Uitspraak
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
de insteek [was] dat de offerte [van Koller; toevoeging hof] als een leidraad gehanteerd moest worden en de totale kosten onder controle te houden met de boodschap niet over dit bedrag heen te gaan!”. Ook voor [de medewerker Biomontage] – de enige die namens Biomontage aanwezig was bij het keukentafelgesprek – was het dus naar eigen zeggen duidelijk dat er een maximumprijs gold. Hoewel hij verderop verklaart dat het werk op regiebasis is
bijgehouden, volgt daaruit nog niet dat dit ook met [de consument] is
afgesproken. Feit is verder dat tot en met het moment dat [de consument] weigerde een (zesde) factuur te betalen, Biomontage hem facturen stuurde waarmee steeds ronde bedragen (van € 6.000, € 7.000, € 17.000, € 5.000, € 15.000 en € 10.000 exclusief btw) in rekening werden gebracht voor niet nader gespecificeerde arbeidsuren en materialen. Feit is ook dat Biomontage alle door haar gestelde extra werkzaamheden ten opzichte van de Koller-offerte (opgesomd in productie 6 bij dagvaarding) heeft opgenomen in één (wél gespecificeerde) factuur van 2 juni 2023. Een afdoende verklaring hiervoor ontbreekt. Gelet op dit alles heeft Biomontage de door [de consument] gestelde afspraak onvoldoende betwist, zodat het hof als vaststaand zal aannemen dat partijen een vaste maximale aanneemsom van € 90.783,33 inclusief btw zijn overeengekomen voor de in de Koller-offerte opgesomde werkzaamheden.
[de consument] op een heldere manier [heeft] geïnformeerd over de prijzen van het werk én over de wijze waarop die prijs berekend zou worden.” Hoe, wanneer en op welke wijze Biomontage dat dan heeft gedaan wordt – een enkele uitzondering daargelaten – niet geconcretiseerd en [de consument] betwist dit ook. Voor zover die concretisering ontbreekt geldt dat Biomontage hoe dan ook niet heeft voldaan aan haar stelplicht en dat dus als vaststaand moet worden aangenomen dat zij niet heeft voldaan aan de verplichting van artikel 6:230m lid 1 sub e BW.
niet op voorhand een prijs met hem [is] afgesproken aangezien Dhr. [de consument] de tarieven van ons kent aangezien we vaker voor hem aan het werk zijn geweest (…)”. [de consument] heeft in eerste aanleg echter al betoogd dat hij wel eerder zaken had gedaan met (de eenmanszaak van) [de medewerker Biomontage] , maar nog nooit met Biomontage (waarvan hij het bestaan naar eigen zeggen pas ontdekte na ontvangst van de eerste factuur). Het had daarom op de weg van Biomontage gelegen te onderbouwen wanneer zij dan eerder voor [de consument] heeft gewerkt. Dat heeft Biomontage echter niet gedaan. Uit de verklaring van [de medewerker Biomontage] volgt overigens ook niet dat hij [de consument] heeft geïnformeerd dat eenzelfde tarief als eerder zou worden gehanteerd, nog daargelaten dat met alleen informatie over het te hanteren tarief nog niet zonder meer voldoende informatie over de totale prijs is verstrekt. [de medewerker Biomontage] heeft verder verklaard dat [de consument] hem heeft gemeld dat het platte dak van de erker groter zou worden. Dat mag dan misschien wel zo zijn, maar waar het om gaat is of [de medewerker Biomontage] vervolgens heeft aangegeven wat het hiermee gemoeide meerwerk zou gaan kosten. Hierover schrijft [de medewerker Biomontage] niets in zijn verklaring. Ten slotte heeft [de medewerker Biomontage] verklaard dat [de consument] hem ook heeft gevraagd de kilgoten in te plakken in het pannendak. [de medewerker Biomontage] zou hierop hebben geadviseerd met welke materialen dit het beste kon gebeuren, een indicatiebedrag voor het materiaal en een tijdsinschatting hebben gegeven. Nog daargelaten dat gesteld noch gebleken is dat [de medewerker Biomontage] de betreffende prijsinformatie schriftelijk heeft verstrekt, is de beweerdelijk verstrekte informatie ook onvolledig omdat [de medewerker Biomontage] kennelijk geen uurtarief heeft genoemd (en, als gezegd, onvoldoende is onderbouwd dat [de consument] met de tarieven van Biomontage bekend was). De slotsom luidt daarom dat Biomontage ook in relatie tot dit drietal meerwerkposten onvoldoende heeft gesteld om aan te kunnen nemen dat zij aan de op haar rustende essentiële informatieplicht van artikel 6:230m lid 1 sub e BW heeft voldaan. Aan bewijslevering op dit punt wordt dan ook niet toegekomen.