ECLI:NL:GHARL:2024:5628

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
200.325.580/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over ontbinding van koopovereenkomst voor zonnepanelen en warmtepompboiler

In deze zaak heeft Het Zonnepanelenhuis B.V. hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de kantonrechter, waarin werd geoordeeld dat de overeenkomst tot de koop en plaatsing van zonnepanelen en een warmtepompboiler rechtsgeldig door de eisers, [geïntimeerden], was ontbonden. De eisers vorderden terugbetaling van een bedrag van € 13.207,09, vermeerderd met rente en kosten, omdat Het Zonnepanelenhuis de afgesproken prestaties niet had geleverd. Het hof oordeelt dat de ontbinding van de overeenkomst door beide partijen rechtsgeldig was en dat de prestaties ongedaan moeten worden gemaakt. Het hof bekrachtigt de uitspraak van de kantonrechter en verklaart Het Zonnepanelenhuis niet-ontvankelijk in haar tegenvordering. Het hof concludeert dat Het Zonnepanelenhuis de vordering tot schadevergoeding niet kan onderbouwen, omdat de eisers hun verplichtingen uit de overeenkomst tijdig zijn nagekomen. Het hof wijst de vorderingen van Het Zonnepanelenhuis af en veroordeelt haar tot betaling van de proceskosten aan de eisers.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.325.580/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 9990818
arrest van 3 september 2024
in de zaak van
Het Zonnepanelenhuis B.V.,
die is gevestigd in Lelystad,
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna:
Het Zonnepanelenhuis,
advocaat: mr. C. Hofmans in Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

2. [geïntimeerde2],
die beiden wonen in [woonplaats1] ,
en bij de kantonrechter optraden als eisers,
hierna samen:
[geïntimeerden]en ieder afzonderlijk
[geïntimeerde1]en
[geïntimeerde2],
advocaat: mr. J.R.L. van Gasteren in Leusden.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Na het arrest van 13 juni 2023 heeft op 6 oktober 2023 een (enkelvoudige) mondelinge behandeling na aanbrengen bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Het procesverloop in hoger beroep blijkt verder uit de memorie van grieven met producties, de memorie van antwoord met producties en de akte van Het Zonnepanelenhuis. Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
[geïntimeerden] hebben met Het Zonnepanelenhuis een overeenkomst gesloten tot de koop en plaatsing van zonnepanelen en een warmtepompboiler.
2.2
[geïntimeerden] hebben bij de kantonrechter gevorderd voor recht te verklaren dat zij de overeenkomst op 15 juni 2022 rechtsgeldig buitengerechtelijk hebben ontbonden dan wel de overeenkomst te ontbinden en Het Zonnepanelenhuis te veroordelen om aan hen € 13.207,09 vermeerderd met rente (terug) te betalen, met veroordeling van Het Zonnepanelenhuis in de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.097,56 en in de proceskosten. Ook hebben [geïntimeerden] een incidentele vordering tot betaling van € 9.905,32 met veroordeling van Het Zonnepanelenhuis in de proceskosten ingesteld.
2.3
In de hoofdzaak heeft de kantonrechter Het Zonnepanelenhuis veroordeeld om [geïntimeerden] € 14.304,65 te betalen (€ 13.207,09 + € 1.097,56) , vermeerderd met rente en met veroordeling van Zonnepanelenhuis in de proceskosten. De incidentele vordering is daarbij afgewezen.
2.4
De bedoeling van het hoger beroep van Het Zonnepanelenhuis is dat de toegewezen vorderingen alsnog worden afgewezen. In hoger beroep vordert Het Zonnepanelenhuis verder dat [geïntimeerden] worden veroordeeld om haar € 6.788,10 te betalen aan schadevergoeding dan wel een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met rente, met veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten in beide instanties. De incidentele vordering van [geïntimeerden] speelt in hoger beroep geen rol.

3.Het oordeel van het hof

3.1
Het hof zal oordelen dat Het Zonnepanelenhuis niet-ontvankelijk is in haar tegenvordering en dat het vonnis van de kantonrechter moet worden bekrachtigd. Dat wordt hierna uitgelegd. Daarvoor zijn allereerst de feiten van belang. De bezwaren (grieven) zullen daarbij thematisch worden behandeld.
De feiten
3.2
Op 2 februari 2022 hebben [geïntimeerden] met Het Zonnepanelenhuis een overeenkomst gesloten tot de koop en plaatsing van zonnepanelen en een warmtepompboiler voor € 13.207,08. [geïntimeerden] hebben Het Zonnepanelenhuis dat bedrag betaald. Het Zonnepanelenhuis heeft de zonnepanelen en de warmtepompboiler niet geleverd en geplaatst.
3.3
Zowel [geïntimeerden] als Het Zonnepanelenhuis hebben de overeenkomst ontbonden; [geïntimeerden] op 15 juni 2022 en Het Zonnepanelenhuis op 9 augustus 2022.
Feitenvaststelling door de rechter
3.4
Het Zonnepanelenhuis heeft een (ongenummerde) grief gericht tegen de door de kantonrechter vastgestelde feiten. Die zijn volgens Het Zonnepanelenhuis onvolledig. Deze grief slaagt niet. Nog daargelaten dat een deel van wat Het Zonnepanelenhuis onder 3.3. t/m 3.20 in de memorie van grieven aanvoert, geen vaststaande feiten betreft, maar haar eigen standpunt, is er geen rechtsregel die de rechter verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak te vermelden. Het staat de rechter vrij uit de tussen partijen vaststaande feiten een selectie te maken die hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomt. Het hof heeft die feiten zelf vastgesteld, rekening houdend met wat partijen hierover over weer in hoger beroep hebben aangevoerd. De e-mailcorrespondentie waar Het Zonnepanelenhuis naar verwijst, betrekt het hof hierna bij de beoordeling.
Omvang van het geschil
3.5
Het Zonnepanelenhuis voert als eerste bezwaar (grief 1) tegen het vonnis aan dat de kantonrechter ten onrechte de conclusie van antwoord van Zonnepanelenhuis niet ook als een conclusie van eis in reconventie heeft opgevat. Deze grief slaagt niet om de volgende reden.
3.6
Wanneer een partij die als gedaagde voor de kantonrechter wordt gedagvaard, ook zelf een vordering tegen de eisende partij wil instellen, dan moet zij deugdelijk omschrijven wat zij vordert en moet zij deze vordering deugdelijk toelichten. Als een gedaagde partij in persoon procedeert, dan mogen aan de omschrijving van de vordering in reconventie en de daarbij behorende onderbouwing niet al te hoge eisen worden gesteld, maar dat neemt niet weg dat de gedaagde partij in ieder geval voldoende duidelijk zal moeten maken dat zij een vordering tegen de eisende partij wil instellen. Het Zonnepanelenhuis heeft geen feiten en/of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat zij die duidelijkheid op de zitting heeft verschaft. Het kan de behandelend kantonrechter daarom niet worden verweten dat zij op de zitting niet heeft begrepen dat Het Zonnepanelenhuis in reactie op de vordering van [geïntimeerden] niet alleen een (verrekenings)verweer wilde voeren, maar ook een tegenvordering wilde instellen. Uit het proces-verbaal van de daarna gevolgde mondelinge behandeling blijkt ook niet in voldoende mate dat Het Zonnepanelenhuis naast of in de plaats van een verrekeningsverweer een tegenvordering geldend wilde maken.
3.7
Daarmee is in de procedure bij de kantonrechter geen sprake geweest van een aanhangige tegenvordering. Een tegenvordering moet direct bij antwoord worden ingesteld (artikel 137 Rv) en kan niet voor het eerst in hoger beroep worden ingesteld (artikel 353 Rv). Het Zonnepanelenhuis zal in de door haar in hoger beroep ingestelde tegenvordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ontbinding en ongedaanmaking
3.8
Omdat beide partijen de overeenkomst (ieder voor zich) hebben ontbonden, staat vast dat de overeenkomst is ontbonden. Dit brengt mee dat de op basis van de overeenkomst verrichte prestaties ongedaan moeten worden gemaakt en dat partijen zijn bevrijd van prestaties die zij op grond van de overeenkomst nog zouden moeten verrichten (art. 6:271 BW).
3.9
Niet in geschil is dat [geïntimeerden] het overeengekomen bedrag voor de levering en plaatsing van de zonnepanelen en warmteboiler aan Het Zonnepanelenhuis volledig hebben betaald. Zo moet de overweging van de kantonrechter ook worden gelezen (in rov. 4.2.) dat [geïntimeerden] hun financiële verplichtingen uit de overeenkomst volledig – dus in omvang – zijn nagekomen. Het tegen die overweging gerichte bezwaar van Het Zonnepanelenhuis (grief II) berust op een onjuiste lezing van het vonnis en slaagt dus niet. Omdat de overeenkomst door beide partijen is ontbonden, is voor het oordeel dat de door [geïntimeerden] verrichte prestatie ongedaan moet worden gemaakt niet relevant of [geïntimeerden] Het Zonnepanelenhuis wel (aldus [geïntimeerden] ) of niet (aldus Het Zonnepanelenhuis) tijdig hebben betaald.
3.1
Of Het Zonnepanelenhuis [geïntimeerden] € 13.207,09 terug moet betalen, hangt vervolgens af van het al dan niet slagen van het door Het Zonnepanelenhuis gevoerde verrekeningsverweer. De kantonrechter heeft dat verweer verworpen waartegen de overige bezwaren van Het Zonnepanelenhuis (grieven III, IV en V) zich richten.
Het verrekeningsverweer
3.11
Het Zonnepanelenhuis stelt een tegenvordering op [geïntimeerden] te hebben. In hoger beroep stelt Het Zonnepanelenhuis die vordering op € 6.788,10. Dit bedrag omvat de volgende posten:
a. Acquisitiekosten (uitleg systeem, kosten/besparingsraming,
voorbereiding, saldering) € 781,72
Schouwkosten van de zonnepaneleninstallateur en van de
warmtepompboilerinstallateur € 320,-
Meerkosten 25% van het orderbedrag € 3.301,78
Kosten als gevolg van beslaglegging door [geïntimeerden] € 1.784,60
Administratiekosten € 600,-
Posten a, b en e: schadevergoeding: tekortkoming
3.12
Onder de posten a), b) en e) vordert Het Zonnepanelenhuis schadevergoeding. Het Zonnepanelenhuis legt aan deze onderdelen van haar (tegen)vordering ten grondslag dat [geïntimeerden] tekortgeschoten zijn in de nakoming van de overeenkomst omdat zij de overeenkomst ten onrechte hebben ontbonden. [geïntimeerden] betwisten dat.
3.13
[geïntimeerden] hebben de overeenkomst op 15 juni 2022 ontbonden omdat Het Zonnepanelenhuis ondanks betaling van de overeengekomen prijs niet is overgegaan tot levering en plaatsing van de zonnepanelen en warmteboiler. Het Zonnepalenhuis heeft dat niet gedaan omdat [geïntimeerden] volgens haar niet tijdig hebben betaald. Het Zonnepanelenhuis heeft daarom op 24 mei 2022 in een e-mail aan [geïntimeerden] laten weten de voor 25 mei 2022 geplande installatie van de zonnepanelen te annuleren. Gelet daarop ligt ter beoordeling voor of [geïntimeerden] Het Zonnepanelenhuis tijdig hebben betaald. Daarvoor is relevant wat partijen daarover hadden afgesproken.
3.14
Tussen partijen is niet in geschil dat zij hadden afgesproken dat 90% van het orderbedrag (€ 11.886,38) uiterlijk 7 dagen vóór de dag van montage moest zijn betaald en 10% (€ 1.320,71) uiterlijk de dag voor de montage. Om te kunnen bepalen wanneer [geïntimeerden] moesten betalen, is dus van belang welke dag partijen voor de montage van de zonnepanelen zijn overeengekomen.
3.15
Uit de tussen de gemachtigden van partijen gevoerde e-mailcorrespondentie blijkt dat daarover onduidelijkheid bleef bestaan ondanks dat [geïntimeerden] op 12 april 2022 akkoord zijn gegaan met de door de leverancier van Het Zonnepanelenhuis op 4 april 2022 doorgegeven datum van 25 mei 2022. Het volgende heeft zich namelijk voorgedaan.
3.16
Allereerst geldt dat Het Zonnepanelenhuis na de e-mailwisseling van 4 en 12 april 2022 de plaatsingsdatum niet (afzonderlijk en expliciet) aan [geïntimeerden] heeft bevestigd. Na correspondentie over (onder meer) de juistheid van de factuur heeft Het Zonnepanelenhuis op 15 april 2022 aan [geïntimeerden] gevraagd of zij instemmen met een betaling van 90% van het orderbedrag uiterlijk 7 dagen voor de dag van montage en 10% 24 uur voor de dag van montage ‘
zodat Het Zonnepanelenhuis de planning rond kan maken’. Deze uit die e-mail geciteerde passage maakt duidelijk dat de planning op dat moment nog niet vaststond. [geïntimeerden] hebben op 19 april 2022 ook aan Het Zonnepanelenhuis gevraagd tot planning over te gaan zodat zij weten wanneer zij de eerste termijn moeten betalen. Op 10 mei 2022 hebben [geïntimeerden] dat nogmaals aan Het Zonnepanelenhuis gevraagd en op 17 mei 2022 hebben [geïntimeerden] gevraagd om een bevestiging van een telefonische toezegging dat de zonnepanelen (toch) op 25 mei 2022 worden geplaatst, wat Het Zonnepanelenhuis op 18 mei 2022 heeft bevestigd. Die e-mail luidt, voor zover hier van belang:
“De factuur kan voor 90% per ommegaande worden voldaan en 10% de dag voor montage (…)”
3.17
Partijen houdt verdeeld of dit betekent dat op 18 mei 2022 (7 dagen voor de dag van de montage) 90% van het orderbedrag betaald moest zijn. Volgens Het Zonnepanelenhuis is dit zo omdat zij [geïntimeerden] in haar e-mail van 18 mei 2022 heeft laten weten dat de 90% van de factuur per ommegaande kan worden voldaan. Net als de kantonrechter volgt het hof Het Zonnepanelenhuis daarin niet. Het Zonnepanelenhuis gaat er ten onrechte aan voorbij dat [geïntimeerden] de dag daarvoor duidelijk aan Het Zonnepanelenhuis hadden gemeld dat zij via het Nationaal Warmtefonds betalen en dat de verwerkingstijd dan enkele dagen is. Uit de omstandigheid dat Het Zonnepanelenhuis daar in haar e-mail van 18 mei 2022 niet op ingaat, mochten [geïntimeerden] redelijkerwijs begrijpen dat het per ommegaande indienen van een betalingsopdracht bij het Nationaal Warmtefonds een tijdige betaling is. [geïntimeerden] hebben die betalingsopdracht op 18 mei 2022 en dus per ommegaande verstrekt. [geïntimeerden] hebben Het Zonnepanelenhuis daarvan de dag erna op de hoogte gesteld. Op 19 mei 2022 hebben [geïntimeerden] namelijk aan Het Zonnepanelenhuis laten weten dat de declaratie van 90% van het orderbedrag is ingediend bij het bouwdepot met als bijlage de opdracht van 18 mei 2022 aan het bouwdepot om € 8.353,79 aan Het Zonnepanelenhuis te betalen. Op 26 mei 2022 heeft Het Zonnepanelenhuis dit bedrag ontvangen. Dit valt naar het oordeel van het hof binnen de aangekondigde verwerkingstijd van enkele dagen. Voor dit deel van het bedrag zijn [geïntimeerden] daardoor in de gegeven omstandigheden niet in verzuim geraakt.
3.18
Terecht merkt Het Zonnepanelenhuis op dat € 8.353,79 minder is dan 90% van het orderbedrag. Voor zover daarmee sprake is van een tekortkoming en van verzuim van [geïntimeerden] , (op de voet van art. 6:83 onder a BW) hebben [geïntimeerden] dat verzuim gezuiverd door alsnog behoorlijk na te komen door op 20 mei 2022 € 4.853,30 over te maken, waarvan zij Het Zonnepanelenhuis die dag via een e-mail op de hoogte hebben gesteld. Daarmee hadden [geïntimeerden] tesamen met het bedrag via het bouwdepot niet slechts 90% van de koopsom betaald, maar het volledige bedrag. Het Zonnepanelenhuis heeft die betaling geaccepteerd. Uit niets blijkt dat Het Zonnepanelenhuis op dat moment tegen een en ander heeft geprotesteerd en in dat verband een bevoegdheid om de zuivering te weigeren heeft ingeroepen. Het Zonnepanelenhuis roept die bevoegdheid pas in hoger beroep in, maar dat was ruim twee jaar nadat zij volledige betaling van [geïntimeerden] had ontvangen en daarmee veel te laat/tardief.
3.19
Het Zonnepanelenhuis heeft ook geen feiten en/of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat haar die bevoegdheid op 20 mei 2022 toekwam. Het Zonnepanelenhuis stelt dat zij door de volgens haar te late betaling door [geïntimeerden] schade heeft geleden en verwijst daarvoor naar haar conclusie van antwoord. Daarin leest het hof dat Het Zonnepalenhuis vindt dat [geïntimeerden] de kosten van € 363,- moeten betalen als gevolg van de annulering door Het Zonnepanelenhuis. Het Zonnepanelenhuis heeft pas op 24 mei 2022 de plaatsing van de zonnepanelen (op 25 mei 2022) geannuleerd en de overeenkomst ontbonden op 9 augustus 2022. Op 20 mei 2022 hadden [geïntimeerden] hun verzuim ten aanzien van het restantbedrag al gezuiverd.
3.2
Het hof komt tot de conclusie dat van een tekortkoming van [geïntimeerden] geen sprake is. Posten a), b) en e) worden daarom niet in mindering gebracht op wat Het Zonnepanelenhuis aan [geïntimeerden] moet terugbetalen.
Post c): nakoming
3.21
Onder post c) vordert Het Zonnepanelenhuis nakoming van de overeenkomst. In de (op de overeenkomst toepasselijke) algemene voorwaarden is een bepaling opgenomen waarin staat dat als de wederpartij van Het Zonnepanelenhuis niet tijdig de overeenkomst heeft herroepen Het Zonnepanelenhuis (onder voorwaarden) recht heeft op 25% van het orderbedrag. Die bepaling legt Het Zonnepanelenhuis ten grondslag aan post c) van haar (tegen)vordering. Die bepaling volgt op de bepaling in de algemene voorwaarden waarin een bedenktijd is opgenomen van 14 dagen waarbinnen de wederpartij van Het Zonnepanelenhuis de overeenkomst zonder opgave van reden kan herroepen.
3.22
Net als de kantonrechter is het hof van oordeel dat deze in de algemene voorwaarden geregelde situatie zich hier niet voordoet. [geïntimeerden] hebben de overeenkomst niet zonder opgave van redenen herroepen. Zij hebben de overeenkomst ontbonden op grond van een tekortkoming van Het Zonnepanelenhuis.
3.23
Het hof komt tot de conclusie dat post c) niet in mindering komt op wat Het Zonnepanelenhuis aan [geïntimeerden] moet terugbetalen.
Post d): schadevergoeding wegens onrechtmatige daad
3.24
Onder post d) vordert Het Zonnepanelenhuis schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad. Het hof begrijpt dat Het Zonnepanelenhuis stelt dat [geïntimeerden] ten onrechte beslag hebben doen leggen op haar bankrekening.
3.25
Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat [geïntimeerden] een vordering tot terugbetaling hebben op Het Zonnepanelenhuis. [geïntimeerden] waren gerechtigd om tot zekerheid van betaling van die vordering conservatoir beslag te laten leggen. Van onrechtmatig handelen van [geïntimeerden] is daarmee geen sprake.
3.26
Het hof komt tot de slotsom dat Het Zonnepanelenhuis geen (tegen)vordering heeft op [geïntimeerden] Het Zonnepanelenhuis zal [geïntimeerden] daarom € 13.207,09 moeten terugbetalen, zoals de kantonrechter heeft geoordeeld. De daartegen gerichte grieven III, IV en V slagen niet.
3.27
Grief VI, die handelt over de in eerste aanleg toegewezen buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, bouwt alleen voort op de overige, hiervoor al verworpen grieven en deelt dat lot.
De conclusie
3.28
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat Het Zonnepanelenhuis in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof Het Zonnepanelenhuis tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [1]
3.29
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1
verklaart Het Zonnepanelenhuis niet-ontvankelijk in haar tegenvordering;
4.2
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 28 december 2022;
4.3
veroordeelt Het Zonnepanelenhuis tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerden] :
  • € 343,- aan griffierecht
  • € 2.428,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerden] (2 procespunt x appeltarief II)
4.4
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4.5
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.H. de Witte, M.M.A Wind en W.F. Boele, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 september 2024.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.