ECLI:NL:GHARL:2024:6204

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
200.310.152
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Databankenrecht en de rol van de Kamer van Koophandel in het handelsregister

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 8 oktober 2024, staat de rechtsvraag centraal of de Kamer van Koophandel (KVK) als producent van het handelsregister aanspraak kan maken op databankenrecht. De KVK stelt dat zij rechthebbende is op het databankenrecht van het handelsregister en dat zij het gebruik van handelsregistergegevens aan voorwaarden kan binden. De Vereniging voor Zakelijke B2B Informatie (VVZBI) betwist dit en stelt dat de KVK niet voldoet aan de vereisten voor databankenrechtelijke bescherming. Het hof overweegt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie te stellen over de interpretatie van de Databankenrichtlijn en de Open Data Richtlijn. De zaak is van belang voor de juridische status van het handelsregister en de mogelijkheden voor hergebruik van gegevens door commerciële partijen. Het hof nodigt partijen uit om suggesties te doen voor de aan het HvJ EU te stellen vragen, en de zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof: 200.310.152
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: 516714)
arrest van 8 oktober 2024
in de zaak van
Kamer van Koophandel
die zetelt in Utrecht
appellante in het principaal hoger beroep, verweerster in het voorwaardelijke incidenteel hoger beroep
in eerste aanleg: gedaagde
hierna: KVK
advocaat: mr. M. Dijkstra
tegen:
Vereniging voor Zakelijke B2B Informatie,
die gevestigd is in Amsterdam
geïntimeerde in het principaal hoger beroep, eiseres in het voorwaardelijke incidenteel hoger beroep
in eerste aanleg: eiseres
hierna: VVZBI
advocaat: mr. D. Verhulst

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 12 september 2023 heeft op 28 november 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag (het proces-verbaal) gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd. Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Het hof neemt grotendeels de samenvatting over uit het bestreden vonnis. De KVK is een zelfstandig bestuursorgaan dat is belast met het beheer van het handelsregister: de openbare basisregistratie van alle rechtspersonen en ondernemingen in Nederland. De taken en verantwoordelijkheden van de KVK zijn geregeld in de Handelsregisterwet 2007 [1] (hierna: Hrw). De tarieven voor het verkrijgen van handelsregistergegevens zijn vastgesteld in de Financiële Regeling Handelsregister (hierna ook: FRH). De KVK genereert inkomsten met haar werkzaamheden en taken die bij wet aan haar zijn opgedragen en met andere werkzaamheden en baten en ontvangt daarnaast een rijksbijdrage, als de kosten niet volledig door de baten kunnen worden bestreden (artikel 39 Wet op de Kamer van Koophandel [2] , hierna ook: Wet KvK).
2.2.
De VVZBI is op 6 juli 2020 opgericht door commerciële dienstverleners op het gebied van bedrijfsinformatie aan zakelijke afnemers in met name het financieel-economisch domein. De VVZBI heeft tot doel de behartiging van de collectieve belangen van zakelijke informatieleveranciers in Nederland, onder meer door kwaliteitsontwikkeling en -bewaking en door belangenbehartiging langs politieke en juridische weg.
2.3.
De leden vertegenwoordigen de meerderheid van de Nederlandse markt van aanbieders van bedrijfsinformatie ten behoeve van creditmanagement, risk & compliance en marketingdoeleinden. Op deze markt zijn de leden al vele jaren actief. Tot hun klanten behoren overheidsorganen, financiële instellingen, verzekeringsmaatschappijen, grote accountants-, advocaten-, notaris- en consultancykantoren en het midden- en kleinbedrijf. De leden zijn grootafnemers van handelsregistergegevens. Die informatie is van essentieel belang voor hun dienstverlening.
2.4.
De KVK heeft in november 2020 nieuwe “Gebruiksvoorwaarden Verstrekking en gebruik Handelsregistergegevens” met de daarbij horende “Voorwaarden voor toestemming van gebruik van Handelsregistergegevens als bedoeld in de Databankenwet” vastgesteld [3] , die zij op 1 januari 2021 in gebruik heeft genomen. Daarin is - kort gezegd - bepaald dat voor het hergebruiken van het hele handelsregister of substantiële delen daarvan voortaan databankrechtelijke toestemming van de KVK is vereist. Die toestemming verleent de KVK alleen als voldaan is aan die voorwaarden die zien op het (voortgezet) gebruik van de door de KVK verstrekte handelsregistergegevens. Ook heeft zij voorwaarden opgesteld voor “Service Providers”, die namens hun klanten (op grote schaal) handelsregistergegevens willen opvragen. [4] De KVK neemt bij deze voorwaarden tot uitgangspunt dat het handelsregister een databank is in de zin van artikel 1 van de Databankenwet [5] (hierna: Dbw) en dat daarom voor hergebruik als bedoeld in artikel 2 Dbw – kort gezegd: het opvragen of hergebruiken van een substantieel deel van een databank of het herhaald en systematisch opvragen of hergebruiken van een niet-substantieel deel – toestemming nodig is. De KVK stelt zich op het standpunt dat de leden van VVZBI gebruik maken van handelsregistergegevens op een manier die valt binnen de reikwijdte van artikel 2 Dbw, zodat zij haar toestemming nodig hebben voor dit gebruik. Deze nieuwe voorwaarden zijn volgens de KVK gemodelleerd naar de Richtlijn inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie (hierna: Open Data Richtlijn). [6]
2.5.
De KVK is met dit nieuwe beleid gekomen, omdat in de praktijk al jaren op grote schaal onbeperkt hergebruik van handelsregistergegevens plaatsvindt en dit volgens de KVK is gaan interfereren met haar wettelijke taken. Commerciële marktpartijen als de leden hebben met kopieën van voor klanten opgevraagde handelsregistergegevens namelijk zogenoemde schaduwregistraties aangelegd, waarmee zij tegen een gereduceerd tarief soortgelijke informatiediensten leveren als de KVK. Volgens de KVK kleven daaraan bezwaren, ten eerste uit het oogpunt van de rechtszekerheid, omdat uit schaduwregistraties verkregen gegevens, zoals kopie-uittreksels, mogelijk verouderd zijn. Ten tweede zijn er bezwaren in verband met kostendekking, omdat de KVK door deze doorverkoop van gegevens inkomsten misloopt en daardoor meer kosten van de KVK ten laste komen van de belastingbetaler. Ten derde zijn er bezwaren in verband met de privacy van de natuurlijke personen die in het handelsregister staan ingeschreven. Bij deze schaduwregistraties gelden geen beperkingen ten aanzien van het doorzoekbaar maken en/of rangschikken naar natuurlijke personen en omdat persoonsgegevens worden gebruikt voor direct marketing per post of aan de deur. Met de nieuwe voorwaarden wil de KVK het belang van de rechtszekerheid in het economisch en maatschappelijk verkeer, kostendekking (op basis van het profijtbeginsel) en privacybescherming van de ingeschrevenen dienen.
2.6.
De KVK heeft de langlopende contracten met de leden opgezegd om de nieuwe voorwaarden ook jegens hen in te kunnen voeren. Daarbij heeft de KVK een overgangstermijn van een jaar gehanteerd (tot 1 december 2021). De leden betwisten de rechtsgeldigheid van deze opzeggingen en verzetten zich tegen de invoering van de nieuwe voorwaarden. Volgens de VVZBI worden op grond van die voorwaarden de verdere verspreiding, integratie en bewerking van handelsregistergegevens door commerciële marktpartijen, zoals de leden, ineens vergaand gereguleerd, beperkt en veel duurder gemaakt. Dat heeft grote (financiële) gevolgen voor hun bedrijfsvoering. Onderling overleg heeft niet tot een oplossing geleid, waarna de VVZBI deze bodemprocedure is gestart.
2.7.
De VVZBI stelt zich primair op het standpunt dat de KVK geen databankenrecht heeft op het handelsregister, omdat niet aan de materiële vereisten voor databankrechtelijke bescherming is voldaan en de nieuwe voorwaarden die de KVK op dat recht baseert dus geen gelding hebben. Subsidiair stelt de VVZBI zich op het standpunt dat, als de KVK dat recht wel heeft, de wijze waarop de KVK haar databankenrecht wil gaan uitoefenen via de invoering van de nieuwe voorwaarden, zoals hiervoor in 2.4 genoemd, onrechtmatig is jegens de leden. Er is sprake van strijdigheid met de (Europese) regels inzake hergebruik van overheidsinformatie, het doorkruisingsverbod, het legaliteitsbeginsel, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, het verbod op misbruik van recht en de redelijkheid en billijkheid in de contractuele verhoudingen tussen de KVK en de leden.
2.8.
De VVZBI heeft in een kort gedingprocedure gevorderd ordemaatregelen te treffen gericht op (onder meer) het handhaven van de feitelijke en juridische situatie tussen de leden en de KVK totdat in deze bodemprocedure is beslist over de rechtmatigheid en toelaatbaarheid van de nieuwe voorwaarden. Daarop heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland op 4 juni 2021 [7] onder meer het volgende beslist :
“4.1. gebiedt de KVK om de thans geldende overgangstermijn voor de beoogde inwerkingtreding van de nieuwe “Gebruiksvoorwaarden Verstrekking en gebruik Handelsregistergegevens” en bijbehorende “Voorwaarden voor toestemming van gebruik van Handelsregistergegevens als bedoeld in de Databankenwet” te verlengen, laatstelijk totdat de rechtbank in de bodemprocedure met rol-/zaaknummer C/16/51671 / HA ZA 21/80 eindvonnis zal hebben gewezen, of eerder indien en voor zover de rechtbank in die bodemprocedure (als haar daarom zal worden gevraagd) tot een eerder einde van die termijn beslist,
4.2.
gebiedt de KVK om gedurende de in 4.1. genoemde overgangstermijn handelsregisterinformatie aan de leden te blijven leveren op basis van de in het lichaam van de dagvaarding beschreven bestaande duurovereenkomsten en thans voor de leden geldende gebruiksvoorwaarden van het handelsregister,
4.3.
bepaalt dat de KVK voor iedere overtreding van hetgeen waartoe zij onder 4.1. en 4.2. is veroordeeld en voor iedere dag dat die overtreding voortduurt, een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 10.000,00 (tienduizend euro) verbeurt, met een maximum van in totaal € 500.000,00 (vijfhonderdduizend euro).”
2.9.
Nadat dit vonnis in kort geding is gewezen, heeft de KVK de hiervoor onder 2.4. genoemde voorwaarden herzien en van een nieuwe toelichting voorzien (hierna: de databankvoorwaarden). [8]
2.10.
De VvZbI heeft bij de rechtbank primair gevorderd dat de rechtbank:
“1. voor recht verklaart dat
a) op het handelsregister geen databankenrecht rust ten gunste van de KVK,
althans dat
b) de KVK een eventueel databankenrecht op het handelsregister niet jegens de leden mag uitoefenen, buiten de grenzen van artikel 1 lid 6 Open Data Richtlijn en de Wet hergebruik van overheidsinformatie (Who), in het gestelde belang van de privacybescherming van ingeschrevenen in het handelsregister, de rechtszekerheid in het economisch en maatschappelijk verkeer en/of het belang van kostendekking en het profijtbeginsel,
althans dat
c) de wijze waarop de KVK een eventueel databankenrecht jegens de leden uitoefent, zoals omschreven in de nieuwe voorwaarden, althans door de rechtbank aan te wijzen onderdelen daarvan, nietig c.q. onverbindend c.q. onrechtmatig zijn wegens strijd met artikel 1 lid 6 Open Data Richtlijn en de Who, het doorkruisingsverbod, het legaliteitsbeginsel, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, het verbod op misbruik van recht, tussen partijen bestaande duurovereenkomsten en/of de maatstaven van redelijkheid en billijkheid,
2. de KVK met onmiddellijke ingang na betekening van het vonnis verbiedt om:
a) zich jegens de VVZBI en haar leden te beroepen op een databankenrecht op het handelsregister, althans de nieuwe voorwaarden, althans bepaalde door de rechtbank aan te wijzen onderdelen daarvan en dat/die jegens de VVZBI en haar leden toe te passen en/of te handhaven,
b) de levering van handelsregisterinformatie aan leden op enige manier te staken of beperken wegens een beweerdelijke inbreuk op een aan haar toekomend databankenrecht op het handelsregister en/of niet-naleving van de nieuwe voorwaarden,
c) de dienstverlening door leden op enige manier te verhinderen of bemoeilijken wegens een beweerdelijke inbreuk op een aan haar toekomend databankenrecht op het handelsregister en/of niet-naleving van de nieuwe voorwaarden,
d) eindgebruikers te voorzien van aanwijzingen en dergelijke over het al dan niet gebruik maken van en/of toegestaan zijn van de dienstverlening van leden in verband met een beweerdelijke inbreuk op een aan haar toekomend databankenrecht op het handelsregister en/of niet-naleving van de nieuwe voorwaarden,
een en ander onder verbeurte van dwangsommen en met veroordeling van KVK in de kosten van het geding.”
Daarnaast heeft de KVK ook een subsidiaire vordering ingesteld.
2.11.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 22 december 2021 [9] de primaire vordering van VVZBI grotendeels toegewezen met veroordeling van de KVK in de proceskosten.
2.12.
Verkort weergegeven luidt de motivering van de rechtbank als volgt. De handelsregistertaak is de hoofdactiviteit van de KVK. Het handelsregister is als databank daarom geen bijproduct (spin-off), dat vanzelf ontstaat uit een andere activiteit van de KVK. De kosten die de KVK maakt ter uitvoering van de wettelijke handelsregistertaak tellen daarom mee bij de beoordeling of er sprake is van een substantiële investering als deze zien op de verkrijging, de controle en/of de presentatie van de inhoud van de databank (r.o. 3.16). De KVK heeft voldoende aangetoond dat zij substantieel investeert in de databank die het handelsregister vormt (r.o. 3.17). Afgezien van het aanmaken van KVK-nummers is er geen sprake van creatie van nieuwe gegevens door de KVK (r.o. 3.18). Op grond van artikel 2 lid 1 Dbw komen de rechten met betrekking tot een databank toe aan de producent van de databank die in artikel 1 lid 1 sub b Dbw is gedefinieerd als degene die het risico draagt van de voor de databank te maken investering (r.o. 3.19).
2.13.
Vervolgens heeft de rechtbank de rol van de KVK getoetst aan het producentvereiste. De rechtbank leidt uit de overwegingen bij de Databankenrichtlijn en de jurisprudentie af dat met het databankenrecht is beoogd om degene die substantiële investeringen in de samenstelling en werking van een databank doet en het risico daarvan draagt zekerheid te bieden dat hij voor zijn investering zal worden vergoed om investeringen in moderne systemen voor de opslag en verwerking van gegevens die bijdragen tot de ontwikkeling van de informatiemarkt in de Lidstaten te stimuleren (r.o. 3.23). De KVK handelt ten aanzien van de handelsregistertaak ter uitoefening van het openbaar gezag, welke taak plaatsvindt buiten de sfeer van het economisch verkeer. De kosten verbonden aan de handelsregistertaak komen ten laste van de rijksbegroting voor zover zij niet kunnen worden gefinancierd uit de inkomsten uit producten en diensten van de KVK (r.o. 3.24). Bij de aanleg en het beheer van het handelsregister is een (te beschermen) economische drijfveer niet aanwezig: ook als de KVK haar kosten niet terugverdient, moet zij haar taak uitvoeren. De KVK draagt niet het risico van de investeringen in het handelsregister, omdat kosten die niet uit de inkomsten worden voldaan, worden gedekt door de Rijksoverheid. De KVK behoeft geen stimulans om de investeringen te doen, omdat zij die stimulans al heeft vanwege de haar opgedragen wettelijke taak (r.o. 3.25). Volgens de rechtbank is daarmee niet voldaan aan het element
“risico dragen”(r.o. 3.22). Het oordeel van de rechtbank is op basis daarvan dat aan de KVK geen databankenrecht op het handelsregister toekomt.
2.14.
De rechtbank heeft vervolgens de primaire vorderingen van de VVZBI grotendeels toegewezen. De onderdelen 4.1 en 4.2 van het dictum van het vonnis luiden als volgt:
“4.1. verklaart voor recht dat op het handelsregister geen databankenrecht rust ten gunste van de KVK,
4.2.
verbiedt de KVK met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis om:
a) zich jegens de VVZBI en haar leden te beroepen op een databankenrecht op het handelsregister,
b) de levering van handelsregisterinformatie aan leden op enige manier te staken of beperken wegens een beweerdelijke inbreuk op een aan haar toekomend databankenrecht op het handelsregister en/of niet-naleving van de nieuwe voorwaarden, die op dat databankenrecht zijn gebaseerd,
c) de dienstverlening door leden op enige manier te verhinderen of bemoeilijken wegens een beweerdelijke inbreuk op een aan haar toekomend databankenrecht op het handelsregister en/of niet-naleving van de nieuwe voorwaarden, die op dat databankenrecht zijn gebaseerd,
d) eindgebruikers te voorzien van aanwijzingen en dergelijke over het al dan niet gebruik maken van en/of toegestaan zijn van de dienstverlening van leden in verband met een beweerdelijke inbreuk op een aan haar toekomend databankenrecht op het handelsregister en/of niet-naleving van de nieuwe voorwaarden, die op dat databankenrecht zijn gebaseerd.”
De stellingen van KVK in hoger beroep
2.15.
De KVK is van dit vonnis in hoger beroep gekomen. In grief 1 is zij opgekomen tegen het oordeel van de rechtbank dat aan haar geen databankenrecht toekomt, omdat zij niet het risico draagt voor de investeringen in het handelsregister. In hoger beroep verwijst zij in dat kader ook naar artikel 8 lid 2 Dbw jo. artikel 51a Hrw. Zij stelt verder dat de rechtbank een denkfout heeft gemaakt door ervan uit te gaan dat voor het inroepen van het databankenrecht vereist is dat de degene die de databank tot stand heeft gebracht, dat niet zou hebben gedaan als hem dat recht niet zou toekomen. [10] Zij verwijt de rechtbank verder een situatie te hebben gecreëerd waarin er wel sprake is van een databank en een databankenrecht, maar dat die databank geen rechthebbende heeft. [11] Volgens de KVK volgt onder meer uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Databankenrichtlijn, uit de jurisprudentie van het HvJ EU en uit artikel 1 lid 6 van de Open Data Richtlijn dat de Uniewetgever overheden niet uitsluit van toekenning van een databankenrecht. In artikel 1 lid 6 van de Open Data Richtlijn is namelijk vermeld dat openbare lichamen het databankenrecht niet uitoefenen om het hergebruik van documenten tegen te gaan of om het hergebruik buiten de bij deze richtlijn bepaalde grenzen te beperken. [12] Daarnaast is de rechtbank uitgegaan van een te beperkt begrip van het vereiste van “investering”. Dat ziet volgens de KvK niet alleen op financiële aspecten, maar ook op “geld en/of tijd, moeite en energie”. Een investering die geen geld heeft gekost, maar wel tijd, moeite en energie wordt ook beschermd. [13] Vervolgens is de rechtbank ook uitgegaan van een te beperkte opvatting van het begrip “risico”. Het begrip risico omvat ook bescherming tegen toe-eigening van de resultaten van de databank zonder toestemming van degene die de investeringen doet. [14] Verder draagt de KVK wel degelijk de financiële risico’s van de investering, met name ten aanzien van onverwachte tegenvallers. [15]
2.16.
De KVK heeft na het bestreden vonnis haar databankvoorwaarden opnieuw herzien en daarin de koppeling met het databankenrecht losgelaten. In deze nieuwe “Voorwaarden KVK” [16] zijn onder meer bepalingen opgenomen omtrent de bescherming van de persoonsgegevens van natuurlijke personen die in het handelsregister zijn opgenomen en omtrent hergebruik van handelsregistergegevens.
3. Het oordeel van het hof in het principaal en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep
Prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie
3.1.
Het hof acht een beslissing van het HvJ EU noodzakelijk voor het wijzen van zijn arrest en is daarom voornemens dat Hof prejudiciële vragen te stellen over de uitleg van de Databankenrichtlijn en de Open Data Richtlijn. In dit tussenarrest licht het hof deze keuze nader toe en legt het concept-vragen voor aan partijen. Dit tussenarrest heeft nog niet de vorm die het HvJ EU aanbeveelt voor de prejudiciële procedure, vooral omdat partijen zich nog moeten uitlaten over de recente inwerkingtreding van de omzettingswet van de Open Data Richtlijn en de recente ontwikkelingen met betrekking tot de financiering van het Handelsregister. Die uitlatingen kunnen meebrengen dat andere, meer of minder vragen aan het HvJ EU worden voorgelegd. Verder merkt het hof op dat onvermijdelijk is dat het enerzijds bepalingen uit de richtlijnen bespreekt en anderzijds uit de Nederlandse wetgeving, omdat het de Nederlandse wetgeving moet toepassen en richtlijnconform moet uitleggen en anderzijds voornemens is vragen over de uitleg van bepalingen uit de richtlijnen te stellen aan het HvJ EU.
Procesrechtelijke aspecten
3.2.
VVZBI werpt op dat de KVK zich niet op het standpunt mag stellen dat zij bevoegd is zonder een beroep te doen op een databankenrecht de afname van handelsregistergegevens te reguleren op het punt van de verwerking van persoonsgegevens en de doorgifte van uittreksels. Volgens VVZBI vallen de stellingen van de KVK, voor zover gebaseerd op de nieuwe Voorwaarden KVK, buiten de grenzen van de rechtsstrijd. Het hof volgt VVZBI hierin niet. VVZBI had eenvoudig bij memorie van antwoord haar eis kunnen aanvullen door vorderingen te formuleren tegen het gebruik door de KVK van deze voorwaarden, maar heeft ervoor gekozen om dat niet te doen. Ook tijdens de mondelinge behandeling bij dit hof heeft zij desgevraagd benadrukt dat deze nieuwe Voorwaarden wat haar betreft niet aan haar vorderingen in deze zaak ten grondslag worden gelegd. Dat betekent echter niet dat de KVK zich niet op het standpunt mag stellen dat zij ook zonder databankenrecht bevoegd is de afname van handelsregistergegevens te reguleren. Dit verweer van VVZBI wordt daarom gepasseerd.
De begrippen databank en producent (fabrikant); inleidende opmerkingen
3.3.
De KVK stelt zich op het standpunt dat het handelsregister een databank is en dat zij daarvan de rechthebbende is, zodat zij het gebruik van door haar verstrekte gegevens uit het handelsregister kan reguleren aan de hand van door haar te verlenen toestemming. De VVZBI betwist dat het handelsregister een databank is en, als dat al zo is, de KVK daarvan kan worden beschouwd als de producent.
3.4.
Het begrip “databank” is in artikel 1 lid 1 aanhef en sub a Dbw als volgt gedefinieerd:
een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen die systematisch of methodisch geordend en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk zijn en waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering.
Het begrip “producent van een databank” is in artikel 1 lid 1 aanhef en sub b Dbw gedefinieerd als
degene die het risico draagt van de voor de databank te maken investering. In de toelichting op deze definitie wordt hierover het volgende opgemerkt: “
Als producent wordt beschermd degene die de investering doet en het risico draagt van die investeringen.” [17]
De Databankenwet is onderdeel van de wetgeving tot omzetting van Richtlijn 96/9/EG betreffende de rechtsbescherming van databanken [18] (hierna: de Databankenrichtlijn of DbRl). De definitie van “databank” in artikel 1 lid 1 sub a Dbw vormt een omzetting van de artikelen 1 lid 2 en 7 lid 1 van de Databankenrichtlijn. De richtlijn bevat geen definitie van het begrip “producent van een databank”. Wel bepaalt artikel 7 lid 1 Databankenrichtlijn dat het databankenrecht, in de richtlijn genoemd het “recht sui generis”, toekomt aan de “fabrikant van de databank".
Artikel 2 lid 1 Dbw bepaalt dat de producent van een databank het uitsluitende recht heeft om toestemming te verlenen voor a) het opvragen of hergebruiken van het geheel of een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van de inhoud van de databank of b) het herhaald en systematisch opvragen of hergebruiken van in kwalitatief of kwantitatief opzicht niet-substantiële delen van de inhoud van een databank, voor zover dit in strijd is met de normale exploitatie van die databank of ongerechtvaardigde schade toebrengt aan de rechtmatige belangen van de producent van de databank. Dit artikellid vormt de omzetting van artikel 7 leden 1 en 5 Databankenrichtlijn.
3.5.
Over de begrippen “databank” en “fabrikant van een databank” bevatten de overwegingen bij de Databankenrichtlijn onder meer het volgende:
“(7) Overwegende dat de fabricage van databanken aanzienlijke menselijke, technische en financiële inspanningen vergt, terwijl zij kunnen worden gekopieerd of geraadpleegd voor een fractie van de kosten die moeten worden besteed om deze produkten zelfstandig te ontwikkelen;
(…)
(39) Overwegende dat de onderhavige richtlijn niet alleen de bescherming beoogt van het auteursrecht op de originele keuze of rangschikking van de inhoud van databanken, maar ook de bescherming van de fabrikanten van databanken tegen onrechtmatige toeëigening van de resultaten van de financiële en professionele investeringen die zijn gedaan om de inhoud te verkrijgen en te verzamelen, door de gehele databank of substantiële delen ervan te beschermen tegen bepaalde handelingen die door de gebruiker of een concurrent worden verricht;
(40) Overwegende dat dit recht sui generis ten doel heeft om, voor de beperkte duur van het recht, een investering in de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud van een databank te beschermen; dat deze investering een kwestie kan zijn van geld en/of tijd, moeite en energie;
(41) Overwegende dat het recht sui generis ten doel heeft de fabrikant van een databank de mogelijkheid te geven te verbieden dat de inhoud van die databank of een substantieel deel ervan zonder zijn toestemming opgevraagd en/of hergebruikt wordt; dat de fabrikant van een databank degene is die het initiatief neemt tot en het risico draagt van de investeringen; dat dit met name toeleveranciers uitsluit van de definitie van fabrikant;
(42) Overwegende dat het bijzondere recht om opvraging en/of hergebruik zonder toestemming te verhinderen, handelingen betreft waarmee de gebruiker zijn legitieme rechten te buiten gaat en die aldus afbreuk doen aan de investering; dat het recht om opvraging en/of hergebruik van de inhoud of een substantieel deel ervan te verbieden, niet alleen gericht is tegen de fabricage van een parasiterend concurrerend produkt, maar ook tegen de gebruiker die door zijn handelingen in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantiële schade berokkent aan de investering”.
3.6.
Artikel 8 lid 1 Dbw bepaalt dat de openbare macht geen databankenrecht heeft ten aanzien van databanken waarvan zij de producent is en waarvan de inhoud wordt gevormd door wetten, besluiten en verordeningen, door haar uitgevaardigd, rechterlijke uitspraken en administratieve beslissingen. Lid 2 voegt daaraan toe dat het databankenrecht ook niet van toepassing is op databanken waarvan de openbare macht de producent is, tenzij het recht onder meer in het algemeen bij wet, besluit of verordening uitdrukkelijk is voorbehouden. Artikel 8 lid 2 Dbw is geen regel van Unierechtelijke origine, maar is ontleend aan artikel 15b Auteurswet dat een soortgelijke regel bevat. Artikel 51a Handelsregisterwet bepaalt dat het databankenrecht is voorbehouden aan de KVK. De invoering van deze bepaling heeft de regering als volgt toegelicht:
“Naast de bij wet aangewezen (basis)registraties zijn er diverse private registraties. Voor zowel publieke als private producenten van een databank is het databankenrecht relevant. Hoofdlijn daarvan betreft de bescherming van de producent van de databank tegen het opvragen of hergebruiken van een substantieel deel van de inhoud van de databank. Voor verkrijging van databankrechtelijke bescherming gelden verschillende criteria. Er moet onder meer sprake te zijn van een substantiële investering in de databank. Het databankenrecht komt toe aan de private of publieke producent, die de investering heeft gedaan in de databank. De KvK, die wordt gefinancierd door opbrengsten uit de verkoop van producten en diensten en een Rijksbijdrage, heeft kwalitatief en kwantitatief substantieel geïnvesteerd in de controle, ordening en presentatie van de gegevens en is, wat betreft het handelsregister, producent in de zin van de Databankenwet. Zij behoudt het databankenrecht, bedoeld in artikel 2 van die wet, voor door een uitdrukkelijke vermelding van dit recht bij de gegevens of gegevensdragers en in contracten, zoals in artikel 8 van de Algemene Voorwaarden Handelsregister Informatie op maat.
In het licht van het bovenstaande wordt krachtens het voorgestelde artikel 51a het databankenrecht ten aanzien van het handelsregister wettelijk voorbehouden aan de KvK. Met deze codificatie krijgt de wet een gelijke bepaling als de Kadasterwet in artikel 7v. Daarin is bepaald dat het kadaster het databankenrecht heeft ten aanzien van de basisregistratie kadaster, de basisregistratie topografie en de registraties voor schepen en luchtvaartuigen. Ook bijvoorbeeld artikel 33 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen voorziet in het voorbehoud van het databankenrecht met betrekking tot de Basisregistraties adressen en gebouwen.
Het databankenrecht is niet relevant bij de reguliere verstrekking van gegevens over een specifieke ondernemer of rechtspersoon, bij het frequent en massaal gebruik van gegevens uit de bronkopie van het handelsregister voor de uitvoering van de taken van de Belastingdienst, CBS en Justis of bij het uitwisselen van signalen tussen toezichthouders over mogelijke malafiditeit. Ook beïnvloedt het databankenrecht op geen enkele wijze de prijs voor het inzien of verstrekken van een handelsregistergegeven. Deze prijzen zijn vastgesteld in een ministeriële regeling.
Het databankenrecht kan wel een rol spelen bij het tegengaan van het door afnemers in bulk of herhaald en systematisch doorleveren van niet verrijkte gegevens uit het handelsregister, die worden gepresenteerd als handelsregistergegevens. Het gaat hier bijvoorbeeld om het door derden verstrekken van handelsregister uittreksels of jaarrekeningen of het in bulk of herhaald en systematisch doorleveren van functionarisgegevens. Vanzelfsprekend raakt dit niet aan het gebruik van gegevens door afnemers voor bijvoorbeeld intern gebruik, het maken van cliëntenanalyses of adviezen ten behoeve van de bedrijfsvoering of uitvoeringspraktijk. Dit geldt ook wanneer twee afnemers in een samenwerkingsverband het bestand gezamenlijk willen bewerken dan wel verrijken.
Het hanteren van voorwaarden is ook toegestaan op grond van de Wet hergebruik overheidsinformatie. De voorwaarden betreffen onder andere het copyright, bronvermelding, ongewijzigde overname, beperking tot niet-commercieel gebruik en het uitsluiten van aansprakelijkheid. De voorwaarden mogen bijvoorbeeld niet de wijze betreffen waarop de verstrekte informatie mag worden gebruikt door de hoeveelheid bevragingen te beperken. Indien de drie uitgezonderde instellingen die kostendekkend werken (Kadaster, Rijksdienst voor het Wegverkeer en de KvK) licentievoorwaarden aan het hergebruik willen verbinden, dienen zij op grond van artikel 6 van de Wet hergebruik overheidsinformatie te waarborgen dat deze voorwaarden voor vergelijkbare gevallen gelijk zijn en het hergebruik en de mededinging niet nodeloos beperken. Bij deze beoordeling worden ook de overwegingen betrokken die bij de totstandkoming van de Wet hergebruik overheidsinformatie tot de uitzonderingspositie van onder andere de KvK hebben geleid (Kamerstukken II 2014/15, 34 123, nr. 3, p. 15).
De KvK zorgt dat de gegevens in het handelsregister zo veel mogelijk juist, actueel en volledig zijn. Het voorbehoud van het databankenrecht is erop gericht dat er geen misverstand bestaat over de herkomst van de gegevens uit het handelsregister. De rechtszekerheid in het economisch verkeer wordt hiermee bevorderd, zoals artikel 2, onderdeel a, vereist.” [19]
3.7.
In aanvulling op dit citaat heeft de regering in de Nota naar aanleiding van het eindverslag over het handelsregister als databank nog het volgende overwogen:
“De grondslag voor het (moeten) genereren van inkomsten uit de verstrekking van handelsregisterinformatieproducten ligt niet in het databankenrecht, maar is vastgelegd in de financieringssystematiek van het handelsregister (artikel 50 van de Handelsregisterwet 2007).
Deze grondslag in de Handelsregisterwet 2007 is in overeenstemming met de Wet hergebruik van overheidsinformatie. In artikel 50, tweede lid, van de Handelsregisterwet 2007 is vastgelegd dat artikel 9, derde lid, van de Wet hergebruik van overheidsinformatie van toepassing is op de voor inzage en verstrekking gevraagde vergoedingen. In de memorie van toelichting bij de Wet hergebruik van overheidsinformatie is toegelicht dat «bij het stellen van voorwaarden de overwegingen worden betrokken die tot de uitzondering hebben geleid». Het artikel biedt derhalve de ruimte aan de KvK, RDW en het Kadaster om hun financiële doelstelling te realiseren door, waar nodig, nadere voorwaarden te stellen aan de verstrekking van informatie, en zich daarbij te bedienen van het databankenrecht. Om te beoordelen of er sprake is van een substantiële investering in databankenrechtelijke zin (artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Databankenwet), zijn de kosten die zien op de verkrijging, controle of presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht relevant. Zoals hiervoor is aangegeven, is de kostendekking van het handelsregister gebaseerd op het profijtbeginsel. Waar mogelijk, dient de KvK de kosten van het handelsregister terug te verdienen met de opbrengsten uit de verkoop van handelsregisterinformatieproducten. De inkomsten die de KvK hiermee genereert, worden geïnvesteerd in de uitvoering van de wettelijke handelsregistertaak en daarmee ook in de verkrijging, controle, ordening en presentatie van de handelsregistergegevens en documenten. Op systematische wijze is zo vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw de huidige elektronische databank handelsregister gerealiseerd. Het is ook aan de KvK om met deze inkomsten zelfstandig het handelsregister (verder) te ontwikkelen, te beheren en de overige registertaken uit te voeren.
De genoemde inkomsten zijn onvoldoende om de totale kosten van de uitvoering van de handelsregistertaak te financieren. Het tekort in de financiering wordt aangevuld met publieke middelen (de Rijksbijdrage, zie artikel 39, tweede lid, van de Wet op de Kamer van Koophandel). Vóór 2013 werd dit deel nog gefinancierd door middel van een deel van de opbrengsten uit de jaarlijkse bijdragen van ondernemingen en rechtspersonen. Deze Rijksbijdrage vertoont vanaf de introductie door de verder gaande digitalisering en ook afschaling van de KvK een dalende trend. De investering door de overheid is daarmee niet alleen ingezet na het ontstaan van de databank in de jaren tachtig, maar neemt dus ook af.
Voor de kosten van de uitvoering van de wettelijke handelsregistertaak en de kosten voor de databank geldt dat deze niet van elkaar zijn te scheiden, omdat middelen en werkzaamheden worden ingezet die beide doelen (registertaak en databank) dienen. De uitvoering van de handelsregistertaak (het innemen van de opgaven, het identificeren van ondernemers, de controles op actualiteit, juistheid en volledigheid) vormt een geheel met het (technisch) aanleggen van de databank (het in een geautomatiseerd systeem vastleggen van handelsregisterdata, het herkenbaar en opzoekbaar maken en het presenteren en verstrekken van de betreffende handelsregistergegevens). De ondernemer gaat bijvoorbeeld direct bij inschrijving met een KvK-uittreksel de deur uit en bij het schriftelijk of elektronisch doorgeven van een handelsregistermutatie ontvangt de ondernemer hiervan een bevestiging.
Het aanleggen van een databank met 2,8 miljoen inschrijvingen vergt in aanleg en in onderhoud een substantiële investering. Dit geldt eveneens voor de toe te rekenen kosten van de automatiseringsafdeling van de KvK, omdat die activiteiten gericht zijn op zowel het ondersteunen van de uitvoering van de handelsregistertaak als op het onderhoud van de databank. Hierbij kan gedacht worden aan de aanschaf en het onderhoud van een centrale computerfaciliteit of het creëren, onderhouden en verwerken van een elektronisch mutatieformulier (ca 2,5 miljoen mutaties per jaar). Ook bij het verstrekken van handelsregistergegevens is het onderscheid tussen het uitvoeren van de handelsregistertaak en de databank niet te maken, zoals bij het verstrekken van gewaarmerkte elektronische documenten.
Gelet op bovenstaande is een onafhankelijk juridisch advies over het vraagstuk of de KvK al dan niet aanspraak kan maken op het databankenrecht voor het handelsregister mijns inziens dan ook niet aan de orde. (…) Tenslotte wijs ik er op dat het voorbehoud van het databankenrecht de Raad van State geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen.” [20]
3.8.
Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer op 29 mei 2019 heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het databankenrecht en het Handelsregister het volgende opgemerkt.
“De Databankenwet geeft aan wat de voorwaarden zijn om aanspraak te kunnen maken op een databankenrecht. Om aanspraak te kunnen maken op dat databankenrecht, moet je ergens een voorbehoud hebben gemaakt. Je moet je dus op het recht beroepen om er aanspraak op te maken. In de Databankenwet staat beschreven wanneer dat kan. Dat kan bijvoorbeeld in losse leveringsvoorwaarden, maar het kan ook, gewoon voor iedereen glashelder te zien, in een wet op wetsniveau. Dat is wat nu voorligt. Daarmee bestaat er geen onduidelijkheid meer over de aanspraak die de Kamer van Koophandel hier maakt voor wat betreft het Handelsregister. Het is aan de rechter om in voorkomende gevallen, wanneer die vraag wordt voorgelegd, te beoordelen of de Kamer van Koophandel daadwerkelijk voldoet aan de voorwaarden om zich succesvol te beroepen op het databankenrecht. Het is voor de Kamer van Koophandel een nuttig hulpmiddel bij het bewaken van onder andere het gepast gebruik van handelsregisterdata, de integriteit van data, rechtszekerheidsbelangen en ter voorkoming van misleiding dan wel misbruik.” [21]
Artikel 51a Hrw creëert geen databankenrecht
3.9.
Tussen partijen was bij de rechtbank niet in geschil dat de KVK zich alleen dan het databankenrecht op het handelsregister kan voorbehouden als het handelsregister een databank is in de zin van artikel 1 aanhef en onder a Dbw en de KvK de producent daarvan is in de zin van artikel 1 aanhef en onder b Dbw, beide begrippen uitgelegd in het licht van de Databankenrichtlijn (zie ook rechtsoverweging 3.7 van het vonnis).
3.10.
In hoger beroept neemt de KvK, naar het hof begrijpt, een ander standpunt in. De KVK stelt in nrs. 4.2.16 en 4.2.18 van de memorie van grieven dat uit artikel 51a Hrw volgt dat de KVK een databankenrecht heeft op het handelsregister. Het hof begrijpt deze stelling zo dat KVK hiermee – anders dan bij de rechtbank – betoogt dat zij reeds op grond van artikel 51a Hrw rechthebbende is op het databankenrecht op het handelsregister ongeacht of is voldaan aan de voorwaarden van de Dbw. Het hof gaat daar niet in mee en is van oordeel dat artikel 51a Hrw op zichzelf geen databankenrecht creëert. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna ook: HvJ EU) heeft inzake het auteursrecht op databanken geoordeeld dat de auteursrechtelijke bepaling van de databankenrichtlijn zich ertegen verzet dat een nationale wet aan databanken die onder de Databankenrichtlijn vallen auteursrechtelijke bescherming biedt onder voorwaarden die afwijken van de voorwaarden uit die bepaling van de Databankenrichtlijn. [22] Daarbij overweegt het HvJ EU dat de richtlijn beoogt de verschillen die tussen de nationale wetgevingen op het gebied van rechtsbescherming van databanken bestonden op te heffen en de harmonisatie van criteria die gehanteerd worden om uit te maken of een databank auteursrechtelijke bescherming toekomt, tot stand te brengen. [23] Uit de punten 1 tot en met 3 van de considerans bij de Databankenrichtlijn volgt dat het doel om de verschillen tussen de nationale wetgevingen op te heffen, ook geldt voor het recht sui generis/databankenrecht. Verwezen zij verder naar de doelstelling van de richtlijn, te weten de verwezenlijking van een passend en eenvormig beschermingsniveau van databanken (punt 48 uit de considerans van de richtlijn). Voor het hof maken deze punten uit de considerans van de Databankenrichtlijn in combinatie met het hiervoor genoemde oordeel van het HvJ EU voldoende duidelijk dat het niet de bedoeling van de Uniewetgever is dat de lidstaten een recht sui generis/databankenrecht in het leven roepen op andere voorwaarden dan die artikel 7 van de richtlijn voorschrijven. Dit brengt mee dat aan de KVK alleen dan een databankenrecht op het handelsregister toekomt, als ten aanzien van het handelsregister aan de voorwaarden van de Databankenwet is voldaan.
Is het handelsregister een databank en is de KVK daarvan de producent?
3.11.
Zoals eerder aangegeven, verschillen partijen van mening of het handelsregister kwalificeert als databank en zo ja, of de KVK daarvan de producent is. Het HvJ EU heeft verschillende keren vragen van uitleg over de Databankenrichtlijn beantwoord. Het HvJ EU vat zijn jurisprudentie in de punten 21 tot en met 27 van het arrest van 3 juni 2021 [24] , als volgt samen:
“21. Om die vragen te beantwoorden moeten om te beginnen de draagwijdte en het doel van de bescherming van het recht sui generis waarin richtlijn 96/9 voorziet[het databankenrecht, hof]
, nader worden bepaald.
22 Dienaangaande blijkt met name uit de overwegingen 40 en 41 van richtlijn 96/9 dat dit recht sui generis ten doel heeft om, voor de beperkte duur van het recht, een belangrijke investering in de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud van een databank te beschermen, door de fabrikant van een databank de mogelijkheid te geven om te verbieden dat de inhoud van die databank of een substantieel deel ervan zonder zijn toestemming opgevraagd en/of hergebruikt wordt. Het Hof heeft immers verduidelijkt dat met het recht waarin artikel 7 van richtlijn 96/9 voorziet, wordt beoogd de persoon die het initiatief heeft genomen om substantiële menselijke, technische en/of financiële middelen te investeren in het samenstellen en de werking van een databank en het risico hiervan draagt, de zekerheid te bieden dat hij voor zijn investering zal worden vergoed door hem te beschermen tegen de toe-eigening van de resultaten van deze investering zonder zijn toestemming (arrest van 19 december 2013, Innoweb, C‑202/12, EU:C:2013:850, punt 36 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
23 Zoals het Hof op basis van met name de overwegingen 39, 42 en 48 van richtlijn 96/9 eveneens heeft vastgesteld, streeft de wetgever van de Unie er met de instelling van een recht sui generis naar de invoering te bevorderen van systemen voor opslag en verwerking van gegevens teneinde bij te dragen tot de ontwikkeling van de informatiemarkt in een context die wordt gekenmerkt door een exponentiële groei van de hoeveelheid gegevens die jaarlijks in alle sectoren van bedrijvigheid wordt voortgebracht en verwerkt (arrest van 19 december 2013, Innoweb, C‑202/12, EU:C:2013:850, punt 35 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
24 Wat in de eerste plaats de voorwaarden betreft waaronder de databank door het recht sui generis van artikel 7 van richtlijn 96/9 kan worden beschermd, moet worden opgemerkt dat de bescherming door dat recht volgens dit artikel slechts gerechtvaardigd is als de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud van de databank in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering (zie in die zin arrest van 19 december 2013, Innoweb, C‑202/12, EU:C:2013:850, punt 22).
25 Volgens vaste rechtspraak van het Hof betreft de investering in de verkrijging van de inhoud van een databank de middelen die worden aangewend om bestaande elementen te verkrijgen en in de databank te verzamelen, met uitsluiting van de middelen die worden aangewend voor het creëren van die elementen (arresten van 9 november 2004, The British Horseracing Board e.a., C‑203/02, EU:C:2004:695, punt 31, en Fixtures Marketing, C‑338/02, EU:C:2004:696, punt 24).
26 Voorts moet het begrip investering in de controle van de inhoud van de databank aldus worden opgevat dat het ziet op de middelen die worden aangewend voor de controle van de juistheid van de gezochte elementen, zowel bij de samenstelling van de databank als tijdens het functioneren ervan, teneinde de betrouwbaarheid van de informatie in deze databank te waarborgen (arrest van 9 november 2004, The British Horseracing Board e.a., C‑203/02, EU:C:2004:695, punt 34).
27 Tot slot omvat de investering in de presentatie van de inhoud van de databank de middelen die worden aangewend om deze databank gegevens te kunnen laten verwerken, dat wil zeggen hetgeen is gedaan met het oog op de systematische of methodische ordening van de in deze databank opgenomen elementen en de organisatie van de afzonderlijke toegankelijkheid daarvan (arresten van 9 november 2004, Fixtures Marketing, C‑338/02, EU:C:2004:696, punt 27; Fixtures Marketing, C‑444/02, EU:C:2004:697, punt 43, en Fixtures Marketing, C‑46/02, EU:C:2004:694, punt 37).”
3.12.
In 3.20 zal het hof beslissen dat het handelsregister op zichzelf kwalificeert als een databank als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub a Dbw. Het hof zal op deze plaats onderzoeken of de KVK kan worden beschouwd als de producent van het handelsregister.
3.13.
In de kern komt het geschil tussen partijen over het databankenrecht, waarover artikel 51a Handelsregisterwet bepaalt dat het is voorbehouden aan de KVK, neer op de vraag of de KVK het risico draagt van de investeringen in het handelsregister, nu eventuele tekorten worden gedekt uit de rijksbegroting. Artikel 39 lid 2 Wet KvK bepaalt het volgende:
“De kosten van de Kamer volgens de goedgekeurde begroting komen ten laste van de rijksbegroting, voor zover deze niet uit de baten worden bestreden.”De regering heeft hierover het volgende toegelicht:
“De Kamer van Koophandel handelt ter uitoefening van het openbaar gezag ten aanzien van de handelsregistertaak, het (in mandaat) uitvoeren van het beheer en de doorontwikkeling van het digitale ondernemersplein en de subsidiebevoegdheid in het kader van de regiotaak. De uitvoering van de handelsregistertaak heeft een meervoudig doel namelijk: a) het voorzien in een basisregistratie van ondernemingen waarvan alle overheidsinstanties in de uitoefening van hun taak verplicht gebruik maken, b) het bevorderen van de rechtszekerheid in het economisch verkeer en c) het verstrekken van gegevens van algemene, feitelijke aard omtrent de samenstelling van ondernemingen ter bevordering van de economische belangen van handel, industrie, ambacht en dienstverlening. Het betreft hier een zuiver publieke taak die in beginsel alleen door de overheid kan worden uitgevoerd en geheel plaatsvindt buiten de sfeer van het economisch verkeer; deze taak is door de Rijksoverheid op grond van de Handelsregisterwet 2007 aan de Kamer toegekend en kan alleen door de Kamer van Koophandel worden verricht. De kosten verbonden aan de uitvoering van de handelsregistertaak worden gefinancierd uit de begroting van de Minister van Economische Zaken.” [25]
3.14.
De rijksbijdragen aan de KVK zijn in de periode 2014 – 2020 als volgt geweest:
2014 € 135 miljoen
2015 € 116 miljoen
2016 € 116 miljoen
2017 € 117 miljoen
2018 € 117 miljoen
2019 € 116 miljoen
2020 € 119 miljoen
3.15.
Het hof nodigt de KVK uit deze cijfers te actualiseren en daarbij ook de jaarlijkse totale kosten op te geven die zijn gemoeid met de instandhouding van het handelsregister als databank.
3.16.
In overweging 41 van de Databankenrichtlijn is de fabrikant van een databank omschreven als degene die het initiatief neemt tot en het risico draagt van de investeringen. Het begrip investering is in overweging 40 omschreven als
“een kwestie van geld en/of tijd, moeite en energie”. De KVK heeft er daarom terecht op gewezen dat het begrip
“investering”niet louter financieel moet worden uitgelegd, maar ook aspecten van tijd, moeite en energie omvat. Dat de Uniewetgever niet heeft uitgesloten dat een overheidslichaam rechthebbende op een databankenrecht kan zijn, kan worden afgeleid uit artikel 8 lid 2 van het voorstel voor een databankenrichtlijn. [26] Daarin was immers voorzien in een licentie voor de gebruiker in het geval het gaat om een databank die een overheidsinstantie ter beschikking heeft gesteld van het publiek welke overheidsinstantie bij wet is opgericht om informatie te verzamelen of ter beschikking te stellen, of die de algemene verplichting heeft om zulks te doen. Uit het artikellid kan dus ook worden afgeleid dat de rechthebbende op een databank eveneens wordt beschermd als hij wettelijk verplicht is deze databank aan te leggen en te onderhouden. De KVK heeft er daarom terecht op gewezen dat de rechtbank in r.o. 3.25 van het bestreden vonnis op dit punt een te strenge eis heeft gesteld door te oordelen dat bij een wettelijke plicht om een databank in stand te houden geen stimulans bestaat om investeringen te doen. Dat artikel 8 lid 2 van het voorstel uiteindelijk is geschrapt had niet te maken met een nieuw inzicht dat aan overheidslichamen geen databankenrechten toekomen, maar had andere redenen.
3.17.
Ook artikel 1 lid 6 Open Data Richtlijn dat luidt
“Openbare lichamen oefenen het bij artikel 7, lid 1, van Richtlijn 1996/9/EG verleende recht van een fabrikant van een databank niet uit om het hergebruik van documenten tegen te gaan of het hergebruik buiten de bij deze richtlijn bepaalde grenzen te beperken”veronderstelt dat een overheidslichaam rechthebbende op een databank kan zijn. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in punt 47 van het arrest
Compass-Datenbankvan 12 juli 2012, waarin opvraging van gegevens uit het door de republiek Oostenrijk beheerde handelsregister centraal stond, overwogen dat
“een overheidsinstantie die een databank ontwikkelt en zich vervolgens ter bescherming van de daarin opgenomen gegevens beroept op intellectuele eigendomsrechten, met name het voornoemde recht sui generis, daarom nog niet als onderneming handelt. [27] In het arrest
Bayern/Esterbauervan 29 oktober 2015, waarin het ging om de vraag of door de deelstaat Bayern uitgegeven topografische kaarten onder het begrip databank vielen gaat het HvJ EU bij zijn beantwoording ervan uit dat aan Bayern zo’n recht zou kunnen toekomen. [28]
3.18.
De Europese Commissie heeft in 2018 vastgesteld dat
“Public sector bodies can hold sui generis rights as laid down in the Database Directive if they have invested ‘time, money and effort’ in establishing a database and they want this investment to be protected”. [29] In een in opdracht van de Europese Commissie opgestelde Study in support of the evaluation of Directive 96/9/EC on the legal protection of databases is over de Databankenrichtlijn en de voorganger van de Open Data Richtlijn opgemerkt dat
“Nothing in either of the two directives precludes a public-sector body from acquiring a sui generis right if the conditions of the Database Directive are fulfilled”. [30]
3.19.
Niettemin hebben de Franse Conseil d’État en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist dat aan overheidslichamen geen databankenrecht toekomt, omdat zij geen risico dragen voor de voor de databank gedane substantiële investeringen . [31]
3.20.
Deze onzekerheid rechtvaardigt dat over de kwestie of aan de KVK een databankenrecht toekomt een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt voorgelegd, juist in verband met het feit dat vanuit de rijksbegroting eventuele tekorten bij de KVK worden gedekt. De vraag is hieronder in 3.34 geformuleerd. Partijen worden uitgenodigd bij akte te reageren op de voorgestelde formulering.
3.21.
Zouden de antwoorden van het Hof van Justitie van de Europese Unie leiden tot gegrondbevinding van grief 1 van de KVK, dan komen op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep de door de rechtbank verworpen stellingen van de VVZBI, met name over de vraag of het handelsregister is te beschouwen als een databank, waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering (artikel 1 sub a Databankenwet), weer aan de orde. De rechtbank heeft in de rechtsoverwegingen 3.15 tot en met 3.18 van het bestreden vonnis beslist dat het handelsregister moet worden beschouwd als een databank waarvan sprake is van een voldoende investering in kwalitatieve en kwantitatieve zin in de verkrijging, controle of presentatie van de inhoud van de databank dan wel een combinatie van deze factoren, zodat aan het in artikel 1 lid 1 sub a Databankenwet opgenomen investeringsvereiste is voldaan. Het hof neemt deze beslissing en motivering over en maakte deze tot de zijne. Hetgeen de VVZBI heeft opgenomen in nr. 59 van haar memorie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel appel, welke passages slechts verwijzingen naar haar stellingen in eerste aanleg bevatten, brengt niet mee dat het hof over dit onderwerp anders beslist dan de rechtbank. Het oordeel dat het handelsregister een databank is, houdt nog geen oordeel in over de vraag of het handelsregister voor bescherming in aanmerking komt onder de Databankenwet. Het is daarom niet zo, zoals KvK stelt, dat het oordeel van de rechtbank ertoe leidt dat sprake is van een databankenrecht zonder rechthebbende. De VVZBI heeft verder gesteld dat het handelsregister een verzameling administratieve beslissingen vormt en daarom op grond van artikel 8 lid 1 Dbw niet kan worden aangemerkt als een databank (nr. 93 e.v. inleidende dagvaarding). Het hof oordeelt dat de verzameling, ordening, rubricering en opneming in een databank van door ondernemingen aangeleverde gegevens niet kan worden beschouwd als het nemen van besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit argument van de VVZBI wordt verworpen.
Beroep VVZBI op regels hergebruik overheidsinformatie
3.22.
Als uit het antwoord van het HvJ EU zou volgen dat de KVK moet worden aangemerkt als de producent van het handelsregister en aan haar dus een beroep op het databankenrecht toekomt, komt in het kader van de devolutieve werking van het hoger beroep de stelling van de VVZBI aan de orde dat de door de KVK in haar algemene voorwaarden opgenomen belemmeringen in het (her)gebruik van gegevens uit het handelsregister strijdig zijn met de Wet hergebruik van overheidsinformatie (hierna: Who). De VVZBI werkt haar stelling aldus uit dat de KVK een te enge interpretatie heeft van het begrip
“hergebruik”van overheidsinformatie. Anders dan de KVK verdedigt, valt het ongewijzigd hergebruiken van overheidsinformatie, zoals de verschaffing van een eerder door een lid van de VVZBI ten behoeve van een cliënt opgevraagd uittreksel uit het handelsregister aan een andere cliënt, onder hergebruik van die informatie en mag deze vorm van hergebruik niet worden beperkt met een beroep op het databankenrecht. Daaraan staat artikel 1 lid 6 van de Open Data Richtlijn in de weg, dat als volgt luidt:
“Openbare lichamen oefenen het bij artikel 7, lid 1, van Richtlijn 96/9/EG verleende recht van een fabrikant van een databank niet uit om het hergebruik van documenten tegen te gaan of om het hergebruik buiten de bij deze richtlijn bepaalde grenzen te beperken.”De VVZBI betwist verder dat het door de KVK ingeroepen rechtszekerheidsbeginsel, dat onder meer meebrengt dat circulatie van verouderde uittreksels moet worden tegengegaan, een voldoende grondslag vormt voor de door de KVK aan haar leden opgelegde beperkingen in het hergebruik van handelsregistergegevens. Dat geldt volgens de VVZBI ook voor het door de KVK ingeroepen argument dat zij in staat moet worden gesteld voldoende inkomsten te genereren om haar taak uit te oefenen (het profijtbeginsel). Ten slotte stelt de VVZBI dat de eis dat overheidsinformatie zoals handelsregistergegevens in overeenstemming met Algemene Verordening Gegevensbescherming [32] (hierna: AVG) moet worden gebruikt in de Open Data Richtlijn afdoende is geregeld en dat er voor de KVK geen ruimte is dat onderwerp in de door haar gehanteerde voorwaarden te regelen. De KVK heeft zich tegen deze stellingen verweerd.
3.23.
De VVZBI heeft haar stellingen gebaseerd op de Who en op een richtlijnconforme uitleg, althans een rechtstreekse werking van de Open Data Richtlijn die ten tijde van de conclusiewisselingen nog niet was omgezet. Het wetsvoorstel tot omzetting van de richtlijn in de Who is op 28 juni 2023 aangeboden aan de Tweede Kamer. [33] Partijen hebben alleen tijdens de mondelinge behandeling bij het hof op 28 november 2023 bij dit wetsvoorstel kunnen stilstaan. Inmiddels is de Wet implementatie Open data richtlijn, [34] die de Who in overeenstemming met de Open Data Richtlijn beoogt te brengen, op 19 juni 2024 in werking getreden. Daardoor is het debat in zoverre vereenvoudigd, omdat voor de beoordeling van de stellingen van partijen kan worden uitgegaan van de gewijzigde Who, zo nodig richtlijnconform uitgelegd. Omdat partijen zich niet of nauwelijks hebben kunnen uitlaten over de Wet implementatie Open Data Richtlijn, zullen zij de gelegenheid krijgen mede vanuit die gewijzigde situatie hun reactie bij akte te verwoorden over de overwegingen van het hof in rechtsoverwegingen 3.24 tot en met 3.32. Het hof zal – en daarmee als voorlopige beslissing – uitwerken hoe moet worden geoordeeld over de stellingen van partijen over hergebruik van handelsregistergegevens.
3.24.
Het handelsregister is een openbaar register, waarvan de meeste gegevens door een ieder kunnen worden ingezien (artikel 21 Hrw). De in het handelsregister opgenomen gegevens, mits zij niet zijn gekwalificeerd als niet-openbaar (bijv. geboorteplaats en BSN-nummer) of zijn afgeschermd (bijv. bezoekadres), komen in beginsel in aanmerking voor hergebruik. Hergebruik is in artikel 1 lid 1 Who gedefinieerd als
“gebruik van informatie, neergelegd in documenten berustend bij een met een publieke taak belaste instelling, overheidsonderneming of publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie, voor andere doeleinden dan het oorspronkelijke doel binnen de publieke taak, de dienstverlening in het algemeen belang, respectievelijk het onderzoek waarvoor de informatie is geproduceerd, …”.Artikel 2 lid 1, aanhef en sub h en i Who luidt als volgt:
“1. Met uitzondering van artikel 2a, is deze wet niet van toepassing op:
(…)
h. persoonsgegevens in bij of krachtens de wet ingestelde registers voor zover deze openbaar toegankelijk zijn, tenzij het betreft persoonsgegevens in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen registers, dan wel tenzij bij of krachtens de wet anders is bepaald;
i. informatie die betrekking heeft op openbare persoonsgegevens waarvan hergebruik onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor zijn verkregen, anders dan persoonsgegevens als bedoeld in het vorige onderdeel.”
3.25.
Voor de beoordeling van de vorderingen van de VVZBI is vooral onder h van belang. De wetgever heeft met deze bepaling - mede op voorstel van de Autoriteit Persoonsgegevens en de KVK - het hergebruik van persoonsgegevens in openbare registers buiten de werking van de Who geplaatst. [35] Uit de Memorie van Toelichting worden de volgende passages geciteerd:
“Via de openbare registers worden gegevens openbaar gemaakt met het oog op een specifiek doel. Voor zover in dergelijke registers persoonsgegevens voorkomen, is ten aanzien daarvan een afweging gemaakt tussen het belang van de bescherming van persoonsgegevens enerzijds en het met het register te dienen doel anderzijds. Voor sommige van deze registers geldt bijvoorbeeld als beschermingsmaatregel dat de gegevens daarin wel individueel zijn op te vragen, maar niet algemeen in hun volledigheid en/of als een te doorzoeken bestand voor hergebruik beschikbaar gesteld. Het Handelsregister kent een verbod om de gegevens te rangschikken naar natuurlijke personen (artikel 22, tweede lid, van de Handelsregisterwet). (…)
Toepassing van de hergebruikregels uit de Who op persoonsgegevens die zich bevinden in openbare registers, wordt met dit wetsvoorstel expliciet uitgesloten. Voorheen werd hergebruik van deze gegevens beperkt door de bepaling die stelt dat de Who niet van toepassing op «informatie die betrekking heeft op openbare persoonsgegevens waarvan hergebruik onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen». De afweging lag daarbij steeds bij de aanbieder van de gegevens. Dit gaf echter weinig zekerheid en voorzienbaarheid aan belanghebbenden wiens gegevens in de betreffende openbare registers voorkomen, terwijl hergebruik van deze gegevens naar het oordeel van de AP in de regel onverenigbaar zou zijn met het oorspronkelijke doel van de verkrijging. Naar aanleiding van het advies van de AP (en ontvangen reacties van de KvK en het Kadaster) wordt de mogelijkheid tot hergebruik van deze gegevens onder de Who daarom nu uitdrukkelijk geschrapt.” [36]
“Er wordt een nieuw onderdeel h ingevoegd. Daarin wordt expliciet bepaald dat persoonsgegevens die zich bevinden in openbare registers, niet voor hergebruik in aanmerking komen, tenzij bij of krachtens wet anders is bepaald. Voorheen volgde dit tot op zekere hoogte impliciet uit onderdeel i (nieuw) van de Who en de daarbij behorende toelichting. Het hergebruik van dergelijke openbare persoonsgegevens werd immers in de regel gezien als onverenigbaar met de doeleinden waarvoor de gegevens waren verkregen. Naar aanleiding van inbreng hierover van voornamelijk de AP en KvK, is de onderhavige bepaling toegevoegd. Door persoonsgegevens uit openbare registers expliciet uit te sluiten van hergebruik, hoeven aanbieders van deze gegevens niet telkens meer af te wegen of een bepaalde vorm van hergebruik wel of niet onder de Who valt. Hergebruik is simpelweg uitgesloten. Dat betekent in de eerste plaats dat aanbieders van dergelijke gegevens onder de Who geen verplichting hebben om de gegevens in een toegankelijk en machinaal leesbaar formaat aan te bieden. Een aanbiedingsvorm die geautomatiseerd hergebruik bemoeilijkt, biedt enige bescherming van de persoonsgegevens in kwestie. In de tweede plaats betekent deze bepaling iets voor de rechten van gebruikers van deze gegevens. Dergelijke persoonsgegevens mogen daardoor niet (online) worden gepubliceerd en mogen niet verder worden verwerkt in (commerciële) producten. De gegevens mogen alleen nog maar worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor deze in de betreffende registers zijn opgenomen. Deze doeleinden zijn bepaald in de (sectorspecifieke) wetgeving die ziet op de betreffende registers. Voor zover hergebruik als bedoeld in de Who in enige vorm wel wordt toegestaan, moet dat volgen uit die (sectorspecifieke) wetgeving, waarbij expliciet moet worden afgeweken van artikel 2, eerste lid, onderdeel h, van de Who en waarbij voldoende waarborgen en beperkingen moeten worden opgenomen om deze persoonsgegevens te beschermen.” [37]
3.26.
De regering is van oordeel dat het uitsluiten van persoonsgegevens uit openbare registers van de Who in overeenstemming is met artikel 1 lid 2 sub h Open Data Richtlijn, [38] welk onderdeel als volgt luidt:
“Deze richtlijn is niet van toepassing op:
(…)
h. documenten waartoe de toegang uit hoofde van de toegangsregelingen uitgesloten of beperkt is op grond van de bescherming van persoonsgegevens, en gedeelten van documenten die uit hoofde van die regelingen toegankelijk zijn, maar persoonsgegevens bevatten waarvan het hergebruik wettelijk onverenigbaar is verklaard met het recht betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens of waarvan het hergebruik wettelijk is aangemerkt als een ondermijning van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de integriteit van het individu, met name in overeenstemming met het Unierecht of het nationale recht betreffende de bescherming van persoonsgegevens;”
3.27.
Dit betekent dat de Who niet (meer) van toepassing is op hergebruik van persoonsgegevens in het handelsregister. Het hof is van oordeel dat deze keuze van de Nederlandse wetgever zich verdraagt met de daaraan ten grondslag liggende Open Data Richtlijn. Dit brengt mee dat VVZBI geen beroep toekomt op de Who als het gaat om hergebruik van persoonsgegevens uit het handelsregister.
3.28.
Voor zover gegevens uit het handelsregister worden opgevraagd die geen persoonsgegevens bevatten, geldt de Who wel. Het gaat dan vooral om de gegevens die zijn genoemd in artikel 5 lid 1 van de Uitvoeringsverordening (EU) 2023/138 [39] (naam en status van de onderneming, registratiedatum en -nummer, adres van de statutaire zetel, rechtsvorm, aard van de activiteiten en boekhoudbescheiden). Voor dat geval moet worden beoordeeld of de beperkingen die de KVK oplegt aan het hergebruik van deze gegevens zich verdragen met de Who, uitgelegd in het licht van de Open Data Richtlijn.
3.29.
De KVK heeft verdedigd dat het één op één doorgeven van handelsregistergegevens door een lid van VVZBI aan een andere cliënt dan de cliënt waarvoor die gegevens zijn opgevraagd, niet kan worden beschouwd als hergebruik. Er is volgens haar geen sprake van gebruik voor andere doeleinden dan het oorspronkelijke doel (artikel 2 sub 11 onder a van de richtlijn) en evenmin als een informatieproduct of -dienst met toegevoegde waarde (overweging 70). De richtlijn is daarom niet van toepassing op deze wijze van gebruik van handelsregistergegevens door de leden van VVZBI, wat de KVK volgens haar de bevoegdheid geeft zo’n handeling te kwalificeren als doorgifte en om in haar voorwaarden op te nemen dat doorgifte verboden is. Verder verdedigt de KVK dat voor het geval de richtlijn toch op deze wijze van gebruik van handelsregistergegevens ziet, zij op grond van het rechtszekerheidsbeginsel en op grond van het profijtbeginsel gerechtigd is beperkingen op te leggen aan, wat zij noemt, doorgifte. Het rechtszekerheidsbeginsel werkt zij aldus uit dat het circuleren van oude uittreksels uit het handelsregister leidt tot verwarring in het economisch verkeer (onjuiste facturering en onjuiste aansprakelijkstellingen), waardoor het doel van het handelsregister om dergelijke verwarring te voorkomen in het gedrang komt. Het profijtbeginsel werkt zij aldus uit dat zij schade lijdt, die zij becijfert in de orde van grootte van € 50 miljoen per jaar, doordat afnemers niet bij haar uittreksels opvragen, maar bij de leden van VVZBI die uit hun schaduwregistratie uittreksels verkopen voor een lager bedrag dan de KVK die is gehouden aan de wettelijk vastgelegde tarieven.
3.30.
VVZBI voert aan dat het door haar leden nagestreefde doel wel degelijk afwijkt van het oorspronkelijke doel binnen de publieke taak. De leden van VVZBI streven immers geen doelen binnen de publieke taak na, maar commerciële doelen. Daarom valt deze vorm van hergebruik volgens VVZBI wel binnen de reikwijdte van de Open Data Richtlijn en zijn de door de KVK opgelegde beperkingen daarmee in strijd. Verder zijn volgens VVZBI het rechtszekerheids- en profijtbeginsel onvoldoende zwaarwegend om een algeheel verbod om één-op-één-hergebruik te verbieden.
3.31.
Het geschil tussen partijen draait in de kern genomen om de uitleg van het begrip “hergebruik” in artikel 1 lid 1 van de Who, dat de omzetting vormt van artikel 2 onder 11 en sub a van de Open Data Richtlijn en welke definitie hierboven in 3.24 is weergegeven. In de Memorie van Toelichting is over het begrip “hergebruik” het volgende opgenomen:
“Zoals in de toelichting bij die implementatie van de vorige open data richtlijn is opgemerkt, laat de formulering onverlet «dat de informatie door de hergebruikende partij ook voor hetzelfde of een vergelijkbaar doel kan worden gebruikt als het oorspronkelijke doel waarvoor het is geproduceerd. Onder hergebruik wordt in feite iedere mogelijke vorm van gebruik van de overheidsinformatie verstaan. Bij een verzoek om hergebruik hoeft geen belang te worden gesteld en niet te worden aangegeven waarvoor de informatie zal worden gebruikt.” [40]
3.32.
Dit een en ander roept de vraag op of met name al van hergebruik sprake is als de natuurlijke of rechtspersoon die documenten opvraagt geen openbaar lichaam is, maar een commerciële of niet-commerciële private partij, zodat er gezien het private karakter van die partij zonder meer sprake is van het nastreven van andere doeleinden dan de doelen van algemeen belang die het openbare lichaam nastreeft. Als dat niet het geval is, is er dan niettemin sprake van hergebruik, ook als de afnemer de documenten in ongewijzigde vorm verder gebruikt zonder deze met een eigen bewerking te verrijken? En als er sprake is van hergebruik, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Who, dan wel artikel 2 onder 11 en sub a Open Data Richtlijn, is dan het openbare lichaam gerechtigd om op grond van het rechtszekerheids- en profijtbeginsel beperkingen op te leggen aan dit hergebruik? Omdat de richtlijn over deze geschilpunten geen duidelijkheid verschaft en deze duidelijkheid ook niet te vinden is in de rechtspraak van het HvJ EU, is het hof voornemens om ook daarover een vraag aan het HvJ EU voor te leggen.
3.33.
Onlangs is het voorontwerp Wijziging van de Handelsregisterwet 2007 in verband met de wijziging van de financieringsstructuur van het handelsregister op internet ter consultatie gepubliceerd. In dit voorontwerp wordt de financiering van het handelsregister geheel anders ingericht. De inkomsten zullen niet meer mede worden gegenereerd door betaling voor informatie uit het handelsregister, maar door een heffing te vragen van de ondernemingen die staan ingeschreven. Dit betekent dat het opvragen van handelsregistergegevens binnenkort in beginsel gratis zal zijn. Uit de toelichting valt af te leiden dat daardoor de incentive van marktpartijen om deze gegevens bij leden van de VVZBI tegen een lager tarief dan dat van de KVK op te vragen zal verdwijnen. Deze marktpartijen kunnen zo’n uittreksel straks immers gratis rechtstreeks afnemen van de KVK. [41] Dit doet de vraag rijzen in hoeverre de op het profijt- en rechtszekerheidsbeginsel gebaseerde beperkingen van de KVK in doorgifte van handelsregistergegevens nog relevant zijn, ook omdat de Minister van Economische Zaken en Klimaat verwacht dat het wetsvoorstel binnenkort in werking zal treden. Gaat het inmiddels niet om een achterhoedegevecht, in ieder geval wat de vragen over de Open Data Richtlijn betreft? Het hof nodigt partijen uit zich hierover in hun akte uit te laten.
3.34.
Het hof is op grond van al het voorgaande voornemens om de volgende prejudiciële vragen voor te leggen aan het HvJ EU:
1. Kan een openbaar lichaam dat een databank exploiteert waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering, worden beschouwd als een fabrikant in de zin van artikel 7 lid 1 Databankenrichtlijn (96/6/EG), als de databank door dat openbaar lichaam is gemaakt en wordt geëxploiteerd in de uitvoering van een wettelijke taak en met financiering uit overheidsmiddelen, voor zover de kosten niet kunnen worden gefinancierd uit de inkomsten uit de producten en diensten van dit openbaar lichaam?
2. Valt het op commerciële basis in ongewijzigde vorm (één-op-één) ter beschikking stellen aan een derde van een uittreksel uit het door een openbaar lichaam beheerde set documenten door een aanvrager van dit uittreksel onder “hergebruik” als bedoeld in artikel 2 onder 11 en sub a van de Richtlijn inzake open data en hergebruik van overheidsinformatie (2019/1024/EU)? Is er met name al of niet sprake van gebruik door de aanvrager “voor andere commerciële of niet-commerciële doeleinden dan het oorspronkelijke doel binnen de publieke taak waarvoor de informatie is geproduceerd”, gezien het feit dat het openbare lichaam een wettelijke taak uitvoert en de aanvrager een commercieel doel heeft? Als dit één-op-één-gebruik valt binnen de reikwijdte van het begrip “hergebruik”, is dan een verbod van een dergelijk hergebruik, dat wordt gedaan met een beroep op een databankenrecht objectief, evenredig en niet-discriminerend als bedoeld in artikel 8 van die richtlijn, als dit openbaar lichaam daarmee wil voorkomen dat verouderde uittreksels uit haar set documenten worden verhandeld (rechtszekerheidsbeginsel) en dat het inkomsten derft door het bestaan van schaduwregistraties van waaruit voor een lager bedrag deze uittreksels worden verhandeld (profijtbeginsel)?
3.35.
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen opdat beide partijen tegelijk hun commentaar op de vragen kunnen geven, waarna partijen bij gelijktijdig te nemen antwoordaktes kunnen reageren op de akte van de andere partij.
3.36.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
verwijst de zaak naar de rol van 5 november 2024 opdat beide partijen bij akte de informatie kunnen verstrekken die is vermeld in 3.15, 3.23, 3.33 en 3.35, waarna de zaak wordt verwezen naar de rol van 3 december 2024 opdat partijen bij antwoordakte kunnen reageren op de akte van de andere partij;
4.2.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. de Vries, S.M. Evers en M.P.M. Hennekens, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
8 oktober 2024.

Voetnoten

1.Wet van 22 maart 2007, Stb. 2007,153.
2.Wet van 25 november 2013, Stb 2013.
3.Producties 20 en 21 van VVZBI.
4.Producties 3a, 3b en 3c van KVK.
5.Wet van 8 juli 1999, Stb 1999,303, laatstelijk gewijzigd op 19 mei 2021,Stb 2021, 248.
6.Richtlijn (EU) 2019/1024 van 20 juni 2019 inzake open data en hergebruik van overheidsinformatie, PB 2019 L175/56.
8.Producties 39 tot en met 41 KVK.
10.nr. 4.2.5-4.2.12 van de memorie van grieven, hierna: MvG.
11.nr. 4.2.13-4.2.16 MvG.
12.nr. 4.2.22-4.2.27 MvG.
13.nr. 4.2.28-4.2.29 MvG.
14.nr. 4.2.30-4.2.33 MvG.
15.nr. 4.2.34-4.2.40 MvG.
16.Productie 45 KVK.
17.Kamerstukken II (1997-1998) 26108, nr. 3, p. 9.
18.Richtlijn 96/9/EG van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken, PB 1999, L77/20.
19.Kamerstukken II (2016/17) 34 687, nr. 3, p. 14-15.
20.Kamerstukken II (2018/19) 34 687, nr. 10, p. 15-16.
21.Handelingen II (2018/2019), nr. 87, item 5, p. 10.
22.HvJ EU 1 maart 2012, ECLI:EU:C:2012:115,
23.HvJ EU 1 maart 2012, ECLI:EU:C:2012:115,
24.ECLI:EU:C::2021:434 (
25.Kamerstukken II (2012-13) 33 553, nr. 3, p. 21.
26.Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de rechtsbescherming van databanken van 15 april 1992, COM 92/24 def, PB 1992 C 156/4.
27.ECLI:EU:C:2012:449.
28.ECLI:EU:C:2015:735.
29.Commission Staff Working Document, Evaluation of Directive 96/9/EC on the legal protection of databases, SWD (2018)146 def, p. 41.
30.(Study-in-Support-of-the-Evaluation-of-the-Database-Directive.pdf (technopolis-group.com), p. 116.
31.Conseil d’État 12 juli 2017, ECLI:FR:CECHR:2017:397403.201707 over het Franse handelsregister, en AbRS 29 april 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI2651,
32.Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG van 27 april 2016, PB 2016 L119/1.
33.Wetsvoorstel 36 382.
34.Wet van 5 juni 2024,
35.Kamerstukken II (2022-23) 36 382, nr. 3, p. 40 e.v. en 65-66.
36.Kamerstukken II (2022-23) 36 382, nr. 3, p. 38-39.
37.Kamerstukken II (2022-23) 36 382, nr. 3, p. 65.
38.Kamerstukken II (2023-24) 36 382, nr. 6, p. 20.
39.Uitvoeringsverordening (EU) 2023/138 van de Commissie van 21 december 2022 tot vaststelling van een lijst met specifieke hoogwaardige datasets en de regelingen voor publicatie en hergebruik van die gegevens.
40.Kamerstukken II (2022-2023) 36 382, nr. 3, p. 56.
41.Zie ook de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 8 mei 2024, Kamerstukken II (2023-2024) 32 761 / 32 637 nr. 298.