Uitspraak
[appellanten],
[geïntimeerde],
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
nietworden gesteld dat de rechtsvraag draait om de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [geïntimeerde] in Inovit Holding Ltd”).
alsvaststaat dat [geïntimeerde] bevoegd was Inovit Holding te vertegenwoordigen en (ii) onvoldoende bestreden dat de Nederlandse rechter onbevoegd is over deze ter discussie gestelde bevoegdheid te oordelen. Dat wordt niet anders door het feit dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 6, aanhef en onder h, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) op zichzelf wel rechtsmacht heeft in zaken betreffende de geldigheid, nietigheid of rechtsvervolging van besluiten van Inovit. Meer specifiek: dat de Nederlandse rechter wel bevoegd is om voor recht te verklaren dat de aandeelhoudersvergaderingen van 16 december 2019 en 7 januari 2020 ongeldig zijn (ib), dat de registratie bij de Kamer van Koophandel moet luiden dat [appellante] de enige bestuurder is van Inovit en dat de registratie van [geïntimeerde] ongeldig is (ii) en te beoordelen of [geïntimeerde] moet worden veroordeeld om ‘te gehengen en gedogen’ dat [appellante] de Kamer van Koophandel, verzoekt de registratie zodanig te wijzigen dat daarin wordt geregistreerd dat alleen [appellante] bevoegd is Inovit als bestuurder te vertegenwoordigen (iii). [1] Aangezien de bevoegdheid van [geïntimeerde] om Inovit Holding te vertegenwoordigen tot de kern van het geschil behoort en daarmee hoofdvoorwerp is van het geschil, kan niet worden gezegd dat het hierbij slechts om een prealabele vraag gaat die aan de uitoefening van rechtsmacht voor het overige niet in de weg behoort te staan. [2]
en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [3]