ECLI:NL:GHARL:2024:5950

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
21-005127-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tegen de Mobiele Eenheid tijdens de jaarwisseling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van openlijke geweldpleging tegen leden van de Mobiele Eenheid (ME) tijdens de jaarwisseling van 2021 op 2022. Tijdens een vreugdevuur in [plaats 1] werd de ME ingeschakeld om de orde te herstellen, omdat de aanwezige menigte zich tegen hen keerde en hen bekogelde met bierflessen en zwaar vuurwerk. De verdachte heeft zich in de directe nabijheid van deze geweldplegers bevonden en heeft, volgens het hof, een significante bijdrage geleverd aan het geweld door schoppende en slaande bewegingen te maken en de ME te beledigen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de immateriële schade van de ME-leden. De uitspraak benadrukt de ernst van openlijke geweldpleging tegen politieambtenaren en de gevolgen daarvan voor de openbare orde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005127-22
Uitspraak d.d.: 17 september 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 18 november 2022 met parketnummer 18-154476-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
wonende te [adres verdachte]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 september 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De vordering strekt tot vrijspraak van het strafverzwarende tenlastegelegde onderdeel ‘zwaar lichamelijk letsel’, bewezenverklaring van het overig tenlastegelegde en veroordeling ter zake van dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. De advocaat-generaal heeft daarnaast de toewijzing gevorderd van de vorderingen van de benadeelde partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarbij is gevorderd verdachte te veroordelen in de proceskosten, door de benadeelde partijen gemaakt. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. E. Albayrak, naar voren is gebracht.
Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen namens de benadeelde partijen door
mr. E. Benhaim naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte vrijgesproken van het strafverzwarende onderdeel ‘zwaar lichamelijk letsel’, het overig tenlastegelegde bewezenverklaard en verdachte ter zake van dit feit veroordeeld tot:
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand, met een proeftijd van drie jaren;
  • een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen.
De politierechter heeft daarnaast beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen:
  • [slachtoffer 1] : hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 6.000,00 (immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en veroordeling van verdachte in de proceskosten tot een bedrag van € 478,00;
  • [slachtoffer 2] : hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 10.000,00 (immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en veroordeling van verdachte in de proceskosten tot een bedrag van € 478,00;
  • [slachtoffer 3] : hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 6.000,00 (immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en veroordeling van verdachte in de proceskosten tot een bedrag van € 478,00;
  • [slachtoffer 4] : hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 4.000,00 (immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en veroordeling van verdachte in de proceskosten, begroot op nihil;
  • [slachtoffer 5] : hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 4.000,00 (immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en veroordeling van verdachte in de proceskosten, begroot op nihil;
  • [slachtoffer 6] : hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 700,00 (immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en veroordeling van verdachte in de proceskosten, begroot op nihil;
  • [slachtoffer 7] : hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 700,00 (immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en veroordeling van verdachte in de proceskosten, begroot op nihil;
  • [slachtoffer 8] : hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 700,00 (immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en veroordeling van verdachte in de proceskosten, begroot op nihil.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, onder meer omdat het tot een ander oordeel omtrent het bewijs komt.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 1 januari 2022 te [plaats 1] , openlijk, te weten op de kruising met de [straat 1] , [straat 2] , [straat 3] en [straat 4] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 7] , allen politieambtenaren van de Mobiele Eenheid, althans één of meer politieambtenaren van de Mobiele Eenheid van de politie belast met het handhaven van de openbare orde in [plaats 1] , door te slaan en/of te schoppen en/of Cobra 6, althans zwaar vuurwerk en/of bierflessen, althans glas te gooien in de richting van voornoemde [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 7] , althans één of meer politieambtenaren van de Mobiele Eenheid belast met het handhaven van de openbare orde in [plaats 1] , terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstige (permanente) gehoorschade voor [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 7] , althans enig lichamelijk letsel, ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Partiële vrijspraak

Evenals de politierechter acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat het door verdachte gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel zoals nader omschreven in de tenlastelegging ten gevolge heeft gehad. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

Verweren

De verdediging heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit,. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat onvoldoende overtuigend blijkt dat verdachte in vereniging geweld heeft gepleegd of daaraan een bijdrage heeft geleverd, dan wel daartoe enige vorm van opzet op heeft gehad.
Niet betwist wordt dat verdachte aanwezig is geweest bij de ongeregeldheden. Wel plaatst de verdediging vraagtekens bij de herkenning van verdachte door aangevers.
Verdachte heeft in dat verband verklaard op enig moment door de Mobiele Eenheid (ME) te zijn ingehaald en te zijn overlopen, maar geen gewelddadige handelingen te hebben verricht.
Ook heeft verdachte ontkend een politiehond te hebben geschopt. Met betrekking tot het Whatsapp-gesprek dat verdachte hierover heeft gevoerd, is door verdachte aangevoerd dat het woord 'schop' een verschrijving is. Verdachte bedoelde te schrijven 'skuort' (scheuren/trekken).
Het hof overweegt als volgt.
Van het 'in vereniging' plegen van geweld is sprake indien een verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die 'in vereniging' geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Hoewel in het dossier verklaringen van verbalisanten aanwezig zijn die ten dele niet juist zijn voor zover het gaat om de herkenning van de betrokken geweldplegers, doet dat naar het oordeel van het hof niet af aan de betrouwbaarheid van wat zij met betrekking tot verdachte en zijn handelen hebben waargenomen, mede bezien in het licht van wat verdachte daarover zelf heeft verklaard.
Een groep aanwezigen bij het vreugdevuur in [plaats 1] heeft zich tegen de ME gekeerd. Een deel van de groep heeft geschopt en geslagen richting de ME. Ook is met bierflessen en zwaar vuurwerk naar de leden van de ME gegooid.
Verdachte was ook bij het vreugdevuur in [plaats 1] , in de directe nabijheid van de groep geweldplegers. De ME stond in linie tegenover die groep en voerde charges uit. Uit de verklaringen van de verbalisanten volgt dat twee mannen voor de groep relschoppers stonden, waarvan een gebeten werd door de politiehond.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij een van de mannen was die voor de groep geweldplegers stond. Hij heeft verklaard dat hij op een zodanige afstand van de ME-leden stond dat hij tegen hen kon praten. Hij heeft verder verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte] heeft weggetrokken toen deze door de politiehond werd gebeten.
Uit het dossier volgt dat de verdachten een aantal keren werd gevorderd/gesommeerd om weg te gaan. Daaraan hebben verdachten geen gevolg gegeven, waarna de politiehond naar voren is geleid. Nadat de ME nogmaals vergeefs had gevorderd te vertrekken, heeft de politiehond medeverdachte [medeverdachte] gebeten.
Op grond van de waarnemingen van de verbalisanten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] , en het Whatsapp-gesprek van verdachte, acht het hof bewezen dat verdachte de politiehond, die [medeverdachte] beet, heeft geschopt. Evenals de politierechter passeert het hof het verweer van de verdediging dat sprake was van een typefout in het Whatsapp-gesprek dat verdachte voerde - het hof leest 'schoppen' in de Friese taal.
Daarnaast heeft verdachte zijn middelvinger naar de ME opgestoken, gevechtsbewegingen gemaakt, schoppende en slaande bewegingen naar de ME gemaakt, is verdachte voor de linie blijven staan en heeft hij geschreeuwd.
Op grond hiervan staat voor het hof vast dat verdachte niet enkel de geweldplegende groep getalsmatig heeft versterkt, maar dat hij door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Het hof verwerpt het verweer.

Bewijsmiddelen

Het hof bezigt met betrekking tot het tenlastegelegde de navolgende bewijsmiddelen:
1. De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van het hof op 3 september 2024, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 1 januari 2022 was ik in [plaats 1] bij het vuur. De ME kwam eraan. Ik ben geprikt met de wapenstok. Ik kon op dat stukje praten met de ME. Ik heb [medeverdachte] weggetrokken toen hij door de politiehond werd gebeten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor, opgenomen op pagina's 135-142 van het dossier van Politie Eenheid [politie-eenheid] , met proces-verbaalnummer BVH PL0100-2022000702, zaaksdossier 2022064164, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als vraag van verbalisant (V) en als antwoord van verdachte (A):
V: Waar was jij in de nieuwjaarsnacht op 01 januari 2022?
A: Op de hoek in [plaats 1] . Dat is waar het vreugdevuur is.
Uit het niets kwamen er ME-bussen. Voor de bussen liepen er ME'ers. Ik hoorde dat
er werd omgeroepen dat we naar huis moesten en dat we moesten vertrekken.
De ME'ers riepen naar ons 'oprotten'. Ik kreeg prikken in de buik met een ME-wapenstok. Ook kreeg ik klappen op mijn schouders en ik werd ook geraakt op mijn hoofd bij mijn rechterslaap.
V: Bij jouw aanhouding is jouw telefoon inbeslaggenomen. De gegevens in die telefoon zijn door de politie onderzocht. Er staan een aantal chatgesprekken vanaf jouw telefoonnummer [telefoonnummer verdachte] . Eén van die gesprekken is met [naam] .
V: [naam] schrijft die dag om 12:30 uur: 'Pear klappen kriegen dus?' Daarop schrijf jij om 12:31 uur : 'Ja best wol' en om 12:32 uur: 'Ha dy los schop van [medeverdachte] sin voet.' Waar gaat dat over?
A: [medeverdachte] is degene die de hond aan de broek had hangen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor, opgenomen op pagina's 149-153 van het hiervoor genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als verklaring van [medeverdachte] :
Ik wil vertellen wat ik 1 januari 2022 heb beleefd. Ik hoorde dat er werd omgeroepen dat er een bevel van de politie was om weg te gaan, naar huis te gaan en binnen te blijven. Ik liep op de [straat 4] en kreeg een paar rake klappen van de ME. Door die klappen kwam ik te vallen. Ik stond weer op en vroeg wat er aan de hand was. Toen greep die hond mij bij mijn rechter bovenbeen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen op pagina's 154-158 van het hiervoor genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als vraag van verbalisant (V) en als antwoord van aangever [slachtoffer 3] (A):
A: Ik werk als hoofdagent van politie en ben ook werkzaam binnen de Mobiele Eenheid. Ik ben in de nacht van 31 december 2021 op 1 januari 2022 ingezet als lid van de ME. Wij werden naar [plaats 1] gestuurd. Wij zijn [plaats 1] ingereden met onze ME-voertuigen. We kwamen met de ME-bussen bij het kruispunt. Ik ging zoals mij was opgedragen in de linie staan en wachtte de volgende opdracht van mijn commandant af. Ik heb mij wel verscholen achter mijn schild om hiermee enigszins dekking te krijgen voor alles wat in onze richting werd gegooid. Ik zag dat uit de groep burgers op de kruising onder andere flessen bier en vuurwerk naar ons werd toegegooid. Ik hoorde links en rechts van mij onder meer glasgerinkel van de flessen die op de straat kort voor mij terecht kwamen. Ik kreeg de opdracht van mijn commandant om vervolgens voorwaarts te gaan en de burgers die zich bevonden op de kruising te verdrijven van deze plaats. Wij hebben de burgers de straat rechts ingedreven. Wij kwamen vanaf de [straat 1] en dreven deze mensen de [straat 4] in.
V: Wat was de reactie van de burgers toen?
A: Er werd door de burgers die voor mijn linie stonden en liepen trappende en slaande bewegingen gemaakt.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen op pagina's 192-196 van het hiervoor genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als vraag van (een van) verbalisant(en) (V) en als antwoord van aangever [slachtoffer 2] (A):
A: Ik ben werkzaam als hoofdagent van de Nationale Politie. In de nacht van 31 december 2021 op 1 januari 2022 was ik werkzaam als lid van de Mobiele Eenheid. Aangekomen in [plaats 1] kreeg ik opdracht van mijn meerdere om samen met mijn collega's een linie te vormen en de kruising vrij te maken van burgers, met als doel
dat de brandweer de brand kon blussen en veilig zijn werk kon doen.
Toen ik was uitgestapt samen met mijn collega's zag ik een grote groep burgers staan op de betreffende kruising die wij vrij moesten maken van burgers.
A: Toen wij daar stonden in frontformatie, dit is op een rij naast elkaar, werden wij bekogeld door deze burgers met glazen flessen bier. Ik zag dat de inhoud uit de flessen spoot tijdens het gooien. Verder zag ik dat deze burgers vuurwerk naar ons toe gooiden over een afstand van een vijftal meters. Wij kregen opdracht om voorwaarts te lopen/chargeren en de burgers weg te drijven van de kruising.
V: Hoe verliep dat voorwaarts gaan en de burgers te verdrijven?
A: Wij werden zeer ernstig gehinderd. Mensen probeerden ons te schoppen en te slaan.
V: Wat gebeurde er toen jij daar stond met jou collega's op linie in die straat.
A: Ik zag dat ik werd belaagd door mensen die mij probeerde te slaan en te schoppen. Ik verweerde mijzelf door met mijn wapenstok terug te slaan en de mensen op afstand te houden. Ik schat zo'n dertig mensen waarvan zeker 15 tot 20 personen echt het gevecht met ons aanging en flessen en vuurwerk naar ons toe gooiden.
V: Wat gebeurde er toen?
A: Ik zag over die afstand van dertig meter dat er grote stukken vuurwerk werden aangestoken en deze werden bovenhands naar ons toe gegooid. Ik zag de staven die naar ons werden gegooid ook van dichtbij op een afstand van ongeveer een meter. Ze kwamen namelijk vlak voor mijn voeten terecht. Ik zag een felle lichtflits voor mijn ogen die mij kort verblindde en voelde hierna een hele harde knal. Alsof er een explosie was.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina's 205-208 van het hiervoor genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als relaas van verbalisant [slachtoffer 2] :
Ik ben samen met mijn groepscommandant en de overige groepsleden uit het ME-voertuig gestapt. Wij hebben vervolgens een linie gevormd over de gehele breedte van de weg. Tijdens het vormen van deze linie zag ik diverse felle lichtflitsen en ik hoorde diverse knallen en gerinkel van glas. Hierop ben ik in een vaardige houding gaan staan en heb ik dekking gezocht achter mijn schild. Ik keek vervolgens naar voren en ik zag op een kruising een groot vuur. Ik schat de afstand van onze linie tot de kruising op ongeveer 50 meter. Ik zag naast het vuur een grote groep mensen staan. Ik zag een aantal personen voorwerpen naar ons gooien. Ik kon niet zien wat dit was. Ik zag echter vlak nadat de voorwerpen voor ons terechtkwamen felle flitsen en hoorde zeer harde knallen.
Tijdens het verder chargeren zag ik dat er meerdere mannen gevechtsbewegingen naar
ons maakten. Tevens zag ik dat zij hun middelvinger naar ons opstaken.
Ik ben op linie de [straat 4] ingelopen. Ik zag dat er continu voorwerpen naar ons werden gegooid. Tevens bleef ik maar knallen horen. Ik zag op een gegeven moment dat de hele [straat 4] was voorzien van rook. Ik zag dat dit de kruitdampen van vuurwerk waren.
Ik zag op een gegeven moment dat een persoon door een politiehond werd gebeten. Daarnaast zag ik ook een man met een tenger postuur en een ingevallen gezicht schoppende bewegingen maken naar de politiehond. Ik zag dat de man die werd gebeten los kwam doordat zijn hele rechter broekspijp scheurde en ik zag hem vervolgens wegrennen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina's 220-223 van het hiervoor genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als relaas van verbalisant [slachtoffer 5] :
Op zaterdag 1 januari 2022 was ik verbalisant [slachtoffer 5] onderdeel van de Mobiele Eenheid. Ik hoorde de melding om te gaan naar [plaats 1] . Wij reden naar de kruising toe. Ik hoorde dat meerdere keren werd omgeroepen: 'Hier spreekt de politie, u dient zich te verwijderen, zo niet kan er geweld worden gebruikt', of woorden van gelijke strekking. Ik hoorde harde knallen komen van de richting van de kruising. Ik zag dat er een frontformatie werd gevormd. Ik hoorde harde knallen en zag lichtflitsen. Ik zag dat er voorwerpen naar ons werden gegooid. Ik hoorde het commando van de sectiecommandant: 'Charge tot aan de kruising, nu.' Ik zag dat een aantal personen uit de menigte bleef staan en onze richting in bleef kijken. Ik zag dat er met voorwerpen werd gegooid. Ik hoorde wederom harde knallen. Na een paar meter stuitten we op een menigte. Ik zag dat deze personen dreigend voor ons bleven staan. Ik hoorde ze dingen schreeuwen. Ik zag dat ze heel dreigend naar ons keken en daarbij kracht bijzetten met arm en been bewegingen. Ik zag dat sommigen flessen bier in handen hadden. Ik voelde een voorwerp tegen mijn bovenbeen aankomen. Ik hoorde daarna een fles kapot breken op de straat. Ik zag dat er vuurwerk in onze linie werd gegooid. Ik zag dat dit voor, boven en naast ons werd gegooid.
Ik voelde tijdens het ontploffen van de vuurwerkbommen de drukgolven. Ik zag dat er meerdere malen vuurwerkbommen nabij ons werden gegooid.
Ik zag dat we met de ME-linie chargeerden over een aantal meter. Toen kwamen we weer tot stilstand. Ik zag en hoorde het vuurwerk dat nog steeds om ons werd gegooid. Ik nu dat er twee jongens voor de linie bleven staan en tegen ons bleven schreeuwen. Ik zag dat achter de twee jongens nog een grotere groep personen stond.
Ik zag dat een hondengeleider zijn hond liet bijten. Bij een van de jongens welke ik net heb omschreven zag ik dat de hond in het been beet. Ik zag dat zijn spijkerbroek scheurde. Ik zag dat de andere jongen schopte naar het hoofd van de hond.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen op pagina's 226-230 van het hiervoor genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als vraag van verbalisant (V) en als antwoord van aangever [slachtoffer 4] (A):
A: Ik werk bij de politie. Ik ben groepslid bij de Mobiele Eenheid.
V: Wat is er gebeurd?
A: Tijdens de inzet op 1 januari 2022 werden wij naar [plaats 1] gestuurd. Onze taak was het vrijmaken van de kruising zodat de brandweer een brand kon blussen op een kruising in het dorp [plaats 1] . Na gebrieft te zijn over het plan van aanpak zijn we naar een kruispunt gereden in [plaats 1] . Het kruispunt moest vrij zodat de brandweer haar werk kon doen. Ik hoorde erg harde knallen en zag tijdens de loop richting de commandowagen dat er vuurwerk richting mij en mijn collega's werd gegooid. Ik zag een grote groep mensen staan ter hoogte van de kruising. Ik zag op het kruispunt een grote brand. Ik hoorde om mij heen diverse malen glasgerinkel en zag vlak naast mij enkele malen glazen flesjes stuk slaan op de grond. We hebben enkele charges uitgevoerd. De mensen tegenover ons hinderden ons hier constant in. Ik zag mensen schoppende bewegingen maken richting mij en mijn collega's.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina's 238-242 van het hiervoor genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als relaas van verbalisant [slachtoffer 6] :
Tijdens de jaarwisseling van 31 december 2021 op 1 januari 2022 was ik belast met het toezicht op de openbare orde in de provincie Friesland. Ik was werkzaam als Mobiele Eenheid Sectiecommandant. Wij kregen de melding om te gaan naar [plaats 1] . In [plaats 1] zou er op een kruising een groot vuur zijn met een grote groep mensen die de openbare orde verstoorden.
De opdracht was om de openbare orde te herstellen waar wij als ME een veilige
werkruimte zouden maken voor de hulpverlening van de brandweer en medewerkers van de gemeente.
Ik reed met de commandowagen voorop bij het aanrijden naar de kruising [straat 1] , [straat 2] , [straat 3] en de [straat 4] . Op een afstand van 50 meter stopte ik het commandovoertuig en vorderde ik aan alle aanwezigen op de openbare weg om zich te verwijderen op last van de burgemeester. Ik zag en hoorde dat er vervolgens zwaar vuurwerk en glazen bierflessen in onze richting werden gegooid.
In het begin van de [straat 4] chargeerde de groep, 3 maal, om de mensen met geweld te verwijderen. Dit had nagenoeg geen effect aangezien de aanwezige groep zich tegen ons bleef keren. Dit bestond uit het blijven bekogelen van de ME-groep en mij met flessen en vuurwerk. De flessen bleven maar uiteen spatten, om ons heen en tegen ons aan. Het zware vuurwerk ontplofte naast, voor en boven mij. De klappen van het vuurwerk waren zo hard dat ik de luchtdrukgolven door ons ME-uniform heen voelden.
Doordat het chargeren twee- tot driemaal toe geen effect had op de groep van ongeveer 30 personen voor ons gaf ik opdracht om de hond voor de linie in te zetten om zo de mensen verder van ons af te krijgen.
Deze opdracht was duidelijk om mensen te doen verwijderen en van ons af te laten lopen. Het was van cruciaal belang om de afstand tussen de ME en de groep relschoppers te vergroten zodat wij geen letsel konden oplopen van het vuurwerk en de glazen flessen. De hond ging met de geleider voor de ME-groep. De hondengeleider en de aanwezige ME-collega's schreeuwden en wezen dat de relschoppers zich moesten verwijderen. Ik zag op een afstand van acht meter dat een blanke jonge man van ongeveer 25 jaar richting de hond liep in plaats van tegenovergestelde richting waar wij hem wilden hebben. Ik zag dat de man agressief met opgeheven armen naar de hond toe liep. Ik zag vervolgens dat de politiehond deze man in zijn been beet. Tijdens dit bijtincident werden wij steeds bekogeld met zwaar vuurwerk en glazen bierflessen.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen op pagina's 276-278 van het hiervoor genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als verklaring van verbalisant [slachtoffer 8] :
Ik ben werkzaam als hoofdagent van politie. Op zaterdag 1 januari 2022 had ik ME-dienst. Wij zijn naar [plaats 1] gereden. Tijdens onze inzet begaven we ons naar de Hoofdstraat. Ik zag hier een groep voor ons staan van ongeveer 20 personen. Ik zag deze personen hevig gebaren en ik hoorde ze schreeuwen. Terwijl wij hier stonden zag ik dat er een bierfles tegen mijn schild werd gegooid. Ik zag dat de scherven uiteenspatten en in het rond vlogen. Ondertussen hoorde ik vele harde explosies. Ik zag dat dit vuurwerk in de groep werd aangestoken en ik zag dat dit naar onze ME-linie werd gegooid. Ik zag en hoorde dat er enkele explosieven afgingen voor onze linie. Tussen het gooien van vuurwerk door zag ik dat er ook bierflessen naar mij en mijn collega's werden gegooid.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen op pagina's 285-288 van het hiervoor genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als verklaring van verbalisant [slachtoffer 1] :
lk ben werkzaam als hoofdagent van politie. Ik ben eveneens werkzaam bij de Mobiele Eenheid. Op 1 januari 2022 kregen wij de opdracht om de commandowagen te volgen naar het dorp [plaats 1] . In [plaats 1] zou er op een kruising een groot vuur zijn met een grote groep mensen die de openbare orde verstoorden. Wij hebben ons gereed gemaakt voor de inzet. Bij aanvang van onze inzet hoorde ik bij het uitstappen uit de voertuigen harde knallen en zag ik lichtflitsen. Om mij heen hoorde ik glasgerinkel en zag ik glazen kapot vallen. Wij kregen vervolgens de opdracht om voorwaarts te gaan richting de genoemde kruising. Tijdens het lopen naar de kruising zag ik dat meerdere ME-collega's uit de linie moesten stappen om het vuurwerk en glas te ontwijken. Aangekomen bij de kruising ben ik met mijn groep volgens plan naar rechts gezwenkt. Ik zag vervolgens dat ik met mijn groep door een groep van ongeveer 15 tot 30 personen constant bekogeld werd met glazen flessen en zwaar vuurwerk.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen op pagina's 297-299 van het hiervoor genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als verklaring van verbalisant [slachtoffer 7] :
Ik ben werkzaam als hoofdagent van politie. Ik ben eveneens werkzaam bij de Mobiele Eenheid. Tijdens de jaarwisseling van 31 december 2021 naar 1 januari 2022 werden wij met de ME ingezet in [plaats 1] om de openbare orde te herstellen en een veilige werkruimte te creëren voor de brandweer. Al snel zag ik dat wij een grote groep relschoppers tegenover onze ME-linie hadden staan. Tijdens deze inzet zag ik meerdere malen dat deze relschoppers bierflesjes, stenen en zwaar vuurwerk naar mij en mijn collega's gooiden. Ik voelde meerdere malen enorme drukgolven van de vuurwerkexplosies tegen mij aanslaan.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 januari 2022 te [plaats 1] , openlijk, te weten op de kruising met de [straat 1] , [straat 2] , [straat 3] en [straat 4] , en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 7] , allen politieambtenaren van de Mobiele Eenheid, belast met het handhaven van de openbare orde in [plaats 1] , door te slaan en te schoppen en zwaar vuurwerk en bierflessen te gooien in de richting van voornoemde [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 7] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Tijdens de jaarwisseling 2021-2022 brandde er een vreugdevuur op een kruising in [plaats 1] . Het vuur werd te groot en de aanwezige menigte was niet van zins het vuur te doven. Uiteindelijk is de assistentie van de ME ingeroepen om de orde te herstellen en om te zorgen voor een veilige werkruimte voor de hulpverlening van de brandweer en medewerkers van de gemeente.
Een deel van de menigte die aanwezig was bij het vreugdevuur keerde zich tegen de ME. De ME-leden werden bekogeld met bierflessen, er werd zwaar vuurwerk naar hen gegooid en er werden schoppende en slaande bewegingen naar hen gemaakt.
Uit de aangiften en slachtofferverklaringen blijkt dat de ME-leden, die toch tot op zekere hoogte gewend zijn aan het optreden in stressvolle en gewelddadige situaties, bang waren dat zij er niet zonder ernstig letsel van af zouden komen. Meerdere ME-leden hebben verklaard dat zij het gevoel hadden in een oorlogsgebied terecht te zijn gekomen.
Hoewel niet bewezen wordt dat verdachte zelf zwaar vuurwerk naar de ME heeft gegooid, maakte hij deel uit van de groep die geweld pleegde. Verdachte wordt daardoor mede verantwoordelijk gehouden voor het openlijk geweld dat door de groep is gepleegd. Verdachte en de groep waartoe hij behoorde, hebben in aanzienlijke mate inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de ME-leden en zijn volstrekt voorbijgegaan aan hun ambtelijk gezag en het publieke belang dat door de ME-leden werd gediend. De leden van de ME traden juist op om de openbare orde te handhaven en de veiligheid van de burgers te waarborgen. Mede door het handelen van verdachte zijn die taken ernstig bemoeilijkt. Het hof merkt het bewezenverklaarde dan ook aan als een zware vorm van openlijk geweld.
Het hof heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 juli 2024. Daaruit is gebleken dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Ook heeft het hof acht geslagen op de door en namens verdachte ter zitting van het hof naar voren gebrachte omstandigheden.
Daarnaast heeft het hof de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht met betrekking tot openlijke geweldpleging in aanmerking genomen. Die nemen voor openlijke geweldpleging, lichamelijk letsel ten gevolge hebbend (builen, schrammen of blauwe plekken) een taakstraf van 150 uren als uitgangspunt. Voor openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel als gevolg wordt een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden als uitgangspunt gehanteerd.
In de onderhavige zaak spreekt het hof verdachte vrij van het strafverzwarende onderdeel dat hij zelf zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, maar aan de hand van de stukken kan wel worden vastgesteld dat enkele ME-leden zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen (ernstige gehoorschade).
De ernst van het feit, openlijke geweldpleging, gepleegd tegen ME-leden die daarbij zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen, rechtvaardigt in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Nu het hof niet kan vaststellen dat verdachte zelf vuurwerk heeft gegooid, maar ook gelet op verdachtes blanco strafblad en zijn persoonlijke omstandigheden, ziet het hof aanleiding om daarvan af te wijken.
Het hof is van oordeel dat een taakstraf van maximale duur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van drie jaren, passende en geboden straffen zijn. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient de ernst van het feit te benadrukken, maar verdachte er ook van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.

Vorderingen van de benadeelde partijen

Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt primair € 6.000,00, subsidiair € 700,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast wordt een proceskostenvergoeding gevorderd. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 6.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast zijn de proceskosten op basis van het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven (1 punt) vergoed tot een bedrag van € 478,00.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt primair € 10.000,00, subsidiair € 700,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast wordt een proceskostenvergoeding gevorderd. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast zijn de proceskosten op basis van het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven (1 punt) vergoed tot een bedrag van € 478,00.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt primair € 6.000,00, subsidiair € 700,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast wordt een proceskostenvergoeding gevorderd. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 6.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast zijn de proceskosten op basis van het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven (1 punt) vergoed tot een bedrag van € 478,00.
Vorderingen benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]
De benadeelde partijen hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met elk een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt primair € 4.000,00, subsidiair € 700,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast wordt door beide benadeelde partijen een proceskostenvergoeding gevorderd. De vorderingen zijn bij het vonnis waarvan beroep elk toegewezen tot een bedrag van € 4.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast is verdachte veroordeeld in de proceskosten van beide benadeelde partijen, begroot op nihil.
Vorderingen benadeelde partijen [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8]
De benadeelde partijen hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met elk een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 700,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast wordt door de benadeelde partijen een proceskostenvergoeding gevorderd. De vorderingen zijn bij het vonnis waarvan beroep alle toegewezen tot een bedrag van € 700,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast is verdachte veroordeeld in de proceskosten van genoemde benadeelde partijen, begroot op nihil.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de vorderingen betwist.
Ten aanzien van alle vorderingen heeft zij aangevoerd dat de gestelde schade in het bijzonder is veroorzaakt door het vuurwerk waarmee naar de benadeelde partijen is gegooid. De verdediging betwist dat verdachte vuurwerk heeft gegooid en stelt zich op het standpunt dat het om die reden niet redelijk en billijk is de gehele schade voor rekening van verdachte te laten komen.
De verdediging heeft verzocht ingeval van toewijzing een matiging toe te passen, ondanks de bepalingen die zien op groepsaansprakelijkheid.
Daarnaast heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het verzoek om proceskostenvergoeding niet (voldoende) onderbouwd is en bepleit af te zien van toekenning van proceskostenvergoeding. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om bij toekenning van een proceskostenvergoeding het liquidatietarief voor kantonzaken te hanteren.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] is voorts bepleit dat sprake is van samenloop van verschillende soorten letsel en dat dit letsel niet mag worden ‘gestapeld’. Verzocht is de schadevergoeding alleen te baseren op de PTSS als het ernstigste letsel en de schade te begroten op maximaal € 3.000,00.
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] is verzocht de vorderingen, onder verwijzing naar jurisprudentie met betrekking tot gehoorschade, te matigen tot een bedrag van maximaal € 1.500,00.
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] is voorts bepleit de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren omdat geen sprake is van 'aantasting in persoon op andere wijze', zoals bedoeld in artikel 6: 1016 BW.
Beoordeling
Immateriële schade
De door de benadeelde partijen geleden schade is naar het oordeel van het hof het rechtstreekse gevolg van het bewezen verklaarde feit, als bedoeld in art. 361 lid 2 aanhef en sub b Sv. Artikel 6:95 BW bepaalt dat de schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding moet worden vergoed, bestaat in vermogensschade en ander nadeel, dit laatste voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft.
Artikel 6:106 BW geeft hiervoor een nadere regeling. Het artikel luidt, voor zover hier relevant:
‘Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.’
De openlijke geweldpleging bestond onder meer hierin dat door de overige betrokkenen zwaar vuurwerk is gegooid naar dan wel in de richting van de benadeelde partijen. De aard en de ernst van de normschending en de algehele constellatie brengen mee dat de nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen dat daarmee sprake is van aantasting in zijn persoon op andere wijze zoals bedoeld in artikel 6:106 onder b BW. Het hof leidt uit het voorgaande dan ook af dat de benadeelde partijen in aanmerking komen voor een schadevergoeding.
Voor toewijzing van de vorderingen tot schadevergoeding is voldoende dat feiten worden gesteld en komen vast te staan waaruit in het algemeen het geleden zijn van de schade kan worden afgeleid. Bij de begroting van de naar billijkheid vast te stellen vergoedingen voor immateriële schade dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden. De begroting is voorts voorbehouden aan de feitenrechter die niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast.
Het hof stelt de schadebedragen als volgt vast:
  • benadeelde partij [slachtoffer 1] : € 6.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • benadeelde partij [slachtoffer 2] : € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • benadeelde partij [slachtoffer 3] : € 6.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • benadeelde partij [slachtoffer 4] : € 4.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • benadeelde partij [slachtoffer 5] : € 4.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • benadeelde partij [slachtoffer 6] : € 700,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • benadeelde partij [slachtoffer 7] : € 700,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • benadeelde partij [slachtoffer 8] : € 700,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Groepsaansprakelijkheid
Artikel 6:166 lid 1 BW bepaalt dat indien één van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend.
De regeling van artikel 6:166 BW voorziet in een individuele aansprakelijkheid van tot een groep behorende personen (deelnemers) voor onrechtmatig door een lid of leden van de groep toegebrachte schade. De mate van betrokkenheid van de afzonderlijke deelnemers bij het onrechtmatig handelen is niet van belang. Deze individuele aansprakelijkheid vindt haar rechtvaardiging in een ieders bijdrage aan het in het leven roepen van de kans dat zodanige schade zou ontstaan. Zij vindt haar begrenzing in de eis dat de kans op het aldus toebrengen van schade hen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband (HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914).
Willen degenen die niet zelf rechtstreeks de schade hebben toegebracht, aansprakelijk zijn, dan moet aan de volgende vereisten zijn voldaan: (i) door tenminste één lid van een groep is een onrechtmatige daad gepleegd, (ii) er is in een groepsverband gehandeld, wat wil zeggen dat objectief iedere deelnemer tenminste een bijdrage heeft geleverd aan dit (groeps)handelen en subjectief de deelnemers tenminste een gedeeld besef moeten hebben gehad van dat handelen in groepsverband, (iii) men wist of had behoren te beseffen dat de kans op schade voldoende groot was, (iv) het handelen in groepsverband moet toerekenbaar zijn in de zin van art. 6:162 lid 3 BW.
Aan al deze vereisten voor groepsaansprakelijkheid is in deze zaak voldaan. Het onrechtmatig handelen heeft herin bestaan dat er vanuit de groep relschoppers vuurwerk is gegooid naar de benadeelde partijen. Er is in een groepsverband gehandeld waaraan verdachte een bijdrage heeft geleverd terwijl verdachte wist of had behoren te beseffen dat de kans op schade voldoende groot was. Daarnaast is het handelen toerekenbaar in de zin van artikel 6:162 lid 3 BW.
Dit leidt ertoe dat de hierboven genoemde schadebedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente, hoofdelijk zullen worden toegewezen.
Proceskosten
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen worden toegewezen, zal het hof verdachte veroordelen in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep.
Het hof zal de proceskosten in eerste aanleg ten aanzien van alle benadeelde partijen begroten op basis van het liquidatietarief kanton zoals dat gold ten tijde van de uitspraak in eerste aanleg en in hoger beroep op basis van het thans geldende tarief I van het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven.
Gelet op de omvang van de door de advocaat verrichte werkzaamheden ziet het hof aanleiding om aan het opstellen van de vorderingen en de zitting in eerste aanleg een punt en aan de zitting in hoger beroep een half punt toe te kennen.
Dit leidt ertoe dat het hof de door de benadeelde partijen gevorderde proceskosten voor de procedure in eerste aanleg zal toewijzen tot een bedrag van:
  • [slachtoffer 2] : € 311,00;
  • [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] : € 249,00;
  • [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] : € 218,00;
  • [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] : € 75,00.
De proceskosten voor de procedure in hoger beroep zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 429,00.
Schadevergoedingsmaatregel.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof ten aanzien van alle benadeelde partijen de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.000,00 (zesduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 678,00(zeshonderdachtenzeventig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 6.000,00 (zesduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 65 (vijfenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 januari 2022.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 740,00(zevenhonderdveertig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 85 (vijfentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 januari 2022.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 6] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 700,00 (zevenhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 504,00(vijfhonderdvier euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 6] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 700,00 (zevenhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 14 (veertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 januari 2022.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.000,00 (vierduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 647,00(zeshonderdzevenenveertig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 4.000,00 (vierduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 50 (vijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 januari 2022.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 5] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.000,00 (vierduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 647,00(zeshonderdzevenenveertig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 5] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 4.000,00 (vierduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 50 (vijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 januari 2022.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 7] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 700,00 (zevenhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 504,00(vijfhonderdvier euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 7] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 700,00 (zevenhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 14 (veertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 januari 2022.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 8] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 700,00 (zevenhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 504,00(vijfhonderdvier euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 8] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 700,00 (zevenhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 14 (veertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 januari 2022.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.000,00 (zesduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 678,00(zeshonderdachtenzeventig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 6.000,00 (zesduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 65 (vijfenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 januari 2022.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. P.S. Bakker, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 17 september 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.