ECLI:NL:GHARL:2024:5700

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
200.330.530/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid accountant bij verkoop van aandelen in dochtermaatschappij

In deze zaak gaat het om beroepsaansprakelijkheid van de accountant Van Braak Accountants Marum B.V. Enter Holding B.V. heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter, waarin haar vordering tot schadevergoeding werd afgewezen. Enter Holding stelt dat Van Braak haar onjuist heeft geadviseerd bij de verkoop van aandelen in haar dochtermaatschappij Enter Begeleid Wonen en Coaching B.V. (EWBC). De accountant zou tekort zijn geschoten in de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam beroepsbeoefenaar mag worden verwacht. De kern van de zaak draait om de vraag of Van Braak Enter Holding voldoende heeft geïnformeerd over de risico's en de waarde van de aandelen, en of zij de juiste adviezen heeft gegeven in het kader van de transactie met Cura XL B.V.

De procedure in hoger beroep volgde na een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin Enter Holding in het ongelijk werd gesteld. Het hof heeft de feiten vastgesteld en de argumenten van beide partijen gewogen. Enter Holding heeft onder andere aangevoerd dat Van Braak haar had moeten adviseren om een vaste koopsom te bedingen, in plaats van de koopprijs afhankelijk te maken van de nettovermogenswaarde van EWBC. Het hof oordeelt dat Enter Holding onvoldoende heeft aangetoond dat Van Braak tekort is geschoten in haar advisering. De verwijten die Enter Holding aan Van Braak maakt, worden door het hof niet gegrond bevonden.

Uiteindelijk bekrachtigt het hof het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt Enter Holding tot betaling van de proceskosten aan Van Braak. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van accountants bij het adviseren van cliënten in complexe transacties en de noodzaak voor cliënten om goed geïnformeerd te zijn over de risico's van dergelijke transacties.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.330.530/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 9579400
arrest van 10 september 2024
in de zaak van
Enter Holding B.V.,
die is gevestigd in Assen,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde in conventie en als eiseres in reconventie,
hierna:
Enter Holding,
advocaat: mr. H. Veldman in Roden,
tegen
Van Braak Accountants Marum B.V.,
die is gevestigd in Marum,
en bij de kantonrechter optrad als eiseres in conventie en als verweerster in reconventie,
hierna:
Van Braak,
advocaat: mr. R. Bosman in Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Na het arrest van 27 februari 2024 heeft op 18 juli 2024 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

Enter Holding vindt dat Van Braak haar onjuist heeft geadviseerd bij de verkoop van aandelen in een dochtermaatschappij en wil dat Van Braak de daardoor ontstane schade aan haar vergoed. De kantonrechter heeft de vordering van Enter Holding afgewezen. [1] Het hoger beroep is daartegen gericht. Dat zal na de vaststelling van de feiten en beschrijving van de vorderingen worden behandeld.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de navolgende feiten.
3.1
Van Braak drijft een accountants-, administratie- en belastingadvieskantoor.
3.2
Op 11 december 2012 is Enter Holding opgericht door [naam1] Holding B.V. (bestuurder en enig aandeelhouder is [naam1] ) en [naam2] Holding B.V. (bestuurder en enig aandeelhouder is [naam2] ). Na oprichting hadden beide vennootschappen 50% belang in Enter Holding en waren zij daarvan de bestuurders.
3.3
Op 21 maart 2013 heeft Enter Holding de vennootschap Enter Begeleid Wonen en Coaching B.V. (hierna: EWBC) opgericht. Enter Holding hield de aandelen van deze vennootschap. EWBC richtte zich op de begeleiding en coaching van mensen met een beperking.
3.4
Omstreeks september 2015 heeft Enter Holding, via haar boekhouder Tjoelker
Administratieve Dienstverlening (hierna: Tjoelker), zich gewend tot Van Braak om haar te begeleiden bij de beoogde overname van de aandelen in EWBC door Cura XL B.V. (hierna: Cura).
3.5
Tjoelker heeft 4C Accountantsadviseurs B.V. (hierna: 4CA) verzocht op basis van de voorlopige cijfers van EWBC per 30 juni 2015 een waarde-indicatie te geven van de aandelen in EWBC. In die voorlopige cijfers is opgenomen dat EWBC vorderingen heeft op groepsmaatschappijen (€ 397.833) en op directie en participanten (€ 20.912).
3.6
In een brief van 25 september 2015 heeft 4CA op de aangevraagde waarde-indicatie van de aandelen aangegeven dat zij volgens de verbeterde rentabiliteitmethode uitkomt op afgerond € 1.211.218 en dat een meer fiscaalgerichte methode (gebaseerd op de Mobach-methode) uitkomt op € 993.033.
3.7
Partijen hebben een overeenkomst van opdracht gesloten op grond waarvan Van Braak in opdracht en voor rekening van Enter Holding werkzaamheden heeft verricht in de periode van december 2015 tot en met augustus 2019. De inhoud van deze overeenkomst van opdracht is door Van Braak niet schriftelijk vastgelegd.
3.8
Op 4 november 2015 heeft tussen enerzijds Enter Holding (in de persoon van de heren [naam1] en [naam2] ), bijgestaan door de heer [naam3] van Van Braak (hierna: [naam3] ), en anderzijds Cura, bijgestaan door de heer [naam4] , haar belastingadviseur (hierna: [naam4] ), een bespreking plaatsgevonden over de beoogde overname van de activiteiten van EWBC en in dat verband over de overname van aandelen in EWBC. Na deze bespreking heeft Van Braak een concept voor een koopovereenkomst opgesteld. Hierin is opgenomen dat de aandelen in EWBC worden verkocht voor het ‘zichtbare eigen vermogen per 31 december 2015 + € 750.000”, waarna onder meer wordt vermeld dat die € 750.000 wordt betaald in één termijn van € 400.000 en het restant van € 350.000 in 46 termijnen, dat de termijn van € 400.000 wordt gestort op een derdenrekening van de notaris en dat daarvan de schulden moet worden betaald die per 31 december 2015 bij EWBC aanwezig zijn, onder aftrek van de vorderingen en bezittingen die dan bij EWBC aanwezig zijn.
3.9
Met een (door [naam4] opgestelde) overeenkomst van 2 december 2015 heeft Enter Holding alle aandelen in EWBC aan Cura verkocht voor een koopprijs ter grootte van de “netto vermogenswaarde”, vermeerderd met € 750.000,-.
3.1
In bijlage I bij de overeenkomst van 2 december 2015 is een aantal definities opgenomen, waaronder:
Gegarandeerde Netto Vermogenswaarde: Een Netto Vermogenswaarde van de Vennootschap per de overdrachtsdatum van maximaal negatief EUR 300.000 (negatief driehonderdduizend euro).
Netto Vermogenswaarde: Is de som van het geplaatste aandelenkapitaal vermeerderd/verminderd met het agio, de herwaarderingsreserves en winstreserves (waaronder het netto resultaat van het lopende boekjaar) vastgesteld volgens de Waarderingsgrondslagen en de Toepasselijke Regels inzake Financiële Verslaggeving.
3.11
In artikel 3.1 van de overeenkomst is onder meer vermeld:
Koper koopt de Aandelen ervan uitgaande dat de Netto Vermogenswaarde van de Vennootschap op de overdrachtsdatum ten minste gelijk zal zijn aan de Gegarandeerde Netto Vermogenswaarde op basis van de Overnamebalans.
Aanpassing Gegarandeerde Netto Vermogenswaarde
Indien de Netto Vermogenswaarde per de Effectieve Datum lager (meer dan wel minder negatief) is dan de Gegarandeerde Netto Vermogenswaarde zal de Verkoper het verschil tussen de Netto Vermogenswaarde en de Gegarandeerde Netto Vermogenswaarde betalen/vergoeden c.q. zal Koper dit verschil kunnen verrekenen.
3.12
In artikel 4.2 onder b. van de overeenkomst is bepaald dat Cura van de koopprijs een gedeelte van € 400.000,- op de (Escrow) derdenrekening van de notaris zal storten. Dat artikel luidt vervolgens:
Vanuit deze derdenrekening zullen de schulden worden voldaan zoals die blijken uit de
Overnamebalans onder aftrek van de vorderingen en (overige) bezittingen zoals die blijken uit de Overnamebalans.
De restant Koopprijs van EUR 350.000 (driehonderdvijftigduizend) zal door de Koper, eveneens via voornoemde Escrow rekening worden voldaan in 46 maandelijkse termijnen van EUR 7.500 (vijfenzeventighonderd) en een slottermijn van EUR 5.000 (vijfduizend) (...).
Per 1 juli 2016 en per 1 januari 2017 zal worden geëvalueerd waarbij kenbaar zal worden gemaakt welk gedeelte van het bedrag dat op de Escrow rekening is gestort kan worden vrijgegeven en of continuering van de maandelijkse aflossing(en) onder dezelfde voorwaarden zal worden voortgezet. Overleg/evaluatie geschiedt door Verkoper en Koper en hun adviseurs gezamenlijk.
3.13
In een e-mailbericht van 24 december 2015 heeft [naam3] aan [naam1] en [naam2] en door hen ingeschakelde juridisch adviseur (mr. Veldman voormeld) geantwoord op de aan hem gestelde vragen over de koopprijs en de wijze van betaling daarvan.
3.14
De levering van de aandelen in EWBC aan Cura heeft plaatsgevonden op 31 december 2015, en is daarmee ingevolge artikel 2.3 van de overeenkomst de “Effectieve Datum”.
3.15
In een brief van 4 juli 2016 heeft Van Braak, onder verwijzing naar artikel 4.2 onder b. van de overeenkomst van 2 december 2015, de conceptjaarrekening 2015 van EWBC naar Cura gezonden. In de begeleidende brief geeft Van Braak aan dat de netto vermogenswaarde ofwel het eigen vermogen van EWBC gesteld kan worden op € 317.755, zodat, vermeerderd met de goodwill van € 750.000, de koopprijs voor de aandelen EWBC kan worden bepaald op € 1.067.755. Rekening houdend met de te verrekenen rekening-courantverhoudingen van € 569.233 zou daarmee het door Cura te betalen € 476.042 bedragen. Van Braak heeft verder vermeld dat deze conceptjaarrekening over 2015 als discussiestuk geldt omdat er tussen Enter Holding en Cura verschil van inzicht bestaat over diverse posten die het te betalen bedrag kunnen beïnvloeden. Van Braak vermeldt dat de jaarrekening 2015 van de EWBC als vertrekpunt moet worden beschouwd om gezamenlijk vast te stellen wat er nog betaald moet worden door koper Cura aan verkoper Enter Holding.
3.16
Na levering van de aandelen in EWBC aan Cura is een conflict ontstaan tussen Enter Holding en Cura over de voldoening van het restant van de koopprijs van € 350.000, zoals bepaald in artikel 4.2. onder b van de tussen hen gesloten overeenkomst op 2 december 2015. Vervolgens is Enter Holding op 24 juli 2017 een procedure gestart tegen Cura om haar vordering op Cura voldaan te krijgen.
3.17
Van Braak heeft de kosten van de door haar uitgevoerde advieswerkzaamheden in de periode december 2015 tot en met augustus 2019 via negentien facturen, in totaal € 21.227,90, bij Enter Holding in rekening gebracht.
3.18
Met een brief van 24 december 2020 heeft de gemachtigde van Enter Holding Van Braak aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade en nog te lijden schade als gevolg van het toerekenbaar tekortschieten van Van Braak met betrekking tot de door Enter Holding aan Van Braak verleende opdracht tot advisering en begeleiding inzake de verkoop van de aandelen van de Vennootschap aan Cura.
3.19
In een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 21 juli 2021 is Cura veroordeeld tot betaling van € 317.510,71 aan restant van de koopprijs en € 15.259,72 aan contractuele rente tot 28 juli 2017, een en ander te vermeerderen met de contractuele rente met ingang van 28 juli 2017. Cura is verder veroordeeld in de proceskosten.
3.2
In het vonnis van 21 juli 2021 is, nadat de rechtbank een bericht door een deskundige had ingewonnen, onder meer overwogen dat de koopsom van de aandelen € 1.033.333 bedraagt, uitgaande van de door deskundige berekende nettovermogenswaarde van de aandelen in EWBC van € 283.333 vermeerderd met de goodwill van € 750.000, en dat daarop in mindering strekken een vordering van de participanten, door Cura gedane betalingen, een verrekening en kosten, waardoor Cura per saldo nog € 317.510,71 aan Enter Holding is verschuldigd, exclusief rente.
3.21
Vervolgens hebben Enter Holding en Cura op 24 augustus 2021 een vaststellingsovereenkomst gesloten om hun geschil te beëindigen, inhoudende dat Cura ter algehele en finale kwijting € 375.000 aan Enter Holding betaalt.
3.22
Op 10 september 2021 heeft Van Braak Enter Holding tot betaling gesommeerd van de negentien openstaande facturen van in totaal € 21.227,90, te vermeerderen met rente en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten.

4.De vorderingen en de strekking van het hoger beroep

4.1
Van Braak heeft bij de kantonrechter gevorderd dat Enter Holding wordt veroordeeld tot betaling van € 21.227,90 aan onbetaald gelaten factuurbedragen, vermeerderd met wettelijke rente en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten en onder veroordeling van Enter Holding in de proceskosten.
4.2
Enter Holding heeft op haar beurt (in reconventie) gevorderd dat Van Braak wordt veroordeeld tot betaling van € 359.795,39 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente en onder veroordeling van Van Braak in de proceskosten.
4.3
De kantonrechter heeft de vordering van Van Braak toegewezen en de tegenvordering van Enter Holding afgewezen. Enter Holding is veroordeeld in de kosten van de procedures in conventie en in reconventie.
4.4
De bedoeling van het hoger beroep van Enter Holding is dat haar in reconventie afgewezen vordering alsnog wordt toegewezen, onder veroordeling van Van Braak in de kosten van beide instanties. Enter Holding is niet in hoger beroep gekomen van de in conventie toegewezen vordering van Van Braak. Die vordering staat daarmee vast.

5.Het oordeel van het hof

Inleiding
5.1
Het hof zal oordelen dat het bestreden vonnis in reconventie in stand blijft. Hoe het hof tot dat oordeel is gekomen, wordt hierna uitgelegd. De bezwaren die door Enter Holding zijn opgeworpen (de grieven), zullen daarbij thematisch worden behandeld.
De opdracht
5.2
Enter Holding verwijt Van Braak dat zij – in de persoon van de voor haar werkzame registeraccountant – de overeengekomen werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd. Deze werkzaamheden hielden in – daarover is geen verschil van mening – dat Van Braak Enter Holding zou begeleiden bij de verkoop van de door Enter Holding gehouden aandelen in EWBC en in dat verband adviseringswerkzaamheden en administratieve werkzaamheden zou verrichten. De administratieve werkzaamheden zagen op het samenstellen van de overnamebalans per einde 2015.
5.3
Op grond van artikel 7:401 BW dient een opdrachtnemer bij de uitvoering van de opdracht de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen. Ten aanzien van beroepsbeoefenaren, als accountants, wordt deze norm aldus ingevuld dat het gaat om de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsbeoefenaar mag worden verwacht. Wanneer een accountant zijn cliënt adviseert en begeleidt in het kader van een transactie brengt de zorgvuldigheidsplicht mee dat de accountant de cliënt in staat stelt goed geïnformeerd te beslissen. Het antwoord op de vraag of en in welke mate de accountant de cliënt daarbij behoort te informeren en/of te waarschuwen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
5.4
De door Enter Holding aan Van Braak gemaakte verwijten – en daarmee de feitelijke grondslag van de vordering – houden het volgende in:
wetende dat Enter Holding hoe dan ook € 750.000,- op haar bankrekening wilde ontvangen, had Van Braak Enter Holding niet mogen adviseren met de koopovereenkomst zoals die luidde akkoord te gaan en had haar een vaste koopsom moeten adviseren;
Van Braak heeft Enter Holding ten onrechte voorgehouden dat de nettovermogens-waarde van de onderneming na verrekening van de rekening-courantpositie omstreeks op nihil zou uitkomen, zodat Enter Holding de gewenste € 750.000,- zou ontvangen;
door de vormgeving van de koopovereenkomst, met name van de wijze van vaststelling van de koopprijs voor de aandelen, heeft een geschil kunnen ontstaan en is ook ontstaan over de hoogte van de koopsom;
door het in concept (en niet meteen definitief) samenstellen van de overnamebalans per einde 2015 en benoemen als discussiestuk heeft Van Braak een discussie/geschil tussen Enter Holding en Cura veroorzaakt;
Van Braak heeft er ten onrechte mee ingestemd dat schulden van EWBC zijn betaald vanuit het bij de notaris in depot gestalde bedrag van de koopsom;
Van Braak heeft bij haar advisering aan Enter Holding andere belangen dan die van Enter Holding voor ogen gehad.
Enter Holding heeft daaraan de conclusie verbonden dat Van Braak aan haar de koopprijs moet vergoeden die zij niet heeft ontvangen, zijnde € 285.900, alsook de door Enter Holding in het geschil met Cura gemaakte en onvergoed gebleven juridische kosten van € 73.895,30.
Tekortkoming?
5.5
In dit geval staat vast dat Van Braak door Enter Holding is ingeschakeld op een moment dat zij al in onderhandeling met Cura was over de verkoop van de zorgactiviteiten van EWBC. Volgens Enter Holding is gesproken over een koopsom van € 750.000,- en was Cura ook bereid om dat bedrag te betalen. Tijdens de zitting in hoger beroep is duidelijk geworden dat Enter Holding en Cura eerst hebben gesproken over de (ver)koop van de zorgactiviteiten zelf en de daaraan ten grondslag liggende zorgcontracten van EWBC met zorgvragers, zoals gemeenten. Omdat niet werd verwacht dat die contracten op de gewenste datum van 1 januari 2016 op naam van Cura konden worden gesteld, is vervolgens gesproken over een overdracht van de aandelen van Enter Holding in EWBC aan Cura.
5.6
Enter Holding stelt zelf dat zij op dat moment begreep dat voor een verkoop van aandelen meer en andere zaken van belang waren dan bij een verkoop van alleen activa. In die situatie, zo voert zij aan, was onder meer van belang het inzicht in de administratie en de schuldpositie van EWBC en de rekening-courantposities met Enter Holding en andere verbonden groepsmaatschappijen. Volgens haar was de administratie van EWBC niet op de orde [2] en haar schuldpositie niet inzichtelijk [3] zodat de nettovermogenswaarde van de onderneming ‘niet in één oogopslag’ kon worden bepaald. Daarmee is dan, zonder nadere uitleg die ontbreekt, niet in te zien dat Enter Holding onder die omstandigheden er zonder meer vanuit kon gaan dat zij ook na verrekening van haar schuld aan EWBC vanwege een voor haar aanzienlijke, negatieve rekening-courantpositie met EWBC, € 750.000,- op haar bankrekening zou ontvangen, zoals zij stelt. Dit volgt niet al uit de enkele bereidheid van Cura om zo’n bedrag als koopsom voor de aandelen in EWBC te betalen.
5.7
Verder is van belang dat zowel het door Van Braak opgestelde concept voor een koopovereenkomst als de door de adviseur van Cura opgestelde koopovereenkomst, die uiteindelijk door Enter Holding is ondertekend, in duidelijke bewoordingen uitgaan van een aanpassing van de koopsom voor de aandelen van € 750.000,- met de nog vast te stellen nettovermogenswaarde van de onderneming. Als die waarde negatief zou zijn, zou de koopsom in gelijke mate worden verlaagd, tot een minimale koopsom van € 450.000,-. Een positieve waarde zou in gelijke mate tot een verhoging van de koopsom leiden, zonder beperking. Gesteld noch gebleken is dat het concept van de hand van [naam3] van Van Braak of (het concept van) de uiteindelijke koopovereenkomst tot vragen daarover bij Enter Holding heeft geleid. In een e-mailbericht van 24 december 2015 heeft [naam3] , daarnaar gevraagd, deze systematiek van de prijsbepaling nog eens uitgelegd. Hierbij werd met een rekensom geschetst dat Enter Holding bij een negatieve vermogenswaarde een lagere koopsom dan € 750.000,- zou ontvangen, zonder dat blijkt van nadere vragen daarover. Enter Holding heeft vervolgens meegewerkt aan een levering van de aandelen op 31 december 2015. Op een en ander kan Enter Holding daarmee niet een gerechtvaardigd vertrouwen op een zekere koopsom ‘op haar bankrekening’ dragen.
5.8
Zo’n vertrouwen kan ook niet worden gedragen door de door Enter Holding gestelde en door Van Braak betwiste stelling dat die haar heeft voorgehouden dat zij genoemd bedrag zou ontvangen als de nettovermogenswaarde van EWBC op nihil zou uitkomen. In dat geval waren ook de rekening-courantposities van de groepsmaatschappijen relevant. Dat na verrekening van die posities nog € 750.000,- voor Enter Holding zou resteren, is niet onderbouwd.
5.9
De door Enter Holding van 4C verkregen waardes van de aandelen leveren evenmin de gestelde gerechtvaardigde verwachting van een netto-koopsom van € 750.00,- op, omdat die waardes indicatief zijn en uitgaan van een eigen vermogen per einde 2014, zonder dat de daaraan ten grondslag liggende cijfers, zo schrijft 4C, beoordeeld of gecontroleerd zijn. Andere feiten en omstandigheden waarop Enter Holding een gerechtvaardigd vertrouwen als gesteld kan baseren, zijn niet gesteld of gebleken.
5.1
Ervan uitgaande dat er eind 2015 onzekerheid bestond over het inzicht in de administratie en de schuldpositie van EWBC en daarmee in de waarde van de aandelen van die vennootschap heeft Enter Holding onvoldoende toegelicht dat een accountant als Van Braak, die niet eerder betrokken was bij EWBC en haar administratie niet kende, als redelijk bekwaam en redelijk handelend accountant niet anders dan een (geheel) vaste koopsom had kunnen adviseren en niet had mogen adviseren die koopsom ook te laten afhangen van de nettovermogenswaarde van EWBC. Dit is van belang omdat die nog vast te stellen waarde ertoe kon leiden dat Enter Holding een hogere koopsom dan € 750.000,- zou toekomen, zoals hiervoor in ovw. 5.7 is weergeven en ook daarna is vastgesteld (zie ovw. 3.15, 3.19 en 3.20). Dat Enter Holding uiteindelijk niet het door haar beoogde bedrag van € 750.000,- ‘op haar bankrekening’ heeft ontvangen, is ook niet zozeer terug te voeren op de wijze waarop in de koopovereenkomst de koopsom is bepaald, maar veeleer op het gegeven dat Enter Holding en haar gelieerde groepsmaatschappijen aanzienlijke schulden aan EWBC had in rekening-courant.
5.11
Het voorgaande leidt ertoe dat het hof aan de verwijten a) tot en met c) voorbijgaat.
5.12
Enter Holding voert verder aan dat Van Braak de overnamebalans van EWBC per einde 2015 direct definitief had moeten vaststellen en niet eerst in concept aan EWBC/Cura ter beschikking had moeten stellen. Door die verwijtbare handelwijze heeft Van Braak een discussie veroorzaakt tussen Cura en Enter Holding over de juiste vermogenswaarde van EWBC met alle gevolgen van dien, aldus Enter Holding. Dit betoog gaat om meerdere redenen niet op. Allereerst miskent Enter Holding dat (het bestuur van) EWBC verantwoordelijk is voor de volledigheid en de juistheid van haar administratie en de op basis daarvan op te maken balans en resultatenrekening en dat het de aandeelhouder(s) van EWBC is/zijn – en niet de accountant – die de jaarrekening vaststelt. Het was daarmee al niet mogelijk dat Van Braak direct de overnamebalans definitief vaststelde, zoals Enter Holding betoogt. Daarnaast geldt dat naar Enter Holding zelf aanvoert al vóór het verspreiden van de concept-overnamebalans een discussie was ontstaan over de waarde van de onderneming, in welk verband Cura in of omstreeks april 2016 al het standpunt had ingenomen dat zij geen verdere termijnbetalingen was verschuldigd dan de drie termijnen van € 7.500,- die zij al had voldaan. Ook in dat opzicht valt niet in te zien dat Van Braak een discussie en een procedure tussen Enter Holding en Cura heeft veroorzaakt. Tot slot geldt dat, zoals blijkt uit de door Enter Holding overgelegde dagvaarding van 24 juli 2017 waarmee zij haar procedure tegen Cura is gestart, dat Enter Holding daarin zich op het standpunt gesteld dat de door Van Braak (in concept) opgestelde overnamebalans ‘mede in verband met de evaluatie als bedoeld in artikel 4.2 letter b van de koopovereenkomst’ naar Cura is gezonden, daarmee kennelijk ter nakoming van een verplichting uit de koopovereenkomst van 2 december 2015. Zonder toelichting die ontbreekt, valt niet in te zien dat Van Braak dat toch niet had mogen doen. Ook verwijt d) gaat daarmee niet op.
5.13
Wat betreft verwijt e) dat uit het depot bij notaris schulden van de vennootschap zijn betaald, heeft Enter Holding aangevoerd dat Van Braak in strijd met de koopovereenkomst toestemming heeft gegeven dat vanuit depot schulden van EWBC werden betaald, terwijl de overnamebalans nog niet gereed was, maar al wel duidelijk was dat de bezittingen van die vennootschap hoger waren dan de schulden, zodat het gehele depotbedrag aan Enter Holding had moeten uitgekeerd. Enter Holding heeft echter niet toegelicht hoe dit verwijt zich verhoudt tot wat zij in de procedure tegen Cura heeft aangevoerd, zoals blijkt uit de door haar overgelegde dagvaarding van 24 juli 2017. Daarin heeft zij verwoord dat zij in aanvang geen punt heeft gemaakt van de verzoeken van Cura om schulden van EWBC te betalen vanuit het depot van de notaris. Gezien die toenmalige instemming van Enter Holding passeert het hof dit verwijt als onvoldoende onderbouwd.
5.14
Tot slot geldt over verwijt f), zo is tijdens de zitting in hoger beroep gebleken, dat Enter Holding daarmee doelt op het gegeven dat een aan Van Braak gelieerd accountantskantoor in 2016 de jaarrekening over 2015 van Cura heeft gecontroleerd. De begeleiding van Enter Holding door Van Braak bij de totstandkoming van de overeenkomst met Cura heeft echter eind 2015 plaatsgevonden, zodat in zoverre dit verwijt al geen grond heeft. Voor zover Enter Holding daarmee bedoelt dat Van Braak de overnamebalans per einde 2015 op een voor haar nadelige wijze heeft samengesteld, heeft zij dat in het geheel niet onderbouwd. Dat valt tegen de achtergrond van wat de door rechtbankdeskundige is berekend ook niet in te zien. Ook dit verwijt gaat niet op.
De overige verweren
5.15
Gezien het voorgaande komt het hof – net als de rechtbank – niet toe aan bespreking van is aangevoerd over (eventuele) verjaring of rechtsverwerking van de vordering van Enter Holding of over het causaal verband, de schade en (eventuele) eigen schuld.
Het bewijsaanbod
5.16
Enter Holding heeft in hoger beroep nog een aanbod gedaan om haar stellingen te bewijzen. Aan dat aanbod gaat het hof voorbij, omdat de stellingname door Enter Holding (i) daartoe tekortschiet of (ii) niet voldoende relevant is dan wel (iii) onbetwiste feiten betreft.
De conclusie
5.17
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat Enter Holding in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [4]
5.18
De veroordeling in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

6.De beslissing

Het hof:
6.1
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 14 maart 2023;
6.2
veroordeelt Enter Holding tot betaling van de volgende proceskosten van Van Braak:
€ 5.689,- aan griffierecht
€ 8.856,- aan salaris van de advocaat van Van Braak (2 procespunten × appeltarief € 4.428,-)
6.3
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
6.4
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
6.5
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.F. Boele, R.E. Weening en M.F. Eliens, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 september 2024.

Voetnoten

1.Het vonnis is niet gepubliceerd.
2.rdnr. 39 van de conclusie van eis in reconventie
3.rdnr. 9 van de conclusie van eis in reconventie
4.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.