In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, een C.V. gevestigd te [vestigingsplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 31 augustus 2021. De zaak betreft de levering van onbebouwde percelen en de vraag of deze leveringen (deels) zijn vrijgesteld van omzetbelasting. Belanghebbende heeft over het derde kwartaal van 2019 € 60.388 aan omzetbelasting op aangifte voldaan, maar heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Het Hof heeft de zaak op 14 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de Inspecteur aanwezig waren.
De kern van het geschil is of de levering van de percelen moet worden aangemerkt als één belaste prestatie of als twee prestaties, waarvan er één belast en één vrijgesteld is. Belanghebbende stelt dat de levering van een perceel kwalificeert als twee prestaties: de belaste levering van een bouwterrein en de vrijgestelde levering van een natuurgebied. De Inspecteur daarentegen stelt dat sprake is van één prestatie, de belaste levering van een bouwterrein. Het Hof oordeelt dat de levering van elk perceel afzonderlijk kwalificeert als één prestatie, waarop één omzetbelastingregime van toepassing is. Het Hof concludeert dat het natuurgebied als bijkomend aan de hoofdprestatie moet worden gezien, en dat de levering van de percelen belast is met omzetbelasting. Het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.