ECLI:NL:GHARL:2024:5376

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
200.329.187/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming van deskundigen in een agrarische geschil tussen broers over maatschap en bedrijfsvoering

In deze zaak hebben verzoekers, bestaande uit twee broers en de zonen van een van hen, een verzoek ingediend bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden tot het benoemen van twee deskundigen: een agrarische rentmeester en een accountant. Dit verzoek is gedaan in het kader van een geschil over de maatschap waarin zij samen met hun broer, de verweerder, een landbouw- en veehouderijbedrijf uitoefenen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de verweerder zijn verweer tegen de benoeming van de accountant ingetrokken, en partijen zijn het eens geworden over de vraagstelling en de deskundigen. Het hof heeft het verzoek toegewezen en de deskundigen benoemd om de economische waarde van de maatschap en de mogelijkheden voor de uittreding van de verweerder te onderzoeken.

De verzoekers hebben eerder een procedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank Noord-Nederland, waarin zij vorderingen hebben ingesteld met betrekking tot de maatschap. De rechtbank heeft in een vonnis van 12 april 2023 de maatschap ontbonden, waarop de verzoekers in hoger beroep zijn gegaan. Het hof heeft in deze tussenuitspraak de benoeming van de deskundigen goedgekeurd en hen specifieke vragen voorgelegd over de waardering van de activa van de maatschap en de financiële mogelijkheden voor de verzoekers in het kader van de uittreding van de verweerder.

De deskundigen zijn belast met het uitvoeren van hun onderzoek en het opstellen van een deskundigenbericht, dat voor 31 december 2024 aan het hof moet worden gepresenteerd. De kosten van de deskundigen worden door de verzoekers gedragen, en het hof heeft voorschotten vastgesteld voor hun werkzaamheden. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 20 augustus 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.329.187/02
beschikking van 20 augustus 2024
in de zaak van

1.[verzoeker]

die woont in [woonplaats1]
verzoeker
hierna:
[verzoeker]
advocaat: mr. P. Stehouwer te Groningen
en

2.[verzoeker2]

3. [verzoeker3]
die wonen in [woonplaats1]
verzoekers
hierna:
[verzoeker2] en [verzoeker3]
advocaat: mr. A. Kroondijk te Wolvega
tegen
[verweerder]
die woont in [woonplaats2]
verweerder
hierna:
[verweerder]
advocaat: mr. E.Tj. van Dalen te Groningen.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een gezamenlijk verzoekschrift (met producties) van de zijde van [verzoeker] en [verzoeker2] en [verzoeker3] , tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht, ingekomen op 18 maart 2024;
- een verweerschrift van [verweerder] , ingekomen op 14 mei 2024.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft op 9 juli 2024 plaatsgevonden, tezamen met de mondelinge behandeling in de zaak met nummer 200.329.187 (verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor) en in de zaak met nummer 200.341.560 (vordering in kort-geding).
Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
1.3
De datum voor beschikking is bepaald op vandaag.

2.Waar gaat het in deze zaak om?

2.1
[verzoeker] (68 jaar oud) en [verweerder] (60 jaar oud) zijn broers. [verzoeker2] en [verzoeker3] zijn de zoons van [verzoeker] .
2.2
[verzoeker] en [verweerder] oefenen sinds 1998 in maatschapsverband een landbouw- en veehouderijbedrijf uit (de maatschap [naam1] ). [verzoeker2] en [verzoeker3] verrichten sinds 2013 werkzaamheden voor de maatschap [naam1] . Zij hebben daar geen financiële vergoeding voor ontvangen.
2.3
In de loop der tijd zijn de verhoudingen tussen [verzoeker] , [verzoeker2] en [verzoeker3] enerzijds en [verweerder] anderzijds verstoord geraakt.
2.4
Partijen hebben gesproken over de toekomst van het bedrijf en het uittreden van [verzoeker] uit de maatschap [naam1] en de toetreding van [verzoeker2] en [verzoeker3] tot de maatschap [naam1] .
2.5
[verzoeker] , [verzoeker2] en [verzoeker3] hebben een procedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank Noord-Nederland waarin zij primair onder meer hebben gevorderd dat de maatschap [naam1] , dan wel [verweerder] , veroordeeld wordt de goederen van de maatschap over te dragen aan [verzoeker2] en [verzoeker3] , dan wel [verweerder] wordt bevolen om zijn aandeel in de maatschap aan [verzoeker2] en [verzoeker3] over te dragen. Subsidiair hebben zij gevorderd dat [verweerder] wordt veroordeeld om met hen (dan wel met [verzoeker2] en [verzoeker3] ) door te onderhandelen, zodat een overeenkomst inhoudende de toetreding tot de maatschap [naam1] van [verzoeker2] en [verzoeker3] dan wel de overname van de activa en de activiteiten van de maatschap [naam1] door hen (op basis van de gebruikelijke agrarische voorwaarden) tot stand komt.
[verzoeker] heeft een (voorwaardelijke) vordering ingesteld - voor het geval de vorderingen van [verzoeker2] , [verzoeker3] en hemzelf niet worden toegewezen - die erop neerkomt dat de maatschap [naam1] wordt ontbonden en dat hij het recht heeft de maatschap voort te zetten en [verweerder] zijn aandeel aan hem moet overdragen tegen de agrarische waarde.
2.6
De rechtbank Noord-Nederland heeft in een vonnis van 12 april 2023 alleen de vordering van [verzoeker] gedeeltelijk toegewezen en heeft de maatschap [naam1] ontbonden.
2.7
Zowel [verzoeker2] en [verzoeker3] als [verzoeker] hebben bij dit hof beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. Hun beroepen zijn onder de rolnummers 200.329.180 en 200.329.187 bekend. In deze zaken heeft op 15 februari 2024 een mondelinge behandeling na aanbrengen plaatsgevonden. In het proces-verbaal van die mondelinge behandeling is onder meer vastgelegd dat binnen bekwame tijd een voorlopig deskundigenbericht zal worden gevraagd en dat de uitkomst daarvan zo nodig wordt betrokken bij de grieven en de verwoording van de vordering in hoger beroep. Ook is erin vastgelegd dat [verzoeker] , [verzoeker2] en [verzoeker3] de mogelijkheid overwegen van het verzoeken van een voorlopig getuigenverhoor, waarvan de verklaringen dan zo nodig betrokken zullen worden bij de grieven en de verwoording van de vordering in hoger beroep.
2.8
In deze zaak gaat het om het verzoek dat [verzoeker] , [verzoeker2] en [verzoeker3] hebben ingediend tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht. Het hof zal dat verzoek toewijzen. Dat wordt hierna gemotiveerd.

3.Het verzoek en de beoordeling van het verzoek

3.1
[verzoeker] , [verzoeker2] en [verzoeker3] hebben een verzoekschrift tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht ingediend. Zij willen dat twee deskundigen worden benoemd, een agrarische rentmeester en een accountant, die elk een eigen onderzoek moeten verrichten. De agrarisch rentmeester dient, kort gezegd, de waarde in het economisch verkeer van de tot het bedrijf (het hof neemt aan: van de maatschap [naam1] ) behorende (on)roerende zaken en vermogensrechten en van de bedrijfswoning te waarderen. De accountant dient vast te stellen welk bedrag [verzoeker] en/of [verzoeker2] en/of [verzoeker3] maximaal kunnen financieren in verband met het uittreden van [verweerder] uit de maatschap. Dat bedrag is volgens hen bepalend voor de agrarische waarde.
3.2
[verweerder] heeft in zijn verweerschrift verweer gevoerd tegen de benoeming van een accountant, en daarmee samenhangend, tegen een onderzoek naar de bepaling van de agrarische waarde. Ook heeft hij bezwaar gemaakt tegen de benoeming van een agrarisch rentmeester en tegen de vraagstelling. Verder heeft hij enkele aanvullende vragen voorgesteld.
3.3
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verweerder] zijn verweer tegen de benoeming van een accountant prijsgegeven. Partijen zijn het eens geworden over de vraagstelling en de persoon van de te benoemen deskundigen.
3.4
Het hof ziet ambtshalve geen reden om het verzoek af te wijzen en zal het dan ook toewijzen.
3.5
Het hof zal een agrarisch rentmeester benoemen om de economische waarde te bepalen van het vermogen van de maatschap en van de bedrijfswoning met ondergrond aan de [adres1] te [woonplaats1] (waarover partijen van mening verschillen of de woning deel uitmaakt van het vermogen van de maatschap).
Partijen zijn het erover eens dat de deskundige als peildatum de datum van zijn waardering dient te nemen. Zij zijn het er ook over eens dat voor de waardering van het vee en van de machines en werktuigen kan worden uitgegaan van de boekwaarde.
3.6
Het hof zal de deskundige de volgende vragen voorleggen:
1. Wat is op de datum van de waardering de waarde in het economisch verkeer van:
a. de tot het bedrijf van de maatschap behorende zaken en vermogensrechten (waaronder de fosfaatrechten);
b. de op de balans staande machines en werktuigen en overige inventaris (op basis van de boekwaarde);
c. het vee (op basis van de boekwaarde);
d. de bedrijfswoning aan de [adres1] te [woonplaats1] ;
e. het erfpachtcontract en de vergunningen van het bedrijf?
2. Heeft u verder nog opmerkingen of aanvullingen die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het geschil tussen partijen?
3.7
Partijen hebben te kennen gegeven te kunnen instemmen met de benoeming van
[de deskundige1] tot deskundige. [de deskundige1] heeft het hof laten weten vrij te staan tegenover partijen en een eventuele benoeming tot deskundige te aanvaarden. Het hof zal hem dan ook benoemen. Het hof zal het voorschot op de kosten van de deskundige, conform diens begroting, vaststellen op € 5.000,-(27 uren à € 185,-,-, te vermeerderen met btw). Partijen zijn het erover eens dat het voorschot door de maatschap zal moeten worden betaald. Het hof zal het voorschot ten laste brengen van [verzoeker] , die het zal kunnen voldoen uit de middelen van de maatschap.
3.8
Het hof zal ook een deskundige benoemen om de agrarische waarde te bepalen. Partijen zijn het eens over de benoeming van [de deskundige2] tot deskundige. [de deskundige2] - geen familie van partijen - heeft laten weten vrij te staan tegenover partijen en een benoeming te willen aanvaarden. Hij heeft ook aangegeven dat hij weliswaar geen accountant is, maar wel deskundig is op het gebied van de overname van agrarische bedrijven en op de fiscale aspecten daarvan. Hij is verbonden aan een accountantskantoor en zal bij het verrichten van zijn opdracht ook een aan zijn kantoor verbonden accountant betrekken. Het hof zal hem dan ook benoemen.
3.9
Het hof zal het voorschot op de kosten van de deskundige, conform diens begroting, vaststellen op € 15.600,- (100 uren à € 156,-,-, te vermeerderen met btw). Partijen zijn het erover eens dat het voorschot door de maatschap zal moeten worden betaald. Het hof zal het voorschot ten laste brengen van [verzoeker] , die het zal kunnen voldoen uit de middelen van de maatschap.
3.10 Het hof zal aan deze deskundige de volgende vragen voorleggen:
1. Welk bedrag kunnen [verzoeker] en/of [verzoeker2] en/of [verzoeker3] maximaal financieren in verband met het uittreden van [verweerder] uit de maatschap, waarbij een rendabele bedrijfsvoering mogelijk blijft?
2. Zijn er mogelijkheden om aan [verweerder] een hoger bedrag uit te keren dan berekend onder vraag 1 door vermogensbestanddelen af te stoten of aan [verweerder] toe te delen, waarbij een exploitatie als melkveebedrijf mogelijk blijft?
3. Wat zijn de gevolgen van de kapitaalstand per datum van de laatste jaarrekening van de maatschap als:
- de woning en de ondergrond tot het maatschapsvermogen behoren en/of
- vanaf 2019/2020 aan [verzoeker] geen arbeidsvergoeding toekomt en/of
- de kosten en opbrengsten van de in gebruik ingebrachte fosfaatrechten worden geëlimineerd?
4. Wat zijn de gevolgen voor uw antwoorden op de vragen 1 en 2 van de in vraag 3 bedoelde correcties?
5. Wilt u de vragen 1 tot en 4 ook beantwoorden voor de situatie dat [verweerder] het bedrijf voortzet en [verzoeker] (en [verzoeker2] en [verweerder] ) uittreedt (uittreden)?
6. Is het bedrijf zo te splitsen, dat [verzoeker] (en/of [verzoeker2] en [verzoeker3] ) en [verweerder] ieder een helft van het bedrijf toegedeeld krijgen en voor beide delen van het bedrijf een rendabele bedrijfsvoering mogelijk blijft?
7. Heeft u verder nog opmerkingen of aanvullingen die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het geschil tussen partijen?
3.11
In de bodemprocedure zal moeten worden beslist over de kosten van het voorlopig deskundigenbericht (waaronder de kosten van het verzoek).

4.4. De beslissing

Het hof:
4.1
wijst het verzoek van [verzoeker] , [verzoeker2] en [verzoeker3] tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht toe;
4.2
benoemt tot deskundigen:
- [de deskundige1] , [adres2] , [plaats1] , e-mail: [de deskundige1] .nl,
om een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen over de in 3.6 vermelde vragen;
- [de deskundige2] , [adres3] , [plaats2] , e-mail: [de deskundige2] .com,
om een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen over de in 3.10 vermelde vragen
4.3
bepaalt dat de deskundigen tijdens het onderzoek partijen in de gelegenheid zullen stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat daarvan uit het schriftelijk bericht zal blijken;
4.4
bepaalt dat de deskundigen een concept-deskundigenbericht aan partijen zullen sturen en partijen in de gelegenheid zullen stellen op dat concept te reageren alvorens een definitief bericht uit te brengen. In het definitieve deskundigenbericht zullen de deskundigen de reacties van partijen op het concept bespreken;
4.5
bepaalt dat [verzoeker] , [verzoeker2] en [verzoeker3] aan elk van de deskundigen een kopie van het volledige procesdossier in het voorlopig deskundigenbericht en in de bodemzaak ter beschikking zullen stellen;
4.6
beveelt partijen om aan de deskundigen alle door hen gewenste inlichtingen te verstrekken;
4.7
bepaalt dat de deskundigen het ondertekende deskundigenbericht vóór 31 december 2024 toesturen aan de griffie van dit hof (Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden);
4.8
bepaalt het voorschot van de kosten van :
- deskundige [de deskundige1] op € 6.050,- (incl. btw)
- deskundige [de deskundige2] op € 18.876,- (incl. btw),
tenzij (een van) partijen binnen twee weken na dagtekening van deze beschikking het hof laat weten niet met deze voorschotten te kunnen instemmen, in welk geval het hof op dit punt een nieuwe beslissing zal nemen.
4.9
bepaalt dat [verzoeker] het voorschot dient te betalen, conform de nota met betaalinstructies die hij zal ontvangen van het Landelijke Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
4.1
bepaalt dat dit voorschot (in beginsel) binnen vier weken na dagtekening van de nota van het Landelijk Dienstencentrum moet zijn voldaan;
4.11
bepaalt dat de deskundigen niet met het onderzoek zullen starten voordat de griffier heeft laten weten dat het voorschot is betaald;
4.12
bepaalt dat de deskundigen zich - door tussenkomst van de griffie - met vragen en opmerkingen zullen wenden tot mr. W.F. Boele, die hierbij wordt benoemd tot raadsheer-commissaris;
4.13
draagt de griffier op een afschrift van deze beschikking aan de deskundigen te verzenden.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. de Hek, R.E. Weening en G.J.M. Verburg en is in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2024 in aanwezigheid van de griffier.