In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 september 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Wijdemeren. De zaak betreft de waardevaststelling van een woning aan de [adres1] 251d te [woonplaats] voor het jaar 2020, waarbij de heffingsambtenaar de waarde op € 115.000 heeft vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2019. Belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en heeft hoger beroep ingesteld na een eerdere uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, die het beroep ongegrond verklaarde en een schadevergoeding voor immateriële schade toekende van € 1.000.
Tijdens de zitting op 7 augustus 2024 heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels, zijn standpunt toegelicht. De heffingsambtenaar heeft een taxatierapport overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde, waarin de waarde van de woning werd getaxeerd op € 115.000. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld, mede door vergelijkingen met andere woningen in hetzelfde appartementencomplex. Het Hof heeft het eigen verkoopcijfer van belanghebbende, dat in september 2023 op € 150.000 was vastgesteld, niet als maatstaf kunnen gebruiken, omdat dit te ver van de waardepeildatum lag.
Daarnaast heeft het Hof het incidentele hoger beroep van de heffingsambtenaar tegen de schadevergoeding van de Rechtbank ongegrond verklaard. Het Hof bevestigde dat de redelijke termijn niet overschreden was en dat de toekenning van de schadevergoeding van € 1.000 terecht was. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en de heffingsambtenaar werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 437,50.