ECLI:NL:GHARL:2024:6102

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
200.320.447/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtinbreuk door gebruik van portretfoto zonder toestemming en zonder naamsvermelding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [naam1] B.V., vertegenwoordigd door mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, en Stichting EWTN Lage Landen, vertegenwoordigd door mr. M.R. de Zwaan. De kern van het geschil betreft de auteursrechtinbreuk door EWTN LL, die zonder toestemming van [naam1] een portretfoto van Mgr. Mutsaerts heeft gebruikt op haar website en in podcasts. Het hof oordeelt dat EWTN LL inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [naam1] door de foto te publiceren zonder de naam van de maker te vermelden, wat in strijd is met de Auteurswet. Het hof wijst het beroep van EWTN LL op de uitzonderingen in de Auteurswet af, omdat de digitale nieuwswebsite niet onder de definitie van 'nieuwsblad' valt zoals bedoeld in artikel 19 lid 3 Aw. Het hof begroot de schadevergoeding op € 1.120,-, gebaseerd op het gebruik van de foto gedurende twee jaar. Daarnaast wordt EWTN LL veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [naam1]. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van [naam1] toe.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.320.447/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen 9888613
arrest van 1 oktober 2024
in de zaak van
[appellante] B.V. tevens h.o.d.n. [naam1],
die is gevestigd in Uden,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als eisende partij,
hierna:
[naam1] ,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
Stichting EWTN Lage Landen,
die is gevestigd in Oisterwijk,
als rechtsopvolgster van de stichting RealityFinality die kantoor hield in Zwiggelte,
die bij de kantonrechter optrad als gedaagde partij,
hierna:
EWTN LL,
advocaat: mr. M.R. de Zwaan te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het tussenarrest van 25 juli 2023 heeft op 12 december 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Vervolgens zijn de stukken gefourneerd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

In deze zaak gaat het om de vraag of de foto die Van Assendelft in opdracht van het Nederlands Dagblad van Mgr. Mutsaerts heeft gemaakt door (de rechtsvoorganger van) EWTN LL zonder toestemming van [naam1] gebruikt had mogen worden. Het hof beantwoordt die vraag, anders dan de rechtbank, ontkennend. Het hof is van oordeel dat EWTN LL met het gebruik van de portretfoto op haar website als illustratie bij de podcasts van Mgr. Mutsaerts inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [naam1] en begroot de door [naam1] geleden schade op € 1.120,-.

3.De feiten

3.1
In hoger beroep gaat het hof uit van de volgende feiten. Bij de vaststelling van de feiten heeft het hof rekening gehouden met het onder grief 1 geformuleerde bezwaar van [naam1] tegen de onvolledige vaststelling van de feiten door de kantonrechter. Het hof zal dat bezwaar daarom niet verder inhoudelijk behandelen.
3.2
De heer [naam1] (hierna: [de directeur] ) is directeur van [naam1] en professioneel fotograaf. Hij heeft in opdracht van het Nederlands Dagblad een foto gemaakt van Mgr. Mutsaerts (zie afbeelding 1, hierna: de portretfoto). De portretfoto is met naamsvermelding van [de directeur] geplaatst bij een interview met Mgr. Mutsaerts in het Nederlands Dagblad, met als kop “Hulpbisschop Mutsaerts: Polarisatie is niet goed, maar soms nodig”.
Afbeelding 1
3.3
Het Nederlands Dagblad heeft [naam1] voor het (eenmalig) gebruik van de portretfoto een vergoeding betaald van € 65,- (excl. btw).
3.4
EWTN LL is de Nederlands-Belgische aftakking van het Amerikaanse katholieke netwerk Eternal World Television Network dat sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw onder meer gedrukte en digitale nieuwsdiensten aanbiedt. De activiteiten van EWTN LL waren aanvankelijk ondergebracht in de stichting RealityFinality. Het hof zal verder beiden aanduiden als EWTN LL.
3.5
EWTN LL zendt sinds 16 februari 2021 op haar website www.ewtn.lc wekelijks een podcast uit waarbij Mgr. Mutsaerts reflecteert op de zondagse evangelielezingen van desbetreffende week. Bij de aankondiging van iedere podcast heeft EWTN LL de portretfoto gebruikt (zie voorbeelden hiervan in afbeeldingen 2 en 3).
Afbeelding 2
Afbeelding 3
3.6
De portretfoto is door Mgr. Mutsaerts - nadat men hem had verzocht een foto aan te leveren - zelf aan EWTN LL ter beschikking gesteld zonder vermelding wie de maker was.
3.7
Een medewerker van EWTN LL heeft ervoor gezorgd dat de podcasts ook zijn te beluisteren op YouTube, Apple en Spotify. Daarbij is de portretfoto ook gebruikt.
3.8
[naam1] heeft EWTN LL in een e-mail gedateerd 6 januari 2022 bericht dat EWTN LL met het gebruik van de portretfoto inbreuk heeft gemaakt op haar auteursrechten op de foto. Zij heeft EWTN LL gesommeerd de portretfoto te verwijderen en het gebruik daarvan te staken. Voor het gebruik heeft zij een (schade)vergoeding gevorderd van € 1.500. EWTN LL heeft de portretfoto van haar website verwijderd en verklaard een vergoeding van € 150 te willen betalen.
3.9
Dit voorstel was voor [naam1] niet acceptabel. Zij heeft
EWTN LL gedagvaard voor de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland in Assen en daarbij gevorderd i) een verklaring voor recht dat EWTN LL inbreuk heeft gemaakt op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten op de portretfoto, ii) een bevel dat EWTN NL ieder gebruik van de portretfoto moet staken en gestaakt moet houden, iii) betaling van een bedrag van € 1.500,- aan schadevergoeding of een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen bedrag en iv) betaling van een bedrag van € 555,45 voor buitengerechtelijke kosten en een bedrag van € 1.500,- voor volledige proceskosten.
3.1
De kantonrechter heeft in het vonnis van 16 augustus 2022 de vorderingen van [naam1] afgewezen omdat zij niet inhoudelijk is ingegaan op het verweer van EWTN LL, terwijl [naam1] daartoe door de kantonrechter wel in de gelegenheid was gesteld.

4.De beoordeling van de grieven

Inhoud en omvang van het hoger beroep.
4.1
[naam1] heeft tegen de afwijzing van haar vorderingen en de aan EWTN LL toegewezen proceskostenveroordeling hoger beroep ingesteld. [naam1] heeft naast het hiervoor genoemde bezwaar tegen de vaststelling van de feiten door de kantonrechter, drie grieven gericht tegen de afwijzing van haar vorderingen. Het hof zal deze grieven hierna thematisch behandelen.
4.2
Uitgangspunt daarbij is dat niet in geschil is dat de portretfoto als een werk in de zin van artikel 2 van de Auteurswet (Aw) kwalificeert. Van belang is verder dat EWTN LL niet heeft betwist dat de rechten op de portretfoto bij [naam1] rusten. Het hof zal daarvan bij gebreke van een betwisting ook uitgaan. Verder staat vast dat EWTN LL op haar website zonder toestemming van [naam1] de portretfoto heeft openbaar gemaakt en verveelvoudigd. EWTN LL bestrijdt dat zij daarmee inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [naam1] . EWNT LL beroept zich daartoe op de uitzonderingen in artikel 19 lid 3 Aw en artikel 15a Aw. [naam1] betwist dat genoemde uitzonderingen van toepassing zijn.
Het beroep van EWTN LL op artikel 19 lid 3 AW gaat niet op
4.3
Artikel 19 Aw luidt als volgt:
Als inbreuk op het auteursrecht op een portret wordt niet beschouwd de verveelvoudiging daarvan door, of ten behoeve van, den geportretteerde of, na diens overlijden, zijne nabestaanden.
(…)
3. Ten aanzien van een fotografisch portret wordt mede niet als inbreuk op het auteursrecht beschouwd het openbaar maken daarvan in een nieuwsblad of tijdschrift door of met toestemming van een der personen, in het eerste lid genoemd, mits daarbij de naam des makers, voor zoover deze op of bij het portret is aangeduid, vermeld wordt.
4. Dit artikel is slechts van toepassing ten aanzien van portretten, welke vervaardigd zijn ingevolge eene opdracht, door of vanwege de geportretteerde personen, of te hunnen behoeve aan den maker gegeven.
4.4
Het eerste punt dat partijen verdeeld houdt betreft de vraag of de opdracht van het Nederlands Dagblad aan [de directeur] tot het maken van de portretfoto “
vanwege of mede ten behoeve van” Mgr. Mutsaerts aan [de directeur] is gegeven. Naar het oordeel van het hof is de opdracht zonder meer “
vanwege” Mgr. Mutsaerts gegeven. De opdracht is namelijk door het Nederlands Dagblad gegeven in het kader van het interview dat het had met Mgr. Mutsaerts. In dat interview gaat het over de persoon Mgr. Mutsaerts en zijn opvattingen over onder andere de katholieke kerk. Mgr. Mutsaerts heeft ook meegewerkt aan de portretfoto en in overleg met de [de directeur] bepaald waar de foto moest worden genomen en hij had, zoals hij heeft verklaard, ook een belang bij de portretfoto ter verspreiding van zijn opvattingen en overwegingen. Dit maakt dat de opdracht ook
mede ten behoevevan Mgr. Mutsaerts is verstrekt.
4.5
Tussen partijen staat voldoende vast dat op de website www.ewtn.lc nieuws over het katholieke geloof en de katholieke kerk wordt aangeboden en dat het in die zin kwalificeert als een nieuwssite. De vraag is echter, zoals [naam1] terecht stelt, of een digitale nieuwssite valt onder het begrip
nieuwsbladin lid 3 van artikel 19 Aw.
4.6
Artikel 19 lid 3 bevat een beperking op het openbaarmakings- en verveelvoudigingsrecht van een auteur. Een dergelijke beperking valt onder het geharmoniseerde recht van de Europese Unie en is geregeld in artikel 5 van de
Auteursrechtrichtlijn [1] . Artikel 19 lid 3 dateert van ver voor de auteursrechtenrichtlijn en de digitalisering van de verspreiding van nieuws en maakt daarom ook geen onderscheid tussen analoge of digitale nieuwsberichten. De Auteursrechtrichtlijn doet dat wel. Omdat het hier gaat om een nadere invulling gaat van het begrip “nieuwsblad” moet het ook richtlijnconform worden uitgelegd.
4.7
Artikel 5 van de Auteursrechtrichtlijn bevat een limitatieve opsomming van de beperkingen op het recht van de auteur om zijn werk openbaar te maken en te verveelvoudigen. In dit geval gaat het om de uitzondering genoemd onder 5 lid 3 sub o. Die luidt als volgt: “het gebruik in andere, minder belangrijke gevallen, wanneer reeds beperkingen of restricties bestaan in het nationale recht mits het
alleen analoog gebruik(
onderstreping hof) betreft en het vrije verkeer van goederen en diensten in de Gemeenschap niet wordt belemmerd, onverminderd de in dit artikel vervatte beperkingen en restricties”.
Uit artikel 5 lid 5 Auteursrechtrichtlijn volgt verder dat dergelijke beperkingen slechts in bepaalde bijzondere gevallen worden toegepast mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het werk en de wettige belangen van de rechthebbende niet onredelijk worden geschaad.
4.8
Het hof is van oordeel dat het hier niet gaat om een dergelijk bijzonder geval. De ruime door EWTN LL bepleite uitleg van artikel 19 lid 3 Aw om daaronder ook digitale nieuwsfora te scharen, schaadt bovendien op onredelijke wijze de auteursrechtelijke belangen van [de directeur] om zelf te bepalen of en hoe zijn werk (de portretfoto) wordt openbaar gemaakt en verveelvoudigd.
4.9
Op grond van het voorgaande wijst het hof het beroep van EWTN LL op de uitzondering van artikel 19 lid 3 Aw af.
Ook het beroep van EWTN LL op het citaatrecht faalt
4.1
EWTN LL beroept zich daarnaast op het citaatrecht in artikel 15a Aw.
Artikel 15a luidt, voor zover hier van belang, als volgt
1. Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd het citeren uit een werk in een aankondiging, beoordeling, polemiek of wetenschappelijke verhandeling of voor een uiting met een vergelijkbaar doel mits:
(…)
4° voor zover redelijkerwijs mogelijk, de bron, waaronder de naam van de maker, op duidelijke wijze wordt vermeld.
4.11
Artikel 15a Aw moet eveneens worden uitgelegd in het licht van de Auteursrechtrichtlijn en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (HvJEU).
Het HvJEU heeft in de zaak Painer [2] uitgemaakt dat degene die citeert in beginsel verplicht is de naam van de maker van het werk bij het citaat te vermelden. Strekking van deze verplichting is de maker controle te laten houden over het gebruik van zijn werk en de rechtmatigheid van het citaat. Uit het arrest blijkt dat dit een vergaande verplichting is. Alleen indien bij de eerste rechtmatige publicatie van een foto de naam van de maker niet staat vermeld, hoeft de pers die de foto overneemt geen verder onderzoek naar de bron te doen. Deze zaak is, anders dan EWTN LL meent, niet vergelijkbaar met de zaak Painer. De portretfoto is door het Nederlands Dagblad namelijk wel gepubliceerd met naamsvermelding.
4.12
Uit de stellingen van EWTN LL begrijpt het hof dat zij het standpunt inneemt dat zij erop mocht vertrouwen dat naamsvermelding niet nodig was, omdat zij om een “rechtenvrije” foto had gevraagd. Dat EWTN LL daarom heeft verzocht, heeft zij niet aangetoond. Gelet op de in de zaak Painer geformuleerde vergaande beginselverplichting, had in de gegeven omstandigheden bovendien van EWTN LL mogen worden verwacht dat zij nader onderzoek zou doen naar de bron van de portretfoto. Indien zij dat had gedaan dan had zij direct gezien dat het Nederlands Dagblad de portretfoto met de vermelding van de naam van [de directeur] had gepubliceerd.
4.13
Door de naam van [de directeur] niet te vermelden, heeft EWTN LL niet voldaan aan de voorwaarde van artikel 15a lid 1 onder 4 Aw. Of aan de overige voorwaarden van artikel 15a lid 1 is voldaan, kan dan verder in het midden worden gelaten. Het niet vermelden van de naam van [de directeur] leidt ertoe dat het gebruik van de portretfoto door EWTN LL niet met een beroep op het citaatrecht kan worden gerechtvaardigd.
4.14
Uit het voorgaande volgt dat EWTN LL met het gebruik van de portretfoto inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [naam1] .
Begroting van de schade die EWTN LL aan [naam1] moet betalen
4.15
[naam1] stelt dat zij ten gevolge van de auteursrechtinbreuk schade heeft geleden. Zij vordert een gemaximeerd bedrag van € 1.500,-.
4.16
Het hof stelt voorop dat de rechter ook in het geval van auteursrechtinbreuk de schade begroot op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is (artikel 6:97 lid 1 BW). Uitgangspunt is dat de werkelijk geleden schade moet worden vergoed. Indien de werkelijk geleden schade moeilijk te bepalen is, biedt artikel 27 lid 2 Aw, uitgelegd in het licht van artikel 13 van de Handhavingsrichtlijn [3] , de mogelijkheid de schadevergoeding vast te stellen aan de hand van de royalty’s of vergoedingen die de inbreukmaker had moeten betalen indien zij voorafgaand aan het gebruik een licentie zou hebben afgenomen.
4.17
Bij de vaststelling van dit bedrag moet de realiteit zo veel als mogelijk worden benaderd. De omstandigheid dat EWTN LL de portretfoto niet zou hebben gebruikt als zij had geweten dat zij daarvoor een vergoeding zou moeten betalen, zoals zij stelt, is daarom niet relevant. Evenmin is relevant dat Mgr. Mutsaerts volgens EWTN LL geen toestemming voor het exploitatie van de rechten op de foto door [de directeur] zou hebben gegeven. Dat doet namelijk afbreuk aan de realiteit dat Mgr. Mutsaerts de portretfoto aan EWTN LL in gebruik heeft gegeven.
4.18
[de directeur] stelt dat haar reguliere tarief voor het éénmalig gebruik van een door haar gemaakte foto € 70,- per jaar bedraagt. Ter onderbouwing van haar stelling heeft zij een aantal geanonimiseerde facturen van haarzelf aan derden overgelegd. [de directeur] stelt verder dat voor herhaald gebruik gedurende langere termijn het gebruikelijk is het jaartarief te vermenigvuldigen met een factor acht. Zij verwijst daartoe naar een verklaring van een medewerker van de Beeldunie.
4.19
Uit de overgelegde facturen blijkt dat klanten van [naam1] voor een publicatierecht € 70,- betalen. Uit de facturen blijkt niet wat dat recht omvat. Dit blijkt ook niet uit artikel 16.2 van de Algemene Voorwaarden Fotografenfederatie waarnaar [de directeur] verwijst. Daarin is bepaald dat “indien omtrent de omvang van de licentie niets is bepaald, (…) deze nimmer meer omvat dan het recht tot éénmalig gebruik, in ongewijzigde vorm, ten behoeve van een doel, oplage en wijze zoals partijen bij het aangaan van de overeenkomst conform het begrip van de Fotograaf, hebben bedoeld”. Zonder nadere toelichting van [naam1] is onduidelijk wat onder éénmalig gebruik moet worden verstaan. Daarbij komt dat [naam1] op dit punt ook niet een eenduidig standpunt inneemt. Zij hinkt op twee gedachten; aan de ene kant meent zij dat voor iedere wekelijkse podcast opnieuw moet worden afgerekend, terwijl zij aan de andere kant betoogt dat het een jaarlijkse vergoeding betreft die met het getal acht moet worden vermenigvuldigd omdat de portretfoto met enige regelmaat is gebruikt.
4.2
Met de facturen heeft [naam1] naar het oordeel van het hof voldoende aangetoond dat zij, indien EWTN LL haar vooraf gevraagd zou hebben om de portretfoto te mogen gebruiken, een vergoeding van € 70,- per jaar zou hebben gevraagd. Dat dit bedrag een bedrag is wat [naam1] had kunnen vragen, blijkt ook wel uit het feit dat het Nederlands Dagblad een bedrag van € 65,- heeft betaald voor het gebruik daarvan op haar website. De omstandigheid dat EWTN LL daarvoor ontoereikend budget heeft, zoals zij stelt, acht het hof niet relevant. Dat is iets wat zij had moeten bedenken voordat zij de portretfoto is gaan gebruiken.
4.21
Gelet op de gemotiveerde betwisting van EWTN LL, is het hof van oordeel dat [naam1] onvoldoende heeft onderbouwd dat partijen zouden zijn overeengekomen dat voor het wekelijks gebruik van de portretfoto bij de podcast van Mgr. Mutsaerts op de website www.ewtn.lc steeds opnieuw € 70,- zou worden betaald. In de gegeven omstandigheden acht het hof een vergoeding van acht maal het jaarlijkse tarief van € 70,-, zoals Assendelft Fotografie subsidiair vraagt, wel redelijk. Daarbij betrekt het hof dat EWTN LL om een groter bereik te krijgen de podcasts met portretfoto aan YouTube, Apple en Spotify ter beschikking heeft gesteld.
4.22
Vaststaat dat EWTN LL de portretfoto gedurende een perioden van twee jaar heeft gebruikt. Dit betekent dat EWTN LL aan [naam1] een schadevergoeding moet betalen van € 1.120,- (8 x € 70,- x 2).
Geen extra schade als gevolg van het ontbreken van de naamsvermelding
4.23
[naam1] stelt daarnaast dat zij door het ontbreken van de naamsvermelding [de directeur] omzet is misgelopen. Zij begroot die op 100% van het schadebedrag. Dat [naam1] exposure is misgelopen als gevolg van het ontbreken van naamsvermelding is door haar niet onderbouwd en ligt gelet op de stelling van EWTN LL dat Mgr. Mutsaers geen toestemming zou hebben verleend voor de exploitatie van zijn portret bovendien ook niet voor de hand. Het hof wijst deze vordering daarom af.
Geen matiging van de schade
4.24
EWTN LL verzoekt het hof de schade te matigen omdat zij niet wist of behoorde te weten dat zij inbreuk pleegde. Het hof wijst dit verzoek af. Voor matiging kan pas aanleiding zijn als toekenning van de volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden. Die situatie is gelet op de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding en de aard van de inbreuk niet aan de orde. Van belang daarbij is dat EWTN LL in de gegeven omstandigheden nader onderzoek had moeten doen of zij de portretfoto zonder toestemming van de maker en zonder betaling kon gebruiken. Er is daarom geen sprake van een niet weten of behoren te weten.
Slotsom en vorderingen
4.25
Het hof komt tot de slotsom dat het vonnis niet in stand kan blijven. De schadevergoedingsvordering van [naam1] komt zoals hierna vermeld voor toewijzing in aanmerking. [naam1] heeft niet voldoende toegelicht waarom zij naast schadevergoeding nog een belang zou hebben bij een verklaring voor recht dat EWTN LL inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten [naam1] .
EWTN LL heeft het gebruik van de portretfoto gestaakt en verklaard de portretfoto in de toekomst niet meer te gebruiken. Het hof wijst de gevorderde verklaring voor recht en het gevorderde bevel tot staking daarom af.
Proceskostenvergoeding
4.26
EWTN LL zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [naam1] . [naam1] vordert op de voet van artikel 1019h Rv vergoeding van de volledige kosten. De door haar gespecificeerde kosten inclusief buitengerechtelijke incassokosten, kosten deurwaarder en griffierecht bedragen € 1.463,56 in eerste aanleg en € 4.278,- in hoger beroep.
4.27
EWTN LL heeft geen bezwaar gemaakt tegen de specificatie van die kosten. Volgens EWTN LL is toewijzing van de volledige proceskosten in de gegeven omstandigheden onbillijk. Het is namelijk aan [naam1] zelf te wijten dat de kantonrechter door het ontbreken van een repliek de vorderingen heeft afgewezen. Ook wijst zij nogmaals op het onopzettelijke karakter van de gestelde inbreuk.
4.28
Het hof ziet in beide omstandigheden geen aanleiding om de gevorderde proceskosten in eerste aanleg af te wijzen. Artikel 1019h Rv vereist niet dat de inbreukmaker te kwader trouw is, zoals EWTN LL betoogt. De door [naam1] gevorderde proceskosten blijven bovendien ruim beneden de grens die op grond van de Indicatietarieven in IE-zaken geldt voor een eenvoudige bodemzaak. Het hof acht de gevorderde kosten dan ook niet onredelijk of evenredig.
4.29
Dat [naam1] geen akte van repliek heeft genomen, waardoor zij gedwongen was hoger beroep in te stellen, is een aan haar toe te rekenen fout en is voor het hof aanleiding om de proceskosten in hoger beroep te beperken tot het gewone liquidatietarief, begroot op € 3.035,- (2,5 punt in tarief II), vermeerderd met het griffierecht (€ 783,-) en de kosten van de deurwaarder voor het betekenen van de appeldagvaarding (€ 114,52). Daarmee komen de totaal door EWTN LL te vergoeden kosten voor het hoger beroep op € 3.392,52.
4.3
Tot slot is ook toewijsbaar de door [naam1] gevorderde terugbetaling van het bedrag dat zij op grond van het vonnis aan EWTN LL heeft betaald.

5.De beslissing

Het hof:
5.1
vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de Noord-Nederland, locatie Assen van 16 augustus 2023 en beslist als volgt:
5.2
veroordeelt EWTN LL om aan [naam1] te betalen een bedrag van
€ 1.120,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit arrest tot aan de dag van betaling;
5.3
veroordeelt EWTN LL om aan [naam1] terug te betalen het bedrag dat [naam1] op grond van het vonnis aan EWTN LL heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling
5.4
veroordeelt EWTN LL in de proceskosten van [naam1] in eerste instantie en in hoger beroep, in totaal begroot op een bedrag van € 4.856,08, te vermeerderen met de nakosten zoals bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv en de wettelijke rente over het verschuldigde bedrag vanaf de datum van betekening van dit arrest tot aan de dag van betaling;
5.5
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.E. Weening, J.H. Kuiper en M. Willemse, en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
1 oktober 2024.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij
2.HvJEU, 1 december 2011, zaak C-145/10, ECLI:EU:C:2011:798
3.Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, PbEU 2004, L 157/45