ECLI:NL:GHARL:2024:5379
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake gezagsgeschil tussen vader en gecertificeerde instelling
In deze zaak gaat het om een gezagsgeschil tussen de vader van een minderjarige en de gecertificeerde instelling (GI) die als voogd is aangesteld. De vader heeft in hoger beroep verzocht om hem met het ouderlijk gezag over zijn dochter te belasten, nadat de rechtbank Noord-Nederland op 12 januari 2024 zijn verzoek had afgewezen. De minderjarige, geboren in 2019, is sinds januari 2021 ondergebracht bij pleegouders na eerdere uithuisplaatsingen. De GI heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader, stellende dat hij niet-ontvankelijk moet worden verklaard of dat het beroep moet worden afgewezen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de vader werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.B.G. Gelissen, en de GI vertegenwoordigd werd door twee medewerkers van Team Veiligheid. De moeder van de minderjarige was ook aanwezig als informant, bijgestaan door mr. C.C.N. Cats.
Het hof heeft de feiten en de procedure in eerste aanleg in overweging genomen, evenals de argumenten van de vader en de GI. De vader betoogde dat de GI geen rechtsgeldig verweer had gevoerd omdat het verweerschrift niet door een advocaat was ondertekend. Het hof oordeelde echter dat de GI zich op grond van artikel 1:283 BW zonder advocaat tot de rechter kan wenden. Het hof heeft vervolgens de belangen van de minderjarige afgewogen en geconcludeerd dat het verzoek van de vader om het gezag te verkrijgen niet in het belang van de minderjarige is. De huidige voogdijmaatregel biedt de minderjarige de nodige stabiliteit en veiligheid, wat essentieel is voor haar ontwikkeling. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de vader afgewezen.