Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- de oma moederszijde, bijgestaan door haar advocaat;
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
10 voor Toekomst is opgeschaald naar drie keer per week, waarbij zowel geplande als onverwachte bezoeken aan oma plaatsvinden. De GI heeft geen zorgen over de fysieke of seksuele veiligheid van [de minderjarige1] . Wel heeft de GI zorgen over de grilligheid in het contact tussen oma en de ouders en over de draagkracht van oma in relatie tot de verzwaarde opvoedingsvraag van [de minderjarige1] . Deze zorgen moeten weliswaar worden betrokken bij het oordeel dat het hof in deze zaak moet geven over de vraag of de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] ten uitvoer mag worden gelegd bij oma, maar maken naar het oordeel van het hof niet dat op dit moment acuut in een andere opvoedingssituatie voor [de minderjarige1] moet worden voorzien. Het hof neemt hierbij tevens in aanmerking dat de raad ter zitting heeft geadviseerd om in afwachting van de uitkomsten van het raadsonderzoek geen wijziging aan te brengen in de woonplaats van [de minderjarige1] . Als [de minderjarige1] nu naar een ander pleeggezin zou worden overgeplaatst en uit het raadsonderzoek zou blijken dat hij wél bij oma zou kunnen blijven, betekent dit dat [de minderjarige1] onnodig is overgeplaatst en dat is volgens de raad schadelijk voor [de minderjarige1] . Het heeft volgens de raad de voorkeur om met behulp van de intensieve hulpverlening die oma op dit moment krijgt de situatie in de periode van het raadsonderzoek ‘met stutten en steunen goed genoeg’ te laten zijn voor [de minderjarige1] , dit vanwege zijn gehechtheid aan oma. De raad heeft ter zitting gelet op de genoemde zorgen niet uitgesloten dat het op enig moment beter voor [de minderjarige1] zou kunnen zijn dat hij op een neutrale plek wordt geplaatst, maar de vraag of dat zo is, moet worden onderzocht door de raad. Dat onderzoek zal blijkens de mededeling van de raad in de week na deze zitting van start gaan. Net als de raad acht het hof het van groot belang dat onnodige overplaatsingen van [de minderjarige1] worden voorkomen. Nu er geen aanwijzingen zijn dat de situatie van [de minderjarige1] acuut onveilig is, is het hof van oordeel dat de uitkomsten van het raadsonderzoek moeten worden afgewacht voordat op het hoger beroep kan worden beslist. Zoals ter zitting is besproken, zal het hof de raad wel verzoeken zijn onderzoek uit te breiden, in die zin dat ook de vraag wordt beantwoord of een voortgezette plaatsing van [de minderjarige1] bij oma in zijn belang moet worden geacht en of zijn veiligheid daar voldoende gewaarborgd is.