ECLI:NL:GHARL:2024:6226

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
200.330.848
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in hoger beroep over bewijsopdracht mishandeling met glas in café De Carrousel

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen [geïntimeerde] naar aanleiding van een incident dat plaatsvond in de nacht van 18 op 19 december 2015 in café De Carrousel in Den Bosch. [Appellant] stelt dat [geïntimeerde] hem met een glas in zijn gezicht heeft gestoken, wat heeft geleid tot letsel en schade. De zaak is eerder behandeld door de kantonrechter, waar [appellant] als eisende partij optrad. In een tussenarrest van 21 mei 2024 heeft het hof geoordeeld dat de rechtsvorderingen van [appellant] niet zijn verjaard en dat er ruimte is voor een inhoudelijke beoordeling van de vorderingen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 september 2024 heeft [appellant] bewijs aangeboden door het horen van getuigen, waaronder [getuige1], [getuige2], [getuige3], [getuige4], [getuige5] en de (voormalig) behandelend artsen. Het hof heeft geoordeeld dat het bewijsaanbod van [appellant] voldoende specifiek is om hem toe te laten tot het leveren van bewijs. De getuigenverhoren zullen plaatsvinden onder leiding van raadsheer-commissaris mr. C.M.E. Lagarde in het Paleis van Justitie in Arnhem.

Het hof heeft de partijen opgedragen om de woonplaatsen van de getuigen tijdig op te geven en heeft verdere beslissingen aangehouden. De zaak zal worden voortgezet met het horen van de getuigen, waarbij het hof een half uur per getuige heeft gereserveerd. De beslissing van het hof is op 8 oktober 2024 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.330.848
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem 10237382
arrest van 8 oktober 2024
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1] ,
hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eisende partij
hierna: [appellant]
advocaat: mr. G.J.A. van de Grint
tegen
[geïntimeerde]
die woont in [woonplaats2]
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde partij
hierna: [geïntimeerde]
advocaat: mr. N. van Mook

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 21 mei 2024 heeft op 23 september 2024 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De verdere beoordeling in hoger beroep

2.1.
In het tussenarrest van 21 mei 2024 heeft het hof geoordeeld dat de rechtsvorderingen van [appellant] tegenover [geïntimeerde] niet zijn verjaard en dat het hof toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van [appellant] .
2.2.
Die vorderingen zien op door [geïntimeerde] te betalen schadevergoeding omdat, zo luidt de stelling van [appellant] , [geïntimeerde] degene is geweest die hem in de nacht van 18 op 19 december 2015 in café De Carrousel in Den Bosch (meermalen) met een glas in zijn gezicht heeft gestoken en/of glas in zijn gezicht heeft geduwd of gegooid, waardoor hij letsel heeft opgelopen en schade heeft geleden. Ter staving van zijn stelling dat [geïntimeerde] hem met glas heeft verwond beroept [appellant] zich op diverse verklaringen in het politieproces-verbaal dat naar aanleiding van de gebeurtenissen die nacht is opgemaakt.
Aangezien [geïntimeerde] op grond van datzelfde politieproces-verbaal gemotiveerd heeft betwist betrokken te zijn geweest bij de mishandeling van [appellant] , rust op [appellant] de last zijn stelling te bewijzen (art. 150 Rv).
2.3.
Bij de kantonrechter en in de memorie van grieven heeft [appellant] nader bewijs aangeboden door het horen als getuigen van partijen zelf, [getuige1] , [getuige2] , [getuige3] , [getuige4] , [getuige5] en de (voormalig) behandelend artsen van [appellant] . Het politieproces-verbaal bevat al één of meer verklaringen van [appellant] en [getuige1] (beiden als aangevers), [geïntimeerde] en [getuige5] (als getuigen) en [getuige2] , [getuige4] en [getuige3] als verdachten. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep – de eerste gelegenheid daartoe – is namens [appellant] het bewijsaanbod verder toegelicht en geconcretiseerd, als volgt. Nu de strafzaken tegen de eerdere drie verdachten onherroepelijk zijn afgerond, geldt dat hen geen zwijgrecht meer toekomt. Daarom kan van [getuige4] , die zich bij de politie op zijn zwijgrecht heeft beroepen, nu een inhoudelijke verklaring worden verkregen. Voor [getuige2] en [getuige3] geldt dat zij geen rekening meer hoeven te houden met hun houding in het strafproces, waardoor zij nu mogelijk anders zullen verklaren over de precieze gebeurtenissen dan zij bij de politie hebben gedaan. Omdat [geïntimeerde] andere conclusies dan [appellant] trekt uit de verklaringen van de onafhankelijke getuige [getuige5] bij de politie – hij wees een jongen met een groen t-shirt aan als de verantwoordelijke voor de mishandeling met glas van [appellant] , terwijl in het politiedossier van alle betrokkenen alleen [geïntimeerde] wordt genoemd als gekleed in een groen t-shirt – moet ook getuige [getuige5] nader worden gehoord, zo begrijpt het hof. [getuige1] heeft verklaard dat een hem op een foto getoonde jongen met een groen t-shirt (waarvan niet in geschil is dat daarop [geïntimeerde] te zien is) er die avond ook bij was en moet daarover nader worden bevraagd. Verder is verzocht ook [getuige6] nogmaals als getuige te horen, aangezien zij bij de politie heeft verklaard te hebben gezien dat iemand een glas in zijn gezicht gedrukt kreeg. Namens [appellant] wordt niet langer vastgehouden aan het horen van partijen zelf en van zijn voormalig behandelend artsen.
2.4.
Met deze nadere toelichting en concretisering tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is het bewijsaanbod van [appellant] (nu) specifiek genoeg geworden om hem toe te laten tot het leveren van bewijs van zijn stelling, door middel van het horen van de zes getuigen zoals hiervoor genoemd. Het heeft de voorkeur van het hof dat de advocaat van [appellant] te zijner tijd de zes getuigen zal oproepen in de deze volgorde:
[getuige5]
[getuige6]
[getuige1]
[getuige4]
[getuige2]
[getuige3] .
Voor de getuigenverhoren zal het hof een half uur per getuige agenderen.
2.5.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

Het hof:
3.1.
laat [appellant] toe te bewijzen dat [geïntimeerde] hem in de nacht van 18 op 19 december 2015 in café De Carrousel in Den Bosch met een glas in zijn gezicht heeft gestoken en/of glas in het gezicht van [appellant] heeft geduwd of gegooid.
3.2.
Raadsheer-commissaris mr. C.M.E. Lagarde zal de getuigen verhoren in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 in Arnhem. Partijen moeten daar zelf bij aanwezig zijn.
3.3.
[appellant] moet op dinsdag
22 oktober 2024de verhinderdagen van de zes in ro. 2.4 van dit arrest genoemde getuigen, van partijen en van hun advocaten opgeven over de maanden november 2024 tot en met februari 2025. Daarna stelt het hof de dag en het tijdstip van het verhoor vast, eveneens met inachtneming van ro. 2.4. Dat gebeurt ook als de opgave van de verhinderdata onvolledig is.
3.4.
[appellant] moet de (namen en) woonplaatsen van de zes getuigen ten minste een week voor het getuigenverhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof opgeven.
3.5.
Een partij die tijdens het getuigenverhoor nieuwe stukken wil indienen, moet het hof en de wederpartij daarvan uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een kopie sturen.
3.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.M.E. Lagarde, S.C.P. Giesen en J. van de Klashorst, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2024.