ECLI:NL:GHARL:2024:6386

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
200.332.618
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 234 Rv. Ontruiming huurwoning en uitvoerbaar bij voorraadverklaring

In deze zaak gaat het om een incident dat is ingesteld door Stichting Portaal, die een huurwoning verhuurde aan de ouders van de appellanten, [appellant] en [appellante]. Na het overlijden van de ouders hebben de appellanten, die zich op het adres van hun grootouders hebben ingeschreven, geweigerd de huurwoning te verlaten. Portaal heeft daarop ontruiming gevorderd bij de kantonrechter, die de ontruimingsvordering heeft toegewezen maar de vordering tot betaling van een gebruiksvergoeding heeft afgewezen. De kantonrechter heeft het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat Portaal in hoger beroep aanvecht. Het hof oordeelt dat de incidentele vordering van Portaal tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis moet worden afgewezen. Het hof stelt vast dat er geen juridische misslag is in de beoordeling van de kantonrechter en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. De vordering van Portaal wordt afgewezen en zij wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten in het incident.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.332.618
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen 10285395
arrest in het incident van 15 oktober 2024
in de zaak van
1. [appellant]
en
2. [appellante]
die beiden wonen in [woonplaats1]
die hoger beroep hebben ingesteld en optreden als verweerders in het incident
en bij de kantonrechter optraden als gedaagden in conventie en eisers in reconventie
hierna: samen [de huurders] en ieder afzonderlijk [appellant] en [appellante]
advocaat: mr. E. Weijer
tegen
Stichting Portaal
die is gevestigd in Utrecht
die ook hoger beroep heeft ingesteld en optreedt als eiseres in het incident
en bij de kantonrechter optrad als eiseres in conventie en verweerster in reconventie
hierna: Portaal
advocaat: mr. J.G. van Heertum

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 14 november 2023 heeft op 4 maart 2024 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (proces-verbaal). Het verdere procesverloop blijkt uit:
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep en incidentele vordering;
  • de conclusie van antwoord in incident.

2.De kern van de zaak

2.1.
Portaal verhuurde een woning aan de heer [naam1] en zijn vrouw [naam2] . Zij zijn de ouders van [appellant] en de grootouders van [appellante] . Inmiddels zijn zij allebei overleden. De vraag is of hun zoon en kleinzoon recht hebben om in de huurwoning te mogen wonen. [appellante] stond al voor het overlijden van zijn grootvader ingeschreven op het adres van zijn opa. [appellant] is pas na het overlijden van zijn vader ingeschreven op dat adres. Nadat Portaal vaststelde dat [appellante] en [appellant] zich op het woonadres hadden ingeschreven, heeft zij hen verzocht de huurwoning te verlaten. Ondanks herhaaldelijk verzoek hebben zij dat niet gedaan.
2.2.
Portaal heeft bij de kantonrechter ontruiming van de huurwoning gevorderd en betaling van een gebruiksvergoeding, voor iedere maand of gedeelte van een maand dat de woning niet in zijn geheel ontruimd en leeg aan Portaal ter beschikking is gesteld, vermeerderd met wettelijke rente. [de huurders] vorderde in reconventie voortzetting van de huurovereenkomst en een veroordeling van Portaal om de huurovereenkomst op naam van [appellante] te zetten.
2.3.
De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming van Portaal toegewezen en de vordering tot betaling van de maandelijkse gebruiksvergoeding bij gebrek aan belang afgewezen. Ook heeft de kantonrechter de vorderingen van [de huurders] afgewezen. De kantonrechter heeft het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Portaal had wel gevorderd om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. [de huurders] heeft daartegen verweer gevoerd, met een beroep op artikel 7:268 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW. De kantonrechter heeft mede op basis van dat verweer beslist dat het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
2.4.
[de huurders] is het niet eens met het oordeel van de kantonrechter en heeft hoger beroep ingesteld. Portaal heeft ook hoger beroep ingesteld. Portaal is het er bovendien niet mee eens dat het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Daarom vordert zij in het incident op grond van artikel 234 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), dat het hof het vonnis alsnog uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren. De vraag waar het in dit incident dan ook om gaat, is of voldoende grond bestaat voor het alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaren van het vonnis.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal de incidentele vordering van Portaal tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis afwijzen. Hierna zal het hof uitleggen hoe het tot deze beslissing is gekomen.
Juridisch kader
3.2.
Als een vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en tegen dat vonnis een rechtsmiddel is aangewend, kan alsnog een incidentele vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dat vonnis worden ingesteld. Uitgangspunt is daarbij dat een veroordeling hangende de hogere voorziening uitvoerbaar moet zijn en zonder voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als het belang van de veroordeelde partij bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij. Het hof gaat bij de toepassing van deze maatstaf uit van de overwegingen en beslissingen van het vonnis van de rechtbank. De kans van slagen van het hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eisende partij, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat deze zich pas na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken. [1]
3.3.
Nu in het vonnis een gemotiveerde beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad is genomen, is het aan Portaal om te stellen dat sprake is van een juridische misslag of om aan haar vordering feiten en omstandigheden ten grondslag te leggen die de kantonrechter bij het nemen van zijn beslissing nog niet in aanmerking kon nemen, doordat deze zich pas na de uitspraakdatum hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken. Er bestaat dus geen ruimte voor een afweging van de wederzijdse belangen van partijen zonder deze beperking, zoals Portaal bepleit.
Er is geen sprake van een juridische misslag
3.4.
Portaal stelt dat het oordeel van de kantonrechter berust op een juridische misslag. Volgens haar heeft de kantonrechter artikel 7:268 lid 2 BW verkeerd uitgelegd. Het artikel voorziet in de mogelijkheid om als medebewoner – niet zijnde een medehuurder – een vordering in te dienen bij de rechter tot het voortzetten van de huur. Die vordering moet binnen zes maanden na het overlijden van de huurder worden ingediend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [de huurders] zijn vordering niet tijdig heeft ingediend en dus geen beroep toekomt op artikel 7:268 BW. Dat [de huurders] in de woning mag blijven totdat onherroepelijk op zijn vordering is beslist, terwijl de vordering te laat is ingesteld, is volgens Portaal dan ook een verkeerde interpretatie van de wet.
3.5.
Het hof is van oordeel dat op basis van wat Portaal stelt geen sprake is van een ‘klaarblijkelijke misslag’ in de beoordeling van de kantonrechter. Uit artikel 7:268 lid 2 BW volgt dat de huur wordt voorgezet zolang niet op de ingestelde vordering tot voortzetting van de huur onherroepelijk is beslist. Het uitgangspunt is dan ook dat een uitspraak waarin een vordering tot voortzetting van de huurovereenkomst wordt afgewezen niet uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard. Dat geldt ook als de wettelijke termijn voor het indienen van de vordering is overschreden, omdat een beroep op de termijnoverschrijding onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn. Of dat hier het geval is, zal in de hoofdzaak moeten worden beoordeeld.
3.6.
Van het uitgangspunt in artikel 7:268 lid 2 BW kan enkel worden afgeweken in uitzonderlijke door de verhuurder aan te voeren omstandigheden. Dit is het geval als sprake is van misbruik van bevoegdheid (artikel 3:13 BW) of andere zwaarwegende omstandigheden. Portaal heeft in dat kader aangevoerd dat [de huurders] misbruik maakt van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen. [de huurders] heeft volgens Portaal namelijk in hoger beroep niet alleen geen bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de kantonrechter dat zijn vordering tot voortzetting van de huurovereenkomst te laat is ingesteld, ook heeft hij niet onderbouwd dat sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding tussen [appellante] en zijn grootvader. Het hof ziet daarin echter geen aanleiding om aan te nemen dat sprake is van misbruik van bevoegdheid door [de huurders] Uit het door Portaal gestelde blijkt niet dat [de huurders] enkel hoger beroep heeft ingesteld om de ontruiming uit te stellen en dat het ingestelde hoger beroep geen enkele kans van slagen heeft.
Er is geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden
3.7.
Er is door Portaal niet gesteld, en ook is niet gebleken, dat zich na de datum van de uitspraak van de kantonrechter op 8 augustus 2023, nog feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de kantonrechter niet in zijn beoordeling heeft kunnen betrekken en die ertoe moeten leiden dat het vonnis alsnog uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
De conclusie
3.8.
Nu niet is gebleken dat sprake is van een juridische misslag, van misbruik van bevoegdheid of van andere zwaarwegende omstandigheden, moet van het uitgangspunt dat de medebewoner de huur voortzet totdat onherroepelijk is beslist op zijn vordering tot voortzetting van de huur worden uitgegaan. Het hof zal de vordering tot het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van het vonnis daarom afwijzen. Omdat Portaal in het ongelijk wordt gesteld, zal het hof Portaal veroordelen tot betaling van de proceskosten in dit incident.
3.9.
Het hof zal bepalen dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt Portaal tot betaling van de proceskosten van het incident van [de huurders] ter hoogte van € 1.214,- aan salaris van de advocaat (1 procespunt x appeltarief II);
in de hoofdzaak in hoger beroep
4.3.
bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt;
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.L. Wattel, S.C.P. Giesen en M. Wallart, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
15 oktober 2024.

Voetnoten

1.Hoge Raad, 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.