ECLI:NL:GHARL:2024:5443

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
21-005393-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk gebruikmaken van een vals reisdocument door het tonen van een afbeelding van een valse Belgische identiteitskaart

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 1998 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor het opzettelijk gebruikmaken van een vals reisdocument. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte had op 26 oktober 2023 in Nederland een afbeelding van een valse Belgische identiteitskaart getoond aan medewerkers van de Koninklijke Marechaussee tijdens een controle in de internationale trein. Het hof heeft vastgesteld dat het tonen van deze afbeelding onder de reikwijdte van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht valt, en dat het gebruikmaken van een kopie van een vals identiteitsbewijs strafbaar is. De verdachte heeft erkend dat het document vals was, maar zijn raadsman heeft vrijspraak bepleit op basis van de stelling dat een foto geen identiteitsdocument is. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tonen van een vals reisdocument, en heeft de gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht. Tevens is de teruggave van de in beslag genomen telefoon gelast.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005393-23
Uitspraak d.d.: 27 augustus 2024
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem -Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem ,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 8 november 2023 met parketnummer 05-281763-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
Zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 augustus 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. D.R. Changoer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake van – kort gezegd – het opzettelijk gebruik maken van een vals reisdocument veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 oktober 2023 te [pleegplaats] , althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten (een kopie van) een Belgische identiteitskaart, documentnummer: [nummer] , ten name van [verdachte] , door voornoemde identiteitskaart te overhandigen en/of te tonen aan [verbalisant] en/of [verbalisant] , beiden werkzaam als wachtmeester bij de Koninklijke Marechaussee.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat verdachte een foto heeft getoond en dit is geen reis- of identiteitsdocument in de zin van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Bewijsmiddelen
1. De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank op 8 november 2023, zoals weergegeven op pagina 2 van het proces-verbaal:
Ik heb op mijn telefoon het document laten zien. U vraagt mij of het een vals document is. Ja, dat klopt.
Uit het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van KMar brigade [regio] met nummer PL27NM/23-004501, genummerd pagina 1 tot en met 47, opgemaakt door [verbalisant] , dat werd gesloten op 27 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
2. Het proces-verbaal van aanhouding, p. 4-5:
Op donderdag 26 oktober 2023, omstreeks 09:30 uur, vingen wij verbalisanten, aan met een toezichtscontrole in de internationale trein [naam] voorzien treinnummer [nummer] komende uit de richting van [land] en gaande in de richting [stad] , op het traject [pleegplaats] - [stad] , in de gemeente [pleegplaats] . […]
Ik zag dat de onbekende man mij, [verbalisant] , een zwartkleurige IPhone overhandigde met daarop een afbeelding van een Belgische identiteitskaart. Ik, [verbalisant] zag op de Belgische identiteitskaart de volgende gegevens:
Documentnummer : [nummer]
Achternaam : [achternaam]
Voornamen : [voornaam]
Geboortedatum : [geboortedag] 1991
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Geboorteland : [land]
3. Het proces-verbaal van bevindingen, p. 26:
Onderzocht document: nationale identiteitskaart
Land: België
Nummer: [nummer]
VASTGESTELDE AFWIJKENDE KENMERKEN T.O.V. EEN ORIGINEEL DOCUMENT:
- het model van de identiteitskaart afgebeeld op de foto komt qua lay-out en detaillering niet overeen met het model identiteitskaart zoals deze door de autoriteiten van Belgie wordt afgegeven;
- de kinegrafische folie, zichtbaar aangebracht ter beveiliging van het document, is qua detaillering niet conform het origineel;
- bij bevraging van de identiteitskaart en persoonsgegevens bij het GGC (Gemeenschappelijk Grens Covrdinatiecentrum) bleek er in Belgie geen registratie te bestaan van deze identiteitskaart nog van enige identiteitskaart Belgie met deze persoonsgegevens.
CONCLUSIE:
De afbeelding uit de mobiele telefoon van de Belgische identiteitskaart is een nabootsing van een origineel exemplaar. De afgebeelde identiteitskaart is vals en nimmer op deze wijze
afgegeven door de Belgische autoriteiten.
Oordeel van het hof
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt het hof vast dat verdachte op het traject van [pleegplaats] naar [stad] een telefoon heeft overhandigd met daarop een afbeelding van een valse Belgische identiteitskaart. Het hof is van oordeel dat het tonen van deze afbeelding ook onder de reikwijdte van artikel 231 Sr valt.
De wetgever heeft immers bedoeld om ook het gebruikmaken van een kopie van een (ver)vals(t) identiteitsbewijs strafbaar te stellen. Door gebruik te maken van het ‘afschrift’ van een identiteitsbewijs wordt bij wijze van spreken gebruikgemaakt van het origineel. [1] Verdachte heeft dus een kopie van een vals reisdocument getoond. Daarbij doet niet ter zake dat deze kopie (het afschrift) geen papieren maar een digitaal document betreft, Het hof verwijst hierbij naar de uitspraak van de Hoge Raad van 6 november 2018 en bijbehorende conclusie, waarin het ook ging om een digitaal document; dit vormde geen belemmering voor een bewezenverklaring op grond van artikel 231 Sr. [2] Dat de cassatiemiddelen niet op dit onderdeel zagen, doet daar gezien de aangehaalde wetsgeschiedenis niet aan af.
Het hof is daarom van oordeel dat de door verdachte getoonde foto het gebruik maken van een vals reisdocument oplevert en dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks26 oktober 2023 te [pleegplaats] , althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals
en/of vervalstreisdocument
en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten (een kopie van) een Belgische identiteitskaart, documentnummer: [nummer] , ten name van [verdachte] , door voornoemde identiteitskaart te overhandigen en
/ofte tonen aan [verbalisant] en/of [verbalisant] , beiden werkzaam als wachtmeester bij de Koninklijke Marechaussee.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van een vals reisdocument.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft een gevangenisstraf van twee maanden met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, geen hogere straf op te leggen dan twee maanden gevangenisstraf.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het tonen van een vals reisdocument toen hij in de internationale trein zat. Hiermee heeft verdachte het vertrouwen geschonden dat moet kunnen worden gesteld in documenten waarmee de identiteit van een persoon kan worden vastgesteld.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 juli 2024, waarop geen feiten staan vermeld die aanleiding geven tot strafverzwaring.
Vanwege de ernst van het feit, met name de ontwrichtende werking voor het maatschappelijk verkeer die dergelijke feiten hebben, is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende afdoening is. Het hof sluit aan bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en zal twee maanden gevangenisstraf opleggen, met aftrek van de in het voorarrest doorgebrachte tijd.

De inbeslaggenomen telefoon

Nu het strafvorderlijk belang zich daar niet langer tegen verzet, gelast het hof de teruggave van de inbeslaggenomen telefoon aan verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
-telefoon van het merk Apple (goednummer PL2700-23-097427-1).
Aldus gewezen door
mr. P.A.H. Lemaire, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. J.M. Rowel-van der Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.H.P. Kats, griffier,
en op 27 augustus 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.
2.Hoge Raad 6 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2052 en Parket bij de Hoge Raad 18 september 2018, ECLI:NL:PHR:2018:992.