ECLI:NL:GHARL:2024:5974

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
21-003446-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van de voorzitter van de Tweede Kamer en groepsbelediging door middel van spandoek en e-mail

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte is veroordeeld voor het tweemaal beledigen van de toenmalige voorzitter van de Tweede Kamer en voor groepsbelediging. De verdachte had een spandoek aan zijn balkon gehangen met daarop een afbeelding van de aangeefster en de tekst 'linkse D66 heks', en had een e-mail gestuurd met dezelfde beledigende tekst. Het hof legt een deels voorwaardelijke taakstraf op. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van zestig uren, waarvan dertig uren voorwaardelijk, maar had hem vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en komt tot een andere bewijsbeslissing. Het hof oordeelt dat de uitlatingen van de verdachte, waaronder het gebruik van de term 'heks', in de context van het publieke debat onnodig grievend zijn en dat de afbeelding 'The Happy Merchant' een beledigende strekking heeft ten opzichte van de Joodse gemeenschap. De verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van zestig uren, waarvan dertig uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan eenvoudige belediging en groepsbelediging, en dat zijn uitlatingen niet in overeenstemming zijn met de grenzen van de vrijheid van meningsuiting.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003446-23
Uitspraak d.d.: 31 juli 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 14 juli 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 08-103902-22 en 08-060409-23, 08-307263-22, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M. Hoevers, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte – kort gezegd - veroordeeld voor de ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 08-103902-22 (spandoek) tot een taakstraf voor de duur van zestig uren, waarvan dertig uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten in de zaken met parketnummers 08-307263-22 (e-mail) en 08-060409-23 (pamflet).
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 08-103902-22 (spandoek):
1.
hij in of omstreeks de periode van [datum] te [pleegplaats] , althans in Nederland, opzettelijk [aangever] ( [functie aangever] ), in het openbaar bij geschrift en/of bij afbeelding, heeft beledigd, door aan zijn woning een spandoek te bevestigen, met daarop een afbeelding van voornoemde [aangever] met daarbij de tekst: " [tekst 1] heks";
2.
hij in of omstreeks de periode van [datum] te [pleegplaats] , althans in Nederland, zich in het openbaar bij afbeelding opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten: Joden, wegens hun ras en/of godsdienst, door aan zijn woning een spandoek te bevestigen, met daarop een afbeelding van 'The Happy Merchant';
zaak met parketnummer 08-307263-22 (e-mail):
1.
hij op of omstreeks 12 juli 2022 te 's-Gravenhage en/of [pleegplaats] , althans in Nederland opzettelijk [aangever] ( [functie aangever] ), door een toegezonden of aangeboden geschrift, heeft beledigd, door haar per mail de woorden toe te voegen: " [tekst 1] heks";
zaak met parketnummer 08-060409-23 (pamflet):
1.
hij in of omstreeks de periode van [datum] , te [pleegplaats] in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door: - een pamflet met de tekst ''Liquideer [tekst 2] '' op een balkon van een woning, welke zichtbaar was voor een ieder, op te hangen en/of - een sticker met de tekst ''Liquideer [tekst 2] '' op een brievenbus, welke zichtbaar was voor een ieder, te plakken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 08-060409-23 tenlastegelegde

Zaak met parketnummer 08-060409-23 (pamflet):
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De advocaat-generaal heeft daartoe aangevoerd dat de rechtbank teveel is uitgegaan van een grammaticale benadering van het woord ‘liquideren’. Door het gebruik van het woord ‘liquideren’ kan de verdachte (onbedoeld) anderen aanzetten tot kwaadaardig optreden tegen het gezag.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van dit ten laste gelegde feit. Het woord ‘liquideren’ kan meer betekenissen hebben, omdat het bijvoorbeeld ook kan gaan om het liquideren van een B.V. De verdachte heeft aangegeven dat het wat hem betreft gaat om het beëindigen en stoppen van het kabinet en niet om het oproepen tot geweld tegen het kabinet, aldus de raadsman.
Oordeel van het hof
Het hof moet de vraag beantwoorden of het pamflet en de sticker met de tekst “Liquideer [tekst 2] ”, als opruiend kan worden aangemerkt, zoals strafbaar is gesteld in artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht,.
Strafbare opruiing is het aanzetten tot enig strafbaar feit of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Opruiing is niet het dwingen van iemand tot een feit, maar veeleer het opwekken van de gedachte aan enig feit, het trachten de mening te vestigen dat dit feit wenselijk of noodzakelijk is en het verlangen op te wekken om dat feit te bewerkstelligen. Het moet dus gaan om een zodanige voorstelling van de wenselijkheid of noodzakelijkheid als geschikt is om de overtuiging daarvan bij anderen op te wekken. Voor het verspreiden van een geschrift of afbeelding ter opruiing geldt eveneens dat enig resultaat niet is vereist. De dader hoeft voorts niet te weten dat hetgeen waartoe wordt opgeruid, strafbaar is gesteld. Waar het om gaat is dat de dader aan de inhoud van een opruiend geschrift of afbeelding ruchtbaarheid wil geven.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte dit tenlastegelegde feit heeft begaan, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het uiten van het woord ‘liquideren’ kan volgens het hof een opruiend karakter hebben. Voor het bepalen of de uitlating een opruiend karakter heeft, acht het hof de volgende factoren en omstandigheden relevant: de inhoud van de uiting, de context waarin de uiting heeft plaatsgevonden, de plaats of gelegenheid waar de uiting wordt gedaan en de kennelijke bedoeling van de uiting.
In dit geval heeft de verdachte op een papier, formaat A4, en een sticker de woorden geuit ‘liquideer [tekst 2] ’. Gelet op de inhoud van de gedane uitlating ziet de activiteit ‘liquideren’ niet op een persoon, maar op een entiteit, het kabinet [tekst 2] . In de uitlating wordt verder niet aangegeven in welke vorm of wijze de activiteit ‘liquideren’ dient te worden uitgevoerd. De verdachte heeft verklaard dat het enkel zijn bedoeling was om zijn kritiek op het kabinet te uiten en aandacht te vragen voor zijn mening dat dit kabinet moest stoppen. De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij een grappige bedoeling had met het pamflet en heeft hierbij gewezen op het lettertype, dat hetzelfde is als het VVD-logo. Hij heeft het (kleine) pamflet aan zijn raam gehangen en op de brievenbus geplakt en niet verspreid via bijvoorbeeld het internet. Het hof acht van belang dat de bewoordingen ‘liquideer [tekst 2] ’, gelet op voornoemde omstandigheden, onvoldoende specifiek is om in dit geval te spreken van een tekst met een opruiend karakter in de zin van de wet
Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van dit ten laste gelegde feit.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Zaak met parketnummer 08-103902-22 (spandoek):
Feit 1
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van dit feit geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van het hof
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de ten laste gelegde uitlating van de verdachte voldoet aan de vereisten van artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht, waarin eenvoudige belediging strafbaar is gesteld.
Het hof gaat, net als de rechtbank, uit van de volgende toetsingscriteria met betrekking tot de vraag of volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (waaronder ECLI:NL:HR:2018:541) sprake is van belediging. Deze toetsingscriteria sluiten aan bij het door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) ontwikkelde stappenplan om klachten over schending van vrijheid van meningsuiting ex artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) te beoordelen.
Het onder meer in artikel 10 EVRM gegarandeerde recht op vrijheid van meningsuiting, dat voor een deel ook in artikel 266, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht tot uitdrukking is gebracht, staat aan een strafrechtelijke veroordeling ter zake van eenvoudige belediging in de zin van artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht niet in de weg indien zo een veroordeling een op grond van artikel 10, tweede lid, EVRM toegelaten — te weten een bij de wet voorziene, een gerechtvaardigd doel dienende en daartoe een in een democratische samenleving noodzakelijke — beperking van de vrijheid van meningsuiting vormt.
Achtereenvolgend moeten de volgende vragen worden beantwoord:
1. heeft de uitlating – op zichzelf en in de context bezien – de strekking om een ander bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen en hem/haar aan te randen in zijn/haar eer en goede naam? Zo ja,
2. is de uitlating gedaan in een bepaalde context die het beledigend karakter daarvan mogelijk wegneemt vanwege het in artikel 10 lid 1 EVRM verzekerde recht op meningsuiting? Zo ja,
3. moet de uitlating niettemin als onnodig grievend worden aangemerkt?
Met de rechtbank overweegt het hof dat het gebruik van het woord ‘heks’ op zichzelf bezien niet zonder meer een belediging hoeft op te leveren. In het publieke debat dat heden ten dage wordt gevoerd, wordt de term ‘heks’ echter veelvuldig gebezigd om vrouwelijke politici te diskwalificeren. Zo ook hier in combinatie met de woorden “ [tekst 1] ”. Hiermee kan het woord heks onder omstandigheden de strekking hebben om een ander bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen en hem/haar aan te randen in eer en goede naam. Verdachte heeft de tekst “ [persoon] de mond gesnoerd door [tekst 1] heks” vermeld op een spandoek dat hij aan het balkon van zijn woning had bevestigd. Dit spandoek was vanaf de openbare weg voor het publiek duidelijk zichtbaar. Op dit spandoek waren verder onder meer een foto van [aangever] , de afbeelding “The Happy Merchant” en de tekst "Nie wieder gesunde menschen kennzeichnen und ausschliessen" geplaatst. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij ophef wilde en dat hij een steentje wilde bijdragen om “al die waanzin te stoppen, de hele coronamaatregelen, alles, de leugens”. Daarbij heeft verdachte verklaard dat [persoon] de QR-pas met een merkteken vergeleek dat Joden ook moesten gebruiken en dat [persoon] en de verdachte dat in de kiem wilden smoren.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, laat zich naar het oordeel van het hof niet anders uitleggen dan dat de uitlating “ [tekst 1] heks” op zichzelf en in de context bezien de strekking had om [aangever] bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen en haar aan te randen in haar eer en goede naam.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij het spandoek heeft opgehangen uit boosheid en ‘om de mensen wakker te maken’. De verdachte verklaarde discussies op gang te willen brengen, onder andere over het Nederlandse coronabeleid. De woorden “ [tekst 1] heks” worden namelijk genoemd in de zin “ [persoon] de mond gesnoerd door [tekst 1] heks”. Het hof plaatst deze opmerkingen binnen de context waarin de uitlating is gedaan. Naar het oordeel van het hof beoogde de verdachte ophef te veroorzaken met zijn uitlating en daarmee een bijdrage te leveren aan het maatschappelijke debat.
Voor zover deze uitlating is te interpreteren als een bijdrage aan het maatschappelijke debat, is deze hoe dan ook onnodig grievend. Het hof weegt hierin mee dat verdachte veel verder is gegaan dan nodig is om zijn standpunt kenbaar te maken. Verdachte had zijn boosheid en intentie om een bijdrage te leveren aan het maatschappelijke debat eenvoudig op een niet-onnodig grievende manier kunnen uiten. Verdachte heeft echter bewust gekozen voor de woorden “ [tekst 1] heks”, waarbij het woord ‘heks’ onnodig grievend is. De uitlating is daarmee meer grievend dan voor het door verdachte beoogde doel - te weten boosheid uiten en ‘de mensen wakker maken’ - is gerechtvaardigd. Het hof acht de uitlating daarom onnodig grievend, waarmee verdachte de grenzen van wat in het licht van het in artikel 10 EVRM gegarandeerde recht op vrijheid van meningsuiting toelaatbaar moet worden geacht, heeft overschreden.
De belediging is door de verdachte ook opzettelijk geuit. Hij heeft op zijn minst voorwaardelijk opzet gehad op het beledigende karakter van zijn uitlating. Daarnaast heeft de verdachte opzet gehad op de openbaarheid van zijn uitlating, nu hij de uitlating op een spandoek heeft laten drukken en dit spandoek met de ten laste gelegde tekst aan zijn vanaf de openbare weg zichtbare balkon heeft gehangen zodat het goed zichtbaar was voor voorbijgangers.
Op grond van de voorgaande overwegingen in samenhang bezien met de bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 in de zaak met parketnummer 08-103902-22.
Feit 2
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van dit feit.
Oordeel van het hof
Verdachte heeft aan het balkon van zijn woning een spandoek bevestigd met daarop onder meer de afbeelding ‘The Happy Merchant’ in combinatie met de tekst "Nie wieder gesunde menschen kennzeichnen und ausschliessen". De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist wat de exacte betekenis van deze afbeelding was en dat de afbeelding in combinatie met de Duitse tekst niet beledigend bedoeld was. Hij heeft het spandoek gemaakt omdat hij kritiek had op het Nederlandse coronabeleid en het spandoek was hiermee volgens hem dienstig aan het publieke maatschappelijke debat.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de door de verdachte gebruikte afbeelding voldoet aan de vereisten van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht, waarin belediging van een groep strafbaar is gesteld. Het hof gaat uit van het beoordelingskader, zoals dit is opgenomen in het vonnis van de rechtbank.
De strafbaarstelling van (groeps)belediging als bedoeld in artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht botst met het recht op vrijheid van meningsuiting. Dat in de Grondwet en in het Verdrag (EVRM) beschermde recht mag alleen worden beperkt op grond van de wet. In deze zaak is dat artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht, dat er onder andere toe strekt de goede zeden en de rechten en vrijheden van anderen te beschermen, indien en voor zover dat noodzakelijk is in een democratische samenleving (artikel 10, tweede lid EVRM). Met name deze laatste maatstaf vergt steeds een afweging van de concrete omstandigheden van het geval.
Gelet op het recht om een mening in vrijheid te uiten, dient het uitgangspunt te zijn dat een uiting is toegelaten, ook als die uiting shockeert, verontrust of beledigt (EHRM 23 april 1992, NJ 1994, 102, Castells vs Spanje, r.o. 42). Een uiting is het kenbaar maken van gedachten of gevoelens, op welke wijze dan ook. Die gevoelens kunnen dus ook te maken hebben met kritiek op het Nederlandse coronabeleid.
Het recht om een mening te uiten, geeft echter geen onbeperkt recht op beledigen. In een specifieke context als het politiek maatschappelijk of maatschappelijke debat of bij kunstuitingen zal de democratische samenleving weliswaar een zekere mate van belediging moeten accepteren, maar als de belediging verder gaat dan noodzakelijk, dan is de belediging strafbaar. Ten opzichte van de context van het politieke of publieke debat, kan een artistieke belediging als creatieve uiting strafbaar zijn, maar dan minder snel als een maatschappelijke context geheel ontbreekt, dan wel nauwelijks aanwezig is. Beledigingen met verwijzing naar de Holocaust zijn altijd strafbaar in de landen die met de Holocaust te maken hebben gehad (EHRM 15 november 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1015JUD002751008 (Perinec/Zwitserland). Anders gezegd, ook in het publieke debat of als artistieke uiting, is het strafbaar om te beledigen met verwijzing naar de Holocaust.
Overigens is de term “ras” in artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht een ouderwetse term. Naar hedendaags inzicht dient dit te worden uitgelegd als “etniciteit” of zelfs “nationaliteit” (HR 06 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1036). Een belediging is een uiting die de strekking heeft een ander bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen en hem aan te randen in zijn eer en goede naam (HR 29 maart, 2016, ECLI:NL:HR:2016:510).
Het hof stelt daarbij voorop dat ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (onder andere ECLI:NL:HR:2018:541) toetsingscriteria zijn ontwikkeld met betrekking tot de vraag of sprake is van belediging van een groep mensen. Deze sluit aan bij het door het EHRM ontwikkelde stappenplan om klachten over schending van vrijheid van meningsuiting ex artikel 10 EVRM te beoordelen. Dit stappenplan komt (nagenoeg) overeen met het stappenplan, zoals genoemd bij voorgenoemd feit.
Over de afbeelding bevindt zich een mailbericht in het dossier van prof. dr. Bart Wallet, hoogleraar Joodse Studies, Universiteit van Amsterdam. Deze mail bevat een inhoudelijke analyse van de afbeelding, een beschrijving van de achtergronden, een beschrijving van de verspreiding en een conclusie. Het hof maakt de inhoud en de conclusie van het mailbericht tot de zijne. Met de rechtbank is het hof is dus van oordeel dat plaatsing van de afbeelding “The Happy Merchant” op een spandoek onmiskenbaar is gericht tegen een bevolkingsgroep, te weten Joden. De afbeelding toont, zoals in voornoemd mailbericht wordt opgetekend, duidelijk een negatief gestereotypeerde Joodse man, waarbij vermeende raciale Joodse kenmerken worden gebruikt: een kromme neus, donkere ogen, zwart krullend haar en een dichte zwarte baard. De persoon heeft een keppel op zijn hoofd, waarmee de identiteit wordt bevestigd. De afbeelding zelf communiceert duidelijk racistische stereotypering van joden, zoals de sluwe, geniepige Joodse handelaar uit op zelfverrijking en de jood als geslepen en gewetenloze samenzweerder tegen het algemeen belang. Het betreft een anti-Joodse afbeelding die de etnische groep Joden bij het publiek in een ongunstig daglicht stelt. De uitlating heeft daarmee naar het oordeel van het hof de strekking om een groep mensen te beledigen.
Daar komt bij dat de combinatie van de afbeelding met de Duitse tekst "Nie wieder gesunde menschen kennzeichnen und ausschliessen" een verwijzing naar de Holocaust herbergt.
In deze context kan de wijze waarop verdachte zijn overtuiging op een spandoek uitdraagt niet gezien worden als een bijdrage aan het publiek maatschappelijk debat. Niet valt in te zien hoe een dergelijke afbeelding in combinatie met de tekst die verwijst naar de Holocaust op enige wijze een bijdrage levert dan wel dienstig kan zijn aan een (al dan niet politiek) maatschappelijk debat over het coronabeleid. De context waarbinnen verdachte de afbeelding heeft gebruikt, ontneemt dan ook niet het beledigende karakter daaraan.
De belediging is door de verdachte ook opzettelijk geuit. Hij heeft op zijn minst voorwaardelijk opzet gehad op het beledigende karakter van zijn uitlating. Daarnaast heeft de verdachte opzet gehad op de openbaarheid van zijn uitlating, nu het spandoek met de ten laste gelegde tekst door de verdachte aan zijn balkon is gehangen en dus goed zichtbaar was voor voorbijgangers.
Aldus is het hof met de rechtbank van oordeel dat een inbreuk op het recht op vrijheid van meningsuiting gerechtvaardigd is en dat deze in het onderhavige geval niet in strijd is met artikel 10 EVRM. Een veroordeling voor het bewezenverklaarde handelen is naar het oordeel van het hof dan ook niet in strijd met voornoemde verdragsbepaling.
Op grond van voorgaande overwegingen in samenhang bezien met de bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 2 in de zaak met parketnummer 08-103902-22.
Zaak met parketnummer 08-307263-22 (e-mail):
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De advocaat-generaal heeft daartoe aangevoerd dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, van ‘openbaarheid’ geen sprake hoeft te zijn in het geval van een geuite belediging die (op schrift) is toegezonden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Het hof gaat bij de beoordeling van dit feit uit van hetzelfde beoordelingskader als hiervoor is weergegeven bij feit 1 in de zaak met parketnummer 08-103902-22 (spandoek).
Vast staat dat de verdachte [aangever] een e-mail heeft gestuurd met als onderwerp “ [tekst 1] heks”. Anders dan de rechtbank, is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat het vereiste van ‘openbaarheid’ niet wordt gesteld als sprake is van een toegezonden geschrift of afbeelding. Het versturen van een e-mail valt binnen deze categorie. Het hof neemt in zijn overweging mee dat de e-mail direct is verstuurd naar [aangever] , de verdachte in deze e-mail verwijst naar de betreffende spandoeken en dat hij hier geen woord van terugneemt.
Het hof acht de uitlating “ [tekst 1] heks” op dezelfde gronden strafbaar als hiervoor is overwogen in de zaak met parketnummer 08-103902-22.
Het hof acht gelet op het voorgaande het aan verdachte in de zaak met parketnummer 08-307263-22 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08-103902-22 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 08-307263-22 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
zaak met parketnummer 08-103902-22 (spandoek):
1.
hij in
of omstreeksde periode van [datum] te [pleegplaats] ,
althans in Nederland,opzettelijk [aangever] ( [functie aangever] ), in het openbaar bij geschrift en
/ofbij afbeelding, heeft beledigd, door aan zijn woning een spandoek te bevestigen, met daarop een afbeelding van voornoemde [aangever] met daarbij de tekst: " [tekst 1] heks";
2.
hij in
of omstreeksde periode van [datum] te [pleegplaats] ,
althans in Nederland,zich in het openbaar bij afbeelding opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten: Joden, wegens hun ras en/of godsdienst, door aan zijn woning een spandoek te bevestigen, met daarop een afbeelding van 'The Happy Merchant';
zaak met parketnummer 08-307263-22 (e-mail):
1.
hij op
of omstreeks[datum] te 's-Gravenhage en/of [pleegplaats] ,
althans in Nederlandopzettelijk [aangever] ( [functie aangever] ), door een toegezonden
of aangebodengeschrift, heeft beledigd, door haar per mail de woorden toe te voegen: " [tekst 1] heks".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 08-103902-22 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging.
Het in de zaak met parketnummer 08-103902-22 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
zich in het openbaar bij afbeelding opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras.
Het in de zaak met parketnummer 08-307263-22 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van tachtig uren, waarvan veertig uren voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het hof verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft veel last ondervonden van de media-aandacht die er was.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.
Verdachte heeft zich uitgesproken tegen het coronabeleid. Dit is zijn goed recht, maar verdachte is hierin flink doorgeschoten. Hoewel verdachte recht heeft op zijn mening en – zoals een ieder – een grote vrijheid heeft om die te uiten, heeft hij hiermee de grenzen van wat in een democratische samenleving toelaatbaar is overschreden.
Verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan het beledigen van [aangever] . De coronaperiode was over het algemeen een heftige periode, die bij veel mensen veel emotie en boosheid heeft losgemaakt. Volgens verdachte gold dat ook voor hem. Deze boosheid kan en mag echter niet leiden tot het beledigen van politici en/of andere gezagsdragers. Zij moeten hun werk naar behoren kunnen uitoefenen. Vanzelfsprekend is daarbij kritiek geoorloofd, maar het uiten van beledigingen jegens politici op de wijze zoals in deze zaak is hierbij volstrekt ontoelaatbaar.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan groepsbelediging door het tonen van de afbeelding ‘The Happy Merchant’. De verdachte heeft ter terechtzitting bij het hof verklaard geen jodenhater te zijn en het vervelend te vinden dat hij op die manier wordt gezien. Het hof neemt het verdachte echter kwalijk dat hij onvoldoende stil heeft gestaan bij de gevoelens van anderen en dat hij er geen begrip voor lijkt te hebben dat anderen zich beledigd voelen door de door verdachte gebruikte afbeelding. Dit rekent het hof de verdachte aan.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende de verdachte van [datum documentatie] volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Het hof weegt dit in het voordeel van de verdachte mee op de hierna te noemen wijze.
Ter terechtzitting is het hof gebleken dat verdachte met ernstige gezondheidsproblemen heeft te kampen. Bij de strafoplegging houdt het hof hier rekening mee.
Ondanks het feit dat het hof één feit meer bewezen acht dan de rechtbank, komt het hof, gelet op voornoemde omstandigheden, tot dezelfde strafoplegging. Het hof zal wel de proeftijd met één jaar verkorten, gelet op het feit dat de verdachte een first offender is en hij ook nadien niet opnieuw is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Het hof zal verdachte veroordelen tot een taakstraf voor de duur van zestig uren, waarvan dertig uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Beslag

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal vordert de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het beslag.
Oordeel van het hof
Het in de zaak met parketnummer 08-103902-22 onder 1 en 2 bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de spandoeken. Deze spandoeken zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Verdachte heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat hij het pamflet en de sticker niet terug hoeft, maar hiervan geen expliciet afstand gedaan. Het hof gelast daarom ten aanzien van parketnummer 08-060409-23 de teruggave van het pamflet en de sticker aan verdachte, nu hij van dit feit wordt vrijgesproken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 57, 137c en 266 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 08-060409-23 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 08-103902-22 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 08-307263-22 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 08-103902-22 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 08-307263-22 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
Spandoek (Omschrijving: PL0600-2022062482-G2687563 Spandoek met o.a. de tekst: qrankjorum).
Spandoek (Omschrijving: PL0600-2022062482-G2687546 Spandoek met foto's en tekst: [persoon] de mond gesnoerd...).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
2 stuks reclamebord (Omschrijving: PL0600-2023067730-2919788, Inhoud/specificatie: 1 a4 formaat. 1 sticker a6 formaat. Bijzonderheden: 2 pamfletten met tekst: lrv liquideer [tekst 2] ).
Aldus gewezen door
mr. O.G. Schuur, voorzitter,
mr. Z.J. Oosting en mr. M. Nooijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T. Lammerdink, griffier,
en op 31 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 31 juli 2024.
Tegenwoordig:
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr. A.C.L. van Holland, advocaat-generaal,
mr. I.M.G. van der Lee, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.