ECLI:NL:GHARL:2024:6183

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
21-004986-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en oplegging lagere straf in hoger beroep wegens woninginbraken en opzetheling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor vijf woninginbraken en opzetheling, met een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de strafoplegging, en is van oordeel dat de verdachte, gezien zijn jeugdige leeftijd en proceshouding, een laatste kans verdient. Het hof legt een lagere straf op van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. De rechtbank had eerder ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen en beslissingen genomen over inbeslaggenomen goederen. Het hof bevestigt de overige onderdelen van het vonnis van de rechtbank. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere woninginbraken, waarbij hij geen respect toonde voor de eigendommen van de slachtoffers. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, en heeft besloten om de straf te verlagen in het belang van de re-integratie van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004986-23
Uitspraak d.d.: 18 juli 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 20 oktober 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-288841-22 en 16-111175-22, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummers 16-141480-19, 16-265485-20, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres 1] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake van - kort gezegd - vijf woninginbraken al dan niet in vereniging en een opzetheling veroordeeld. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met ad informandum gevoegde feiten, te weten vier woninginbraken en bezit van harddrugs. De rechtbank heeft verdachte een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 42 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en met aftrek van de tijd die in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Aan deze straf heeft de rechtbank de verplichting tot naleving van algemene en bijzondere voorwaarden verbonden waaronder een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, contactverbod met medeverdachten, locatiegebod (met elektronische monitoring), dagbesteding alsmede het meewerken aan schuldhulpverlening. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en heeft de rechtbank een beslissing genomen ten aanzien van de inbeslaggenomen schoenen en een geldbedrag. Tenslotte heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van twee eerdere voorwaardelijk opgelegde straffen (jeugddetentie).
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.S. Jordan, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom dient het vonnis waarvan beroep met overneming van die gronden te worden bevestigd, behalve voor zover het betreft de strafoplegging en de motivering daarvan alsmede met betrekking tot de beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging met de parketnummers 16-141480-19 en 16-265485-20.
Gezien het vorenstaande zal het vonnis waarvan beroep op die onderdelen worden vernietigd en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal is met de officier van justitie van oordeel dat de hoogte van de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf niet past bij de bijzondere omstandigheden van deze zaak. Verdachte heeft aangegeven dat hij zijn leven anders wil inrichten en is daarmee begonnen door alle tenlastegelegde feiten (alsmede de ad informandum gevoegde feiten) te bekennen waarmee hij verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Ook heeft hij oprecht spijt getoond. Het zal niet heel gemakkelijk zijn, maar de advocaat-generaal wil hem een kans geven waarbij de jeugdige leeftijd van verdachte zeker een rol speelt. De advocaat-generaal heeft daarom gevorderd het vonnis van de rechtbank te vernietigen en verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar met aftrek van het voorarrest en met de oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de rechtbank opgelegd en ook geadviseerd in het reclasseringsrapport van 18 juni 2024, waaronder een meldplicht, ambulante behandeling, een drugsverbod en elektronische monitoring. Voor wat de vorderingen tot tenuitvoerlegging betreft heeft de advocaat-generaal gevorderd deze toe te wijzen en om te zetten in een taakstraf. Voor het overige kan het vonnis van de rechtbank worden bevestigd, aldus de advocaat-generaal.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich aangesloten bij de eis van de advocaat-generaal. Verdachte is vastbesloten iets van zijn leven te maken en hij is bereid zich aan alle voorwaarden te houden.
Het oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof kan zich vinden in de volgende (hierna cursief weergegeven) overwegingen van de rechtbank. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne. Waar hierna
“rechtbank” staat, dient “hof” te worden gelezen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan negen woninginbraken (waaronder vier ad informandum gevoegd). Verdachte heeft met het plegen van deze strafbare feiten geen enkel respect getoond voor de eigendommen en privacy van de slachtoffers en heeft zijn eigen geldelijk gewin vooropgesteld. Een woning is bij uitstek de plek waar iemand zich veilig zou moeten voelen. Dat dit niet meer vanzelfsprekend is na een woninginbraak blijkt ook uit de spreekrechtverklaring van de familie [naam 1] . Naast vele dierbare spullen is ook het gevoel van veiligheid en vertrouwen afgenomen. Zij gaan niet meer zorgeloos de deur uit en durven niet meer op vakantie te gaan. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij lichtzinnig is omgegaan met de gevolgen voor de slachtoffers. Daarnaast is ook nog sprake van het aanwezig hebben van cocaïne (ad informandum gevoegd) en een opzetheling.
Het hof overweegt aanvullend als volgt.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De oriëntatiepunten voor een woninginbraak gaan uit van een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden bij recidive.
Bij de strafoplegging heeft het hof ook acht geslagen op de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten, te weten vier woninginbraken en het voorhanden hebben van drugs, welke feiten hiermee tevens zijn afgedaan.
Bij de bepaling van de strafmaat is tevens gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 juni 2024 waaruit blijkt dat verdachte bij thans onherroepelijke uitspraken eerder ter zake van (soortgelijke) strafbare feiten is veroordeeld. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Ook heeft verdachte de tenlastegelegde feiten begaan tijdens de proeftijd van eerdere voorwaardelijke veroordelingen.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat voor feiten, zoals door verdachte gepleegd, in beginsel een gevangenisstraf van geruime duur behoort te worden opgelegd. Het hof overweegt daarbij dat van de straf naast vergelding ook een algemeen preventief signaal dient uit te gaan.
Anders dan de rechtbank, is het hof in dit geval echter met de advocaat-generaal van oordeel dat verdachte, gelet op zijn proceshouding en zijn jeugdige leeftijd, een laatste kans verdient. Daarom zal het hof verdachte een lagere straf opleggen dan de rechtbank heeft gedaan. Voor verdachte is dit dan ook echt de laatste kans om te laten zien dat hij zijn leven kan en wil beteren.
In hoger beroep heeft de reclassering op 18 juni 2024 opnieuw over verdachte gerapporteerd. Uit dit advies volgt dat de reclassering knelpunten signaleert op de leefgebieden: dagbesteding, financiën, sociaal netwerk en houding. Ook kan niet worden uitgesloten dat het psychosociaal functioneren van verdachte heeft bijgedragen aan het delictgedrag, Meerdere jeugdinterventies zijn in het verleden ingezet, maar zonder positief resultaat. De mogelijkheden vanuit de jeugdreclassering zijn uitgeput, maar de reclassering vraagt zich af of een justitieel kader vanuit de volwassenreclassering soelaas zal bieden. Verdachte heeft echter zowel in contact met het openbaar ministerie als de reclassering aangegeven te willen stoppen met criminaliteit en open te staan voor reclasseringsbemoeienis. Daarom ziet de reclassering toch mogelijkheden voor een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Ter zitting van het hof heeft verdachte aangegeven mee te willen werken aan de door de reclassering genoemde bijzondere voorwaarden, waaronder een ambulante behandeling.
Alles overwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan
18 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van drie jaar passend en geboden.
Voorts ziet het hof aanleiding om, net als de rechtbank, aan het voorwaardelijk strafdeel ter voorkoming van recidive bijzondere voorwaarden te verbinden zoals geadviseerd door de reclassering.
Het hof zal als bijzondere voorwaarde aan de verdachte een meldplicht bij Reclassering Nederland opleggen, evenals een ambulante behandelverplichting, een locatiegebod (met elektronische monitoring) en verplichtingen die zien op het meewerken aan controle op middelengebruik, het hebben van dagbesteding en het meewerken aan schuldhulpverlening.

Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 16-141480-19

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht van 15 oktober 2020 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 1 (een) maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de voorwaardelijke opgelegde jeugddetentie om te zetten in een taakstraf.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen en de proeftijd te verlengen en subsidiair verzocht tenuitvoerlegging in de vorm van een taakstraf te gelasten.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in de plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur gelasten.

Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 16-265485-20

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 4 november 2020 voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 (drie) maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de voorwaardelijke opgelegde jeugddetentie om te zetten in een taakstraf.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen en de proeftijd te verlengen en subsidiair verzocht tenuitvoerlegging in de vorm van een taakstraf te gelasten.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in de plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 34, 36f, 57, 63, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
18 (achttien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte
  • zich binnen 3 (drie) werkdagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland op het adres: [adres 2] en zich blijft melden, zo vaak en zolang de reclassering dit nodig acht;
  • zal meewerken aan diagnostiek en behandeling door een forensische polikliniek zoals [naam 2] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • gedurende het toezicht op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 (twaalf) uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 (twee) uur. In de weekenden heeft verdachte een aaneengesloten blok van 4 (vier) uur per dag vrij te besteden.
Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres 1] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft.
De aansluiting van het elektronisch monitoringsmiddel kan plaatsvinden vanaf de derde werkdag nadat de reclassering is geïnformeerd over de ingangsdatum. De aansluiting zal plaatsvinden in de Penitentiaire Inrichting;
  • niet naar het buitenland zal gaan zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland verblijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen;
  • zich zal inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk en/of opleiding, met een vaste structuur;
  • zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte zal verder de
reclassering inzicht geven in zijn financiën en schulden;
- zal meewerken aan controle om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urine- en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Beveelt in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 15 oktober 2020 met
parketnummer 16-141480-19, te weten jeugddetentie voor de duur van 1 (een) maand, met een proeftijd van twee jaren, een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 4 november 2020 met
parketnummer 16-265483-20, te weten jeugddetentie voor de duur van 3 (drie) maanden, met een proeftijd van twee jaren, een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.

Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.

Aldus gewezen door
mr. J.D. den Hartog, voorzitter,
mr. C. Hoogland en mr. W.A. Holland, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis, griffier,
en op 18 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 18 juli 2024.
Tegenwoordig:
mr. M.L. Plas, voorzitter,
mr. P.M. van der Spek, advocaat-generaal,
mr. K.B.T. Renes, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.