ECLI:NL:GHARL:2024:6051

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
23/2330
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en de informatieplicht van de heffingsambtenaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een belanghebbende tegen een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting, opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem. De naheffingsaanslag van € 2,90 werd opgelegd op 10 juli 2022, waarbij ook kosten van € 61,00 in rekening zijn gebracht. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. Vervolgens heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank Gelderland, die het beroep ook ongegrond verklaarde. Hierop heeft de belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Tijdens de zitting op 13 augustus 2024 heeft de belanghebbende verklaard dat hij de auto had geparkeerd aan de Oude Kraan in Arnhem, waar betaald parkeren gold. Hij betwistte de naheffingsaanslag en stelde dat de heffingsambtenaar niet had voldaan aan de informatieplicht, omdat er geen parkeerbord aanwezig zou zijn geweest. De heffingsambtenaar daarentegen stelde dat er wel degelijk een parkeerbord was en dat de informatieplicht was nageleefd.

Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht had opgelegd. Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar aan zijn informatieplicht had voldaan en dat de belanghebbende tekort was geschoten in zijn onderzoeksplicht. De belanghebbende had kunnen zoeken naar een parkeerbord in de omgeving van de parkeerplaats. Het Hof benadrukte dat de parkeerbelasting een objectieve belasting is en dat persoonlijke omstandigheden in dit geval niet relevant waren. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/2330
uitspraakdatum: 24 september 2024
Uitspraak van de negende enkelvoudige kamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Rechtbank Gelderland van 25 mei 2023, nummer AWB 22/5128, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft op 10 juli 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd van € 2,90, waarbij tevens kosten van € 61,00 in rekening zijn gebracht.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende heeft desgevraagd aan het Hof laten weten dat hij het niet nodig acht de zaak aan te houden totdat de prejudiciële vragen gesteld door de rechtbank Oost-Brabant aan de Hoge Raad [1] , zijn beantwoord.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 augustus 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar.

2.Vaststaande feiten

Belanghebbende heeft op 10 juli 2022 de auto met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) geparkeerd aan de Oude Kraan in Arnhem. Op die parkeerplaats en op dat tijdstip was sprake van betaald parkeren. De naheffingsaanslag is om 17:50 uur opgelegd.

3.Geschil

In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De heffingsambtenaar beantwoordt deze vraag bevestigend en belanghebbende ontkennend.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Op grond van artikel 225, lid 1, aanhef en onder a, van de Gemeentewet, kan een belasting worden geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij de belastingverordening dan wel krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
4.2.
Ingevolge artikel 234, lid 1, van de Gemeentewet, wordt de parkeerbelasting, bedoeld in artikel 225, lid 1, onder a, van die wet geheven bij wege van voldoening op aangifte dan wel op andere wijze.
4.3.
Ingevolge artikel 234, lid 2, aanhef en onder a, van de Gemeentewet, wordt als voldoening op aangifte uitsluitend aangemerkt: het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van een parkeermeter of een parkeerautomaat op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de auto op de onder 2 aangegeven parkeerplaats stond geparkeerd en dat ter zake van het parkeren van de auto geen parkeerbelasting is betaald.
4.5.
Belanghebbende heeft verklaard dat hij éénmaal eerder met de auto in Arnhem is geweest en hij toen per abuis door de milieuzone is gereden. Om dit op 10 juli 2022 te voorkomen achtte belanghebbende het noodzakelijk om een ongeoorloofde route te rijden. Verder heeft belanghebbende verklaard dat de auto uit Ierland komt en dus rechts sturend is. Belanghebbende heeft verklaard een oplettend persoon te zijn en dat het betalen van de parkeerbelasting hem is ontnomen, doordat hij noodzakelijk een ongeoorloofde route moest rijden, zijn auto rechts sturend is en het parkeerbord op een donkere plaats onder het viaduct staat. Belanghebbende is van mening dat niet is voldaan aan informatieplicht van de heffingsambtenaar, er was immers geen parkeerbord aanwezig op de weg waar belanghebbende heeft geparkeerd. Daarnaast heeft belanghebbende ter zitting gesteld dat de scanauto’s, die controleren of voor geparkeerde voertuigen al dan niet parkeerbelasting is voldaan, niet controleren op de parkeergelegenheid ‘de Blauwe Golven’, welke gelegen is naast de Oude Kraan. Indien belanghebbende de auto had geparkeerd op parkeergelegenheid ‘de Blauwe Golven’ zonder parkeerbelasting te voldoen, had hij geen naheffingsaanslag ontvangen, aldus belanghebbende.
4.6.
De heffingsambtenaar stelt wel te hebben voldaan aan de informatieplicht en verwijst daarvoor naar de foto welke is meegestuurd bij het verweerschrift in hoger beroep. Op deze foto is te zien dat op de route van belanghebbende een parkeerbord is geplaatst. Verder stelt de heffingsambtenaar dat wel gecontroleerd wordt op parkeergelegenheid ‘de Blauwe Golven’. Nu daar auto’s kunnen rijden om geparkeerd te worden is het ook mogelijk voor de scanauto om daar te rijden. Mocht op de parkeergelegenheid ‘de Blauwe Golven’ geen scanauto rijden, zal ongetwijfeld een controleur langslopen, aldus de heffingsambtenaar.
4.7.
Het Hof is van oordeel dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd.
4.8.
Het Hof overweegt dat de heffingsambtenaar een informatieplicht heeft en dat belanghebbende een onderzoeksplicht heeft. Indien aan de informatieplicht door de heffingsambtenaar wordt voldaan moet het voor belanghebbende, indien hij aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan, duidelijk zijn dat parkeerbelasting verschuldigd is. De heffingsambtenaar heeft naar het oordeel van het Hof voldaan aan de informatieplicht. Dit oordeel is gebaseerd op de bij het verweerschrift overlegde foto tezamen met de toelichting gegeven door de heffingsambtenaar ter zitting van het Hof. Ten aanzien van de onderzoeksplicht van belanghebbende is het Hof van oordeel dat belanghebbende daarin is tekortgeschoten. Belanghebbende had immers rondom de straat waar hij zijn auto had geparkeerd, te weten de Oude Kraan, kunnen zoeken naar een mogelijk parkeerbord. Ook staan parkeerautomaten op de Oude Kraan en het naastgelegen parkeerterrein ‘de Blauwe Golven’. Daarenboven is de parkeerbelasting een objectieve belasting waardoor er in de regel geen ruimte is voor een afweging van persoonlijke omstandigheden. Er kan wel sprake zijn van overmacht. Van overmacht is alleen sprake in een noodsituatie of spoedeisende situatie, waardoor iemand absoluut, feitelijk en fysiek verhinderd is om bij aanvang van het parkeren parkeerbelasting te betalen. Het rijden van een ongeoorloofde route in verband met het vermijden van de milieuzone valt niet onder een dergelijke overmacht. Belanghebbende is immers een bord met de aanduiding ‘betaald parkeren’ gepasseerd. En het rijden van deze route heeft het betalen niet bemoeilijkt. Verder is het Hof van oordeel dat niet aannemelijk is dat geen controle voor de parkeerbelasting plaatsvindt op parkeergelegenheid ‘de Blauwe Golven’.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van de Merwe, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van A. Tax als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 september 2024
De griffier, Het lid van de belastingkamer,
A. Tax J. van de Merwe
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 25 september 2024
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Rechtbank Oost-Brabant 8 december 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:5711.