Uitspraak
1.[geïntimeerde1]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, dat op 15 maart 2023 is uitgesproken. De zaak betreft letselschade die [appellant] heeft opgelopen na een mishandeling op 30 mei 2018 door [geïntimeerden]. [Appellant] heeft geestelijk en lichamelijk letsel opgelopen, waaronder een breuk in de rechterarm, wat leidde tot meerdere operaties en medische behandelingen. Hij heeft van 30 mei 2018 tot en met 30 juni 2019 niet kunnen werken, waarna hij zijn werkzaamheden op een andere manier heeft hervat.
In hoger beroep vorderde [appellant] onder andere schadevergoeding voor verlies aan verdienvermogen en huishoudelijke hulp, maar de rechtbank heeft deze vorderingen grotendeels afgewezen. Het hof oordeelt dat [appellant] onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn schadeposten. De rechtbank heeft de kosten van de arbeidskracht die [appellant] heeft ingeschakeld als schade aangemerkt, maar het hof sluit zich aan bij de motivering van de rechtbank en ziet geen reden om hier anders over te denken. Ook de vordering voor toekomstige schade wordt afgewezen, omdat [appellant] niet duidelijk maakt waaruit dit toekomstige verlies zou bestaan.
Daarnaast heeft [appellant] verzocht om een deskundigenbericht door een orthopedisch chirurg, maar het hof ziet geen noodzaak voor deze expertise, aangezien het geschil niet over de klachten zelf gaat, maar over de schade die daaruit voortvloeit. De vordering voor een belastinggarantie wordt eveneens afgewezen, omdat de omvang van de schade gering is en er geen aanwijzingen zijn dat de belastingdienst een heffing zal opleggen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellant] tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.