In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Eemnes. De zaak betreft de waardevaststelling van een woning onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 498.000 per waardepeildatum 1 januari 2021, maar de Rechtbank Midden-Nederland had deze waarde in beroep verlaagd tot € 457.500. Belanghebbende stelde in hoger beroep dat de waarde nog verder verlaagd moest worden naar € 426.000, terwijl de heffingsambtenaar de eerdere waarde verdedigde. Het Hof oordeelde dat geen van beide partijen de door hen voorgestane waarde aannemelijk had gemaakt. Het Hof heeft de waarde in goede justitie vastgesteld op € 430.000, waarbij het ook de hoogte van de proceskostenvergoeding heroverwoog. De heffingsambtenaar werd veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van belanghebbende, die in totaal op € 4.876,26 werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan.