In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had op 10 juni 2022 de aanslag in de rioolheffing voor het jaar 2021, opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Waadhoeke, ongegrond verklaard. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar handhaafde de aanslag. Vervolgens heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 10 oktober 2023 is het hoger beroep gelijktijdig behandeld met andere zaken van belanghebbenden die ook tegen de aanslagen in de rioolheffing in beroep waren gegaan.
De kern van het geschil was of belanghebbende ontvankelijk was in zijn hoger beroep, gezien het feit dat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Het Hof oordeelde dat het griffierecht per indiener moet worden geheven, ook al was er sprake van meerdere belanghebbenden die gezamenlijk in hoger beroep waren gekomen. Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet had voldaan aan de verplichting om het griffierecht te betalen, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belanghebbenden om tijdig aan hun financiële verplichtingen te voldoen om ontvankelijkheid in hoger beroep te waarborgen.