalingen onverschuldigd is gedaan. De vordering tot terugbetaling van de voorgeschoten bedragen is toegewezen, terwijl de vordering tot betaling van gebruiksvergoeding is afgewezen. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere aktewisseling over de dieselvordering, waarbij de appellant in de gelegenheid wordt gesteld om deze vordering nader toe te lichten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.308.294
zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: 262577
arrest van 22 oktober 2024
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiser
hierna: [appellant]
advocaat: mr. F. Hoff
tegen

1.Pater Pio Stichting

die is gevestigd in Tubbergen

2. [geïntimeerde2]

die woont in [woonplaats2]

3. [geïntimeerde3]

die woont in [woonplaats3]

4. [geïntimeerde4]

die woont in [woonplaats4]
en bij de rechtbank optraden als gedaagden
hierna: samen (in enkelvoud) Pater Pio c.s. en ieder afzonderlijk Pater Pio, [bestuurder1] , [bestuurder2] en [bestuurder3]
advocaat: mr. L.S. Slinkman

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 20 juni 2023 zijn op 9 november 2023 getuigen gehoord. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Hierna hebben partijen aktes genomen over het verzoek van [appellant] tot een bevel medebrenging van [bestuurder1] (als getuige). Dit bevel is niet gegeven en [bestuurder1] is niet als getuige gehoord. Hierna hebben partijen elk een memorie na enquête genomen. Vervolgens hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.Het tussenvonnis en de bewijsopdrachten

2.1.
Het hof blijft bij hetgeen in het tussenarrest van 20 juni 2023 is overwogen en beslist. In dat tussenarrest is – onder meer – [appellant] toegelaten te bewijzen dat hij
contante betalingen heeft gedaan aan Pater Pio;
met Pater Pio is overeengekomen dat het te veel betaalde bedrag zou worden terugbetaald;
met Pater Pio is overeengekomen dat de bij hem getankte diesel tegen inkoopprijs zou worden afgerekend.
Pater Pio is (d) in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat de koopsom van de door [appellant] voor Pater Pio voorgeschoten zaken door [appellant] is kwijtgescholden.
2.2.
De bewijsopdrachten voor [appellant] onder a en b houden verband met zijn vordering tot terugbetaling van € 40.538,49 (zijnde het verschil tussen twee door hem genoemde contante betalingen van € 60.000 en € 20.000 minus de door Pater Pio voor hem voorgeschoten koopsom van twee landbouwvoertuigen ad totaal € 39.461,51). Aan deze vordering heeft [appellant] meer subsidiair ten grondslag gelegd dat dit bedrag (van € 40.538,49) onverschuldigd is betaald (zie 3.3 van het tussenarrest).
2.3.
[appellant] heeft zichzelf, [bestuurder2] (bestuurslid Pater Pio), [bestuurder3] (secretaris Pater Pio) en [de voormalig bestuurder] (voormalig penningmeester Pater Pio) als getuigen doen horen. In contra-enquête zijn geen getuigen gehoord.
2.4.
Pater Pio heeft ter zake ‘haar’ bewijsopdracht (d) geen getuigen opgeroepen. De door [appellant] opgeroepen getuigen hebben ook verklaard ter zake de bewijsopdracht aan de zijde van Pater Pio.
a.1 Contante betaling van € 60.000
2.5.
[appellant] heeft over de door hem genoemde contante betaling van € 60.000 aan Pater Pio, als getuige, verklaard dat een shovel en een tankwagen voor zijn bedrijf waren betaald door Pater Pio. En verder:
Na enige tijd, vroeg Pater Pio geregeld wanneer ik mijn schulden ging betalen. Ik heb toen
gevraagd of dat om € 30.000,- ging. Ik dacht dat het ongeveer gekost zou hebben. [bestuurder1]
die mij om betaling vroeg, zei na raadpleging van haar rozenkrans, dat het wel meer zou zijn. Zij kwam op € 60.000,-. Toen ben ik met [de voormalig bestuurder] naar de bank gegaan, op afspraak, niet bij mij eigen filiaal, maar bij het filiaal in De Lutte. Daar is het geld toen uitgeteld.
Daarna, aldus [appellant] , is hij naar het pand van Pater Pio gereden. En verder staat er in het proces-verbaal van het getuigenverhoor:
Daar was [bestuurder2] , die deed de deur open. Toen vroeg [bestuurder1] , die ik vanuit de deuropening in de keuken zag zitten, of ik de tas wilde overdragen aan [bestuurder2] . [bestuurder1] zat in de keuken en [bestuurder2] stond in de gang. Ik had zelf geen gesprek toen met [bestuurder1] . Zij gaf [bestuurder2] opdracht de tas in ontvangst te nemen. Het geld werd niet uitgeteld, dat vond ik wel vreemd. Ik ben niet binnen geweest. Ik kreeg toen opdracht om nog wat klussen te doen.
-Mr. Hoff
Heeft iemand gezien dat u het geld aan [bestuurder2] deed overhandigen?
- [appellant] :
Daar was [de voormalig bestuurder] bij en die heeft het gezien.
2.6.
Het proces-verbaal van het verhoor van [bestuurder2] als getuige luidt onder meer als volgt:
-Raadsheer-commissaris
Het idee van de stichting was om het bedrijf gezond te maken en dan zou er op een gegeven
moment geld komen om die machines terug te betalen?
- [bestuurder2]
Ja.
-Raadsheer-commissaris
Lukte het om het bedrijf gezonder te maken?
- [bestuurder2]
Ja, omdat die schuldenlast naar beneden werd gehaald.
-Raadsheer-commissaris
Hoe gebeurde dat?
- [bestuurder2]
Door de verkoop van dat perceel en door de melkquota te verkopen.
-Raadsheer-commissaris
En toen kwam er een keer een moment dat die machines moesten worden terugbetaald?
- [bestuurder2]
Ja. Als deel van de sanering kwam toen het idee om wat grond te verkopen. Dat hoefde [appellant]
op zich niet te doen. Het hielp wel bij het saneren. Hij hoefde het niet te verkopen
om die € 20.000,- aan Pater Pio te betalen. Als die verkoop hem niet zint, moet je zeggen van
niet. Er is geen belang van de stichting bij die verkoop.
-Raadsheer-commissaris
Is er toen € 20.000,- terugbetaald voor die machines?
- [bestuurder2]
De totale kosten van de stichting waren € 80.000,-. Dat is het bedrag wat Pater Pio voor
[appellant] heeft uitgegeven en dat is terugbetaald.
Raadsheer-commissaris
Die terugbetalingen zijn pas veel later gedaan?
- [bestuurder2]
Ja.
Raadsheer-commissaris
Die betalingen van € 20.000,- kwam uit de verkoop van de grond. Die verkoop was voordelig want dat hielp bij de sanering van het bedrijf. Die € 80.000,- was om alle kosten van de stichting te dekken. Die € 60.000,- was al eerder betaald. Waar kwam die € 60.000, vandaan?
- [bestuurder2]
Dat geld was er en dat kon toen betaald worden.
Raadsheer-commissaris
[appellant] zegt dat hij die € 60.000,- is gaan afleveren bij het pand van de stichting. Daar zou [bestuurder1] toen zijn en u zou daar zijn.
[bestuurder2]
Ja.
-Raadsheer-commissaris
[appellant] zei dat [bestuurder1] en u daar toen waren.
- [bestuurder2]
Ik heb dat geld toen niet in ontvangst genomen.
-Raadsheer-commissaris
Hoe is het volgens u dan gegaan?
- [bestuurder2]
[de voormalig bestuurder] was toen de penningmeester. Die heeft dat geld in ontvangst genomen. Van
Herwijnen heeft het zeker niet aan mij gegeven.
-Raadsheer-commissaris
U ging niet over de kas?
- [bestuurder2]
Nee.
-Raadsheer-commissaris
[appellant] en [de voormalig bestuurder] zijn toen naar het pand gegaan van de stichting?
- [bestuurder2]
Dat zeggen zij. Ik weet niet of zij daar geweest zijn. Ik weet van [bestuurder3] dat ze het geld van de bank hebben gehaald. Ik heb niet gezien dat iemand het geld in ontvangst heeft genomen. Ik heb dat in ieder geval niet gedaan. °
-Raadsheer-commissaris
Was u erbij toen het bedrag in ontvangst werd genomen?
- [bestuurder2]
Nee, er is geen bijeenkomst met mij, [appellant] en [de voormalig bestuurder] geweest in de
deuropening of de gang van het pand van de stichting.
2.7.
In het proces-verbaal van het verhoor van [de voormalig bestuurder] als getuige staat onder meer het volgende:
-Raadsheer-commissaris
Dat materieel werd aangeschaft zegt u, had u een overzicht van de kosten die daarmee
gemoeid waren?
- [de voormalig bestuurder]
Nee, het was heel erg onduidelijk.
-Raadsheer-commissaris
Wat moest er nog betaald worden?
- [de voormalig bestuurder]
Iets van € 30.000,- wat nog door [appellant] betaald moest worden, het precieze bedrag weet ik niet meer.
-Raadsheer-commissaris
Is dat ook betaald?
- [de voormalig bestuurder]
Ik weet dat ik met [appellant] naar de bank ben geweest en dat we daar € 60.000,-
hebben opgehaald en dat dat betaald is aan de stichting, in contanten. Ik heb toen aangegeven dat ik dat onredelijk vond omdat dat meer was dan [appellant] aan Pater Pio verschuldigd was. Wij zijn toen op het terrein geweest van Pater Pio. Toen heb ik ergens
tegen [bestuurder1] gezegd dat dat niet eerlijk was en dat het bedrag aanzienlijk hoger was dan
[appellant] verschuldigd was. Ik weet niet meer of [appellant] erbij was toen ik
dat tegen [bestuurder1] zei.
-Raadsheer-commissaris
U zegt dat u meeging naar de bank. Hoe kreeg u dat geld mee?
- [de voormalig bestuurder]
Mijn herinnering is dat het in een plastic tas zat. Het kan ook in een enveloppe hebben
gezeten. Het was wel redelijk compact, dus ik neem aan dat het in grote coupures is geweest.
-Raadsheer-commissaris
Toen ging u met [appellant] naar het pand van de stichting en toen?
- [de voormalig bestuurder]
Toen konden we na even wachten het geld inleveren. Toen het geld overgedragen was of toen ik het in ieder geval niet meer bij me had, heb ik toen tegen [bestuurder1] gezegd dat het meer was dan [appellant] verschuldigd was.
2.8.
[appellant] heeft verder een kopie van een (deels afgeplakt) bankafschrift overgelegd. Daarop is te zien dat op 2 februari 2012 een bedrag van € 60.000 contant is opgenomen van een bankrekening dat eindigt met nummer 730.
2.9.
Het hof is van oordeel dat met deze getuigenverklaringen, in samenhang met het door [appellant] overgelegde bankafschrift, voldoende overtuigend vast is komen te staan dat hij een bedrag van € 60.000 in contanten bij zijn bank heeft opgenomen en vervolgens aan Pater Pio € 60.000 contant heeft betaald. Zowel [appellant] als [de voormalig bestuurder] (destijds penningmeester van Pater Pio) verklaren dit. Van [bestuurder2] (destijds en ook nu nog bestuurder van Pater Pio) verklaart ook dat door [appellant] € 60.000 aan Pater Pio is betaald. Dat de verklaringen op onderdelen van elkaar afwijken doet aan de overtuigingskracht niet af omdat het om verschillen van ondergeschikte aard gaat. Gezien het tijdsverloop sinds de betaling, ruim tien jaar, zijn deze verschillen verklaarbaar.
a.2 Contante betaling van € 20.000
2.10.
Over de gestelde contante betaling van € 20.000 staat in het proces-verbaal van het getuigenverhoor van [appellant] het volgende (waar met [bestuurder3] gedoeld wordt op [bestuurder3] ):
-Raadsheer-commissaris
[bestuurder1] heeft dus op enig moment gezegd dat u € 60.000,- moest betalen, dat heeft u
gedaan. Was het toen klaar?
- [appellant]
Nee, volgens Pater Pio maakte ik niets van de boerderij. Toen hebben ze mij steeds meer losgeweekt van mijn bedrijf. Afstand doen van grond is lastig. Toen hebben ze geadviseerd om toch een perceel grond te verkopen. Daarvoor zijn we toen samen naar de notaris geweest. Samen is [bestuurder3] , [de voormalig bestuurder] , dhr. [naam1] , de koper, en ik. Pater Pio wilde € 20.000,- van de verkoop in contanten hebben voor inlossing van de schulden. Ik heb de koper gevraagd € 20.000,- in contanten te betalen.
-Raadsheer-commissaris
Toen zat u bij de notaris, die doet niet aan contant geld. Hoe ging dat?
- [appellant]
Daarna zijn we: ik, [bestuurder3] en [de voormalig bestuurder] , naar het huis van de koper gegaan en toen heb ik dat geld in ontvangst genomen. Het geld zat in één enveloppe als ik het me goed herinner. Toen zijn we weggegaan. Buiten op het erf heb ik die enveloppe met geld gegeven aan [bestuurder3] . Daar was [de voormalig bestuurder] ook bij. [bestuurder3] en [de voormalig bestuurder] zaten ook samen in de auto.
(…)
-Raadsheer-commissaris
Wanneer was dit?
- [appellant]
In juni 2013, denk ik.
Is het geld toen nageteld?
-Mr. Hoff
Is het geld ook onder de ogen van [bestuurder3] en [de voormalig bestuurder] uitgeteld?
- [appellant]
Ja, bij het koffiedrinken wel. We zaten daar met z’n vieren aan tafel. Zij hebben gezien dat
het is uitgeteld. Daarna is het niet nog een keer geteld, althans dat heb ik niet gezien.
2.11.
De getuige [bestuurder2] heeft verklaard dat naast de in 2.11 bedoelde € 60.000 ook nog eens € 20.000 aan Pater Pio contant is betaald door [appellant] (zie 2.8). Het zou volgens hem goed kunnen zijn dat dat, zoals [appellant] verklaarde, in juni 2013 was. Hij heeft ten slotte verklaard te weten dat ook dit bedrag is betaald. Op de vraag hoe hij wist dat deze bedragen zijn betaald heeft hij verklaard:
“Doordat de zaak afgewikkeld was. Dat zal de penningmeester weten.”
2.12.
In het proces-verbaal van het verhoor van de getuige [bestuurder3] staat hierover het volgende:
-Raadsheer-commissaris
Het verhaal van [appellant] is dat er € 20.000,- is betaald uit de opbrengst van de
verkoop van een perceel grond. Is dat gebruikt om die shovel en tankwagen ter vergoeden?
- [bestuurder3]
Dat weet ik niet, dat moet u de penningmeester vragen. Daarmee bedoel ik [de voormalig bestuurder] .
-Raadsheer-commissaris
Wat kan u mij zeggen over de verkoop van de grond?
- [bestuurder3]
Het idee kwam om de grond te verkopen. Dat heeft [appellant] met Pater Pio overleed
Dat ging over het feit dat hij geen opvolger had. Toen ging [appellant] op zoek naar een
koper. Die koper wilde toen die € 20.000,- in contanten betalen. Dat is overeengekomen
Toen zijn we naar de notaris geweest. Met we bedoel ik [de voormalig bestuurder] , ikzelf, [appellant]
en de koper. Toen is de grond verkocht. Op een andere dag, een of twee dagen
erna werd mij met [de voormalig bestuurder] gevraagd om die €20.000,- te halen bij de koper Dat
werd door [appellant] gevraagd. Hij wilde er zelf niet naartoe. [appellant] is daar
nooit geweest, bij de koper thuis.
-Raadsheer-commissaris
Hoe ging dat? Was [de voormalig bestuurder] er ook bij de notaris bij?
- [bestuurder3]
Ja. Bij het ophalen van het geld hebben wij nog kort gesproken. Toen hebben we bij de koper
thuis dat geld geteld en daarna zijn we naar het perceel gegaan. De koper heeft het geld aan
[de voormalig bestuurder] overhandigd. Die was toen nog penningmeester van Pater Pio,
-Raadsheer-commissaris
Was dit in juni 2013?
- [bestuurder3]
Dat zou prima kunnen.
2.13.
In het proces-verbaal van het verhoor van de getuige [de voormalig bestuurder] staat hierover het volgende:
-Raadsheer-commissaris
Partijen zijn het ook niet eens over een betaling van € 20.000,-. Dat heeft te maken met een
verkoop van een perceel grond. Kan u daar iets over vertellen?
- [de voormalig bestuurder]
We zijn toen naar de notaris gegaan voor de overdracht. We is [appellant] , [naam1] , [bestuurder3] en ikzelf. Volgens mij was [bestuurder2] er niet bij. Daarna zijn we naar de koper gegaan. We is [bestuurder3] , [appellant] en ikzelf. Naar mijn herinnering was dat aansluitend. Daar, bij de koper thuis, heeft [appellant] een enveloppe gekregen met dat geld erin. Ik weet niet meer of dat geld toen is uitgeteld. [appellant] heeft dat geld toen aan [bestuurder3] gegeven. Ik weet niet wat er daarna is gebeurd.
2.14.
Aldus verklaart niet alleen [appellant] (als getuige) maar verklaren ook drie (voormalige) bestuursleden van Pater Pio dat [appellant] € 20.000 contant aan Pater Pio heeft betaald en dat dit geld verband hield met de verkoop van een perceel grond. Deze betaling is aldus ook vast komen te staan.
b. Terugbetaling van het te veel betaalde overeengekomen?
2.15.
Hiervoor zijn in de afgelegde getuigenverklaringen enkele aanwijzingen te vinden, maar dit kan onbesproken blijven omdat voldoende is komen vast te staan dat een deel van het in totaal contant betaalde bedrag van € 80.000 onverschuldigd is betaald. Daarmee staat de verplichting tot terugbetaling op grond van onverschuldigde betaling vast.
c. De vordering wegens door Pater Pio getankte diesel
2.16.
[appellant] heeft als getuige, samengevat, verklaard dat hij [bestuurder1] heeft aangeboden dat Pater Pio bij hem kon tanken omdat hij dat goedkoper, tegen het inkooptarief, kon aanbieden. En verder:
Ik bood dat aan tegen het inkooptarief. Dat is rond de € 0,20 per liter voordeliger. Dat was een manier om bij te dragen aan de stichting. Ik hoefde daar geen winst over te maken. Op een gegeven moment moest er afgerekend worden. Daar is toen een poging gedaan om dat op een rijtje te zetten. (…)
[appellant] heeft verder als getuige verklaard dat een van zijn tanks leeg was gemaakt en dat daarna een lijst is gemaakt om bij te houden wie hoeveel tankte en dat dit werd bijgehouden omdat dat verrekend moest worden. Het handgeschreven briefje in het dossier is volgens [appellant] door [bestuurder3] geschreven. Verder staat in het proces-verbaal van zijn getuigenverhoor (waar met [bestuurder3] gedoeld wordt op [bestuurder3] ):
- [appellant]
[bestuurder1] heeft aan [bestuurder3] gevraagd om een optelsom te maken van wat er allemaal is gebeurd.
-Raadsheer-commissaris
Dat briefje in het handschrift van [bestuurder3] noemt alleen hoeveelheden. Er staan geen prijzen
bij, alleen liters. Er is ook nog een lijstje waar wel de prijzen zijn ingevuld.
- [appellant]
Ja dat heb ik gedaan. Ik heb daar zelfde prijzen bijgeschreven. Dat haalde ik uit de boekhouding. Dat kon je aan de bonnetjes zien om in beeld te brengen wat de kosten zijn. Die bonnetjes zitten er als het goed is ook bij.
-Raadsheer-commissaris
Dat briefje is dus pas na een hele tijd opgesteld, toen bekend was dat er moest worden
verrekend?
- [appellant]
Dat briefje van [bestuurder3] is van voordat er mot was.
-Raadsheer-commissaris
Bent u erbij geweest toen dat gemaakt is?
- [appellant]
Ja. [bestuurder3] en ik hebben dat bij mij aan de keukentafel gemaakt op basis van de tanklijsten.
Die prijzen heb ik daar later bijgezet.
2.17.
[bestuurder2] heeft hierover als getuige, samengevat, verklaard dat [appellant] had aangeboden dat Pater Pio bij hem diesel kon tanken omdat brandstof duur was en hij voordeliger kon inkopen. Hij heeft ook verklaard ermee bekend te zijn dat werd bijgehouden wie er kwam tanken en dat de tanklijsten er waren om bij te houden wat er werd getankt zodat er kon worden afgerekend. [bestuurder2] heeft ook verklaard niet te weten of daadwerkelijk is afgerekend.
2.18.
[bestuurder3] heeft verklaard dat [appellant] had aangeboden dat Pater Pio bij hem mocht tanken Dit was omdat hij het goedkoper kon krijgen en dat scheelde Pater Pio geld. Die afspraak is volgens hem in 2012 gemaakt. Volgens [bestuurder3] had [bestuurder1] om de tanklijsten gevraagd zodat Pater Pio inzicht had in het verbruik. Dit inzicht was nodig zodat niet iedereen ging tanken. Het ging niet om de kosten maar om het verbruik. [bestuurder3] heeft verklaard dat hij de (door [appellant] als productie 21 overgelegde) lijst heeft bijgehouden. Op de vraag waarom achter het aantal liters “à” staat kon deze getuigen geen antwoord geven:
Dat zou kunnen zijn om kosten in te vullen maar voor zover ik weet zijn daar geen afspraken over gemaakt.
2.19.
[de voormalig bestuurder] heeft verklaard dat Pater Pio gebruik kon maken van de diesel van Pater Pio en dat dat voordelig was omdat het BTW scheelde. Er werden lijsten van bijgehouden en het doel ervan was om dat te kunnen verrekenen.
-Raadsheer-commissaris
Gebeurde dat verrekenen ook toen u penningmeester was?
- [de voormalig bestuurder]
Nee, dat werd vooruitgeschoven met een houding van dat komt wel. Ik heb daar toen een paar keer getankt. Ik heb toen mijn eigen portie wel afgerekend bij [appellant]
2.20.
Uit deze getuigenverklaringen blijkt dat [appellant] aan Pater Pio heeft aangeboden dat zij bij hem diesel kon tanken en dat hij dit aanbod deed omdat hij goedkoper (voordeliger) in kon kopen. Uit geen van de verklaringen blijkt (voldoende duidelijk) dat [appellant] deze diesel gratis weggaf. Dat hiervoor betaald moest worden blijkt niet alleen uit de verklaringen van [appellant] zelf en van [bestuurder2] maar ook uit de verklaring van [de voormalig bestuurder] waar hij verklaart dat (op enig moment) afgerekend moest worden. Daarnaast is voor de bewijswaardering van belang dat er tanklijsten (voor de witte diesel, productie 1 van [appellant] ) zijn bijgehouden door degenen die tankten en dat later op een andere lijst door Pater Pio, in de persoon van [bestuurder3] (productie 21 van [appellant] ) is bijgehouden hoeveel er door Pater Pio werd getankt terwijl op die lijst een “à” voor de prijs staat vermeld. Op grond hiervan is vast komen te staan dat Pater Pio voor de door haar van [appellant] getankte diesel moet betalen.
Getankte diesel, onderbouwing hoogte van de vordering
2.21.
De vordering voor de bij [appellant] door pater Pio getankte diesel bedraagt, na vermindering van de eis, € 6.367.47 (€ 3.932,93 en € 2.434,54).
2.22.
Volgens [appellant] waren er twee grote dieseltanks en bevatte de ene rode diesel (voor landbouwvoertuigen) en de andere reguliere ‘witte diesel’. [appellant] betoogt dat aanvankelijk door Pater Pio diesel uit de tank met witte diesel is getankt. Dit betreft de periode van 1 oktober 2010 tot en met 27 november 2012. Ter zake deze diesel moet volgens hem € 2.434,54 betaald worden. Hij verwijst daarbij naar een inkoopfactuur van 27 september 2011 waarop een hoeveelheid van 1954 liter staat.
2.23.
Voor andere getankte diesel vordert [appellant] € 3.932,9 onder verwijzing naar een afrekening bij zijn productie 5 (blad 7).
2.24.
Pater Pio heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de toelichting op en de specificatie en onderbouwing van deze vordering. Zij wijst er daarbij onder meer op dat herhaaldelijk de naam van [appellant] zelf lijkt voor te komen op de lijst. [appellant] heeft dit in zijn verklaring als getuige erkend.
2.25.
Het hof is van oordeel dat de hoogte van de vordering ter zake getankte diesel niet voldoende vast staat. Zo is niet duidelijk wat de verhouding is tussen de tanklijst die door [bestuurder3] is geschreven (productie 1 [appellant] ) en het gegeven dat ook de naam van [appellant] daarop voorkomt enerzijds en de vordering anderzijds. Verder kan de door [appellant] genoemde inkoopfactuur, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet de vordering van € 2.43475,54 onderbouwen omdat die betrekking heeft op een andere periode dan waarop de vordering ziet. Ter zake het bedrag van € 3.932,93 valt op dat daarvoor het door [bestuurder3] geschreven overzicht is gebruikt maar dat daaraan hoeveelheden getankte diesel en bedragen zijn (of lijken te zijn) toegevoegd zonder dat dat deugdelijk is toegelicht en onderbouwd. [appellant] zal daarom in de gelegenheid worden gesteld deze vordering(en) nader toe te lichten en te onderbouwen. Daarvoor zal de zaak naar de rol worden verwezen.
d. Kwijtschelding koopsom voorgeschoten zaken?
2.26.
Pater Pio is in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat de koopsom van de door [appellant] voor Pater Pio voorgeschoten zaken door [appellant] is kwijtgescholden.
2.27.
Over de gestelde kwijtschelding heeft [appellant] als getuige verklaard:
-Raadsheer-commissaris
Pater Pio zegt dat u tegen hen hebt gezegd: “Laat maar zitten, die aangeschafte spullen.”
- [appellant]
Niet naar mijn weten. Dat kan ik mij zo niet herinneren.
2.28.
[bestuurder2] heeft verklaard dat hij zich kan herinneren dat een bedrag van € 5.000 is verrekend en dat hij er niet meer van af weet.
2.29.
[bestuurder3] heeft als volgt verklaard:
-Raadsheer-commissaris
Dan gaan we door naar het laatste onderwerp: de kwijtschelding van voorgeschoten zaken. Dat gaat over dat Pater Pio op rekening van [appellant] die spullen kon kopen. Dat gaat om € 5.000,-. Dan gaat het erom of [appellant] dat bedrag heeft kwijtgescholden. Kan u daar iets over vertellen?
- [bestuurder3]
Dat gaat over onderdelen voor een vrachtwagen. Dat heeft hij zelf gehaald en toen zei hij dat dat goed was.
-Raadsheer-commissaris
Aan wie heeft hij dat gezegd?
- [bestuurder3]
Aan mij persoonlijk. Dat heb ik toen doorgegeven aan de penningmeester.
2.30.
[de voormalig bestuurder] heeft verklaard:
-Raadsheer-commissaris
(…) In het bijzonder gaat het om de vraag of [appellant] dat bedrag heeft kwijtgescholden. Kan u daar wat over zeggen?
- [de voormalig bestuurder]
Nee.
-Raadsheer-commissaris
Pater Pio zegt dat [appellant] dat aan [bestuurder3] heeft gezegd, dat [appellant] dat zou laten zitten. [bestuurder3] zegt dat hij dat tegen u heeft gezegd. Is dat zo?
- [de voormalig bestuurder]
Nee, dat is mij niet bekend.
2.31.
Met deze verklaringen is niet (voldoende overtuigend) komen vast te staan dat [appellant] het bedrag heeft kwijtgescholden. [appellant] kan het zich niet herinneren. [bestuurder2] zegt niet dat is kwijtgescholden maar dat is verrekend. [bestuurder3] verklaart als enige wel dat is kwijtgescholden, maar [bestuurder3] is als bestuurder van de stichting partijgetuige, terwijl zijn verklaring niet strookt met die van [de voormalig bestuurder] . Pater Pio is daarom niet geslaagd in haar bewijsopdracht dat de koopsom van door [appellant] voor Pater Pio voorgeschoten zaken is kwijtgescholden. Dit betekent dat de desbetreffende vordering (tot terugbetaling van deze voorgeschoten koopsom) ad totaal € 5.025,9 toewijsbaar is.
Afronding
2.32.
[appellant] heeft het bewijs van de gestelde contante betalingen aan Pater Pio van € 60.000 en € 20.000 geleverd. Daarnaast staat vast dat Pater Pio voor de aanschaf van landbouwvoertuigen voor [appellant] in totaal € 39.461,51 heeft voorgeschoten. Andere bedragen zijn niet gesteld of gebleken. Per saldo heeft [appellant] daarom € 40.538,49 te veel betaald en de vordering tot terugbetaling van dit bedrag, als zijnde onverschuldigd betaald, is daarom toewijsbaar. Dit geldt ook voor de vordering tot terugbetalingen van door [appellant] voor Pater Pio voorgeschoten bedragen ad € 5.025,97.
2.33.
Op de vordering tot verwijdering door Pater Pio van haar spullen hoeft niet meer beslist te worden omdat Pater Pio deze vordering op 9 november 2023 (ter gelegenheid van het getuigenverhoor) heeft ingetrokken waartegenover Pater Pio heeft verklaard geen aanspraak meer te maken op haar spullen bij Pater Pio.
2.34.
Verder is in het tussenarrest van 20 juni 2023 overwogen en beslist dat:
  • de vordering tot betaling met betrekking tot oud ijzer ad € 1.200, met wettelijke rente vanaf 10 februari 2017, toewijsbaar is;
  • de vordering tegen [bestuurder1] , [bestuurder2] en [bestuurder3] op grond van bestuurdersaansprakelijkheid en ongerechtvaardigde verrijking wordt afgewezen;
  • de vordering tot betaling van gebruiksvergoeding wordt afgewezen.
2.35.
Voor een nadere toelichting op en onderbouwing van de vordering ter zake door Pater Pio bij [appellant] getankte diesel zal de zaak naar de rol worden verwezen voor aktewisseling op dit punt.

3.De beslissing

Het hof:
3.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 19 november 2024 voor akte door [appellant] over hetgeen onder 2.25 is overwogen. Pater Pio mag daarna een antwoordakte nemen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.P. Oosterhoff, B.J. Engberts en H. Wammes, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2024.