ECLI:NL:GHARL:2024:5375

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
200.329.180/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in een geschil over maatschapsovereenkomst en bedrijfsvoering

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De verzoekers, bestaande uit [verzoeker1], [verzoeker2] en [verzoeker3], hebben dit verzoek ingediend in het kader van een geschil met verweerder, [verweerder], over de maatschap [naam1]. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 juli 2024 heeft verweerder zijn bezwaren tegen het verzoek ingetrokken, wat de weg vrijmaakte voor de beoordeling van het verzoek door het hof. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende belang is bij het verzoek, zowel voor de verzoekers als voor de verweerder, en heeft besloten het verzoek toe te wijzen.

De zaak draait om de vraag welke versie van het maatschapscontract van toepassing is en of er afspraken zijn gemaakt over de toetreding van [verzoeker2] en [verzoeker3] tot de maatschap. De verzoekers willen duidelijkheid over de gemaakte afspraken en de gang van zaken rondom de toetreding. Het hof heeft geoordeeld dat het horen van getuigen noodzakelijk is om deze vragen te beantwoorden. De getuigenverhoren zullen worden gehouden onder leiding van raadsheer-commissaris W.F. Boele, waarbij partijen hun verhinderdata moeten opgeven voor de planning van de verhoren.

De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 20 augustus 2024, en de verzoekers hebben de mogelijkheid om getuigen te laten horen die relevant zijn voor de zaak. De kosten van het voorlopig getuigenverhoor zullen in de bodemprocedure worden vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.329.180/02
beschikking van 20 augustus 2024
in de zaak van

1.[verzoeker1]

die woont in [woonplaats1]
verzoeker
hierna:
[verzoeker1]
advocaat: mr. P. Stehouwer te Groningen
en

2.[verzoeker2]

3. [verzoeker3]
die wonen in [woonplaats1]
verzoekers
hierna:
[verzoeker2] en [verzoeker3]
advocaat: mr. A. Kroondijk te Wolvega
tegen
[verweerder]
die woont in [woonplaats2]
verweerder
hierna:
[verweerder]
advocaat: mr. E.Tj. van Dalen te Groningen.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een gezamenlijk verzoekschrift (met producties) van de zijde van [verzoeker1] en [verzoeker2] en [verzoeker3] , tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor, ingekomen op 18 maart 2024;
- een verweerschrift (met producties) van [verweerder] , ingekomen op 14 mei 2024.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft op 9 juli 2024 plaatsgevonden, tezamen met de mondelinge behandeling in de zaak met nummer 200.329.187 (verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht) en in de zaak met nummer 200.341.560 (vordering in kort-geding). Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
1.3
De datum voor beschikking is bepaald op vandaag.

2.Waar gaat het in deze zaak om?

2.1
[verzoeker1] (68 jaar oud) en [verweerder] (60 jaar oud) zijn broers. [verzoeker2] en [verzoeker3] zijn de zoons van [verzoeker1] .
2.2
[verzoeker1] en [verweerder] oefenen sinds 1998 in maatschapsverband een landbouw- en veehouderijbedrijf uit (de maatschap [naam1] ). [verzoeker2] en [verzoeker3] verrichten sinds 2013 werkzaamheden voor de maatschap [naam1] . Zij hebben daar geen financiële vergoeding voor ontvangen.
2.3
In de loop der tijd zijn de verhoudingen tussen [verzoeker1] , [verzoeker2] en [verzoeker3] enerzijds en [verweerder] anderzijds verstoord geraakt.
2.4
Partijen hebben gesproken over de toekomst van het bedrijf en het uittreden van [verzoeker1] uit de maatschap [naam1] en de toetreding van [verzoeker2] en [verzoeker3] tot de maatschap [naam1] .
2.5
[verzoeker1] , [verzoeker2] en [verzoeker3] hebben een procedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank Noord-Nederland waarin zij primair onder meer hebben gevorderd dat de maatschap [naam1] , dan wel [verweerder] , veroordeeld wordt de goederen van de maatschap over te dragen aan [verzoeker2] en [verzoeker3] , dan wel [verweerder] wordt bevolen om zijn aandeel in de maatschap aan [verzoeker2] en [verzoeker3] over te dragen. Subsidiair hebben zij gevorderd dat [verweerder] wordt veroordeeld om met hen (dan wel met [verzoeker2] en [verzoeker3] ) door te onderhandelen, zodat een overeenkomst inhoudende de toetreding tot de maatschap [naam1] van [verzoeker2] en [verzoeker3] dan wel de overname van de activa en de activiteiten van de maatschap [naam1] door hen (op basis van de gebruikelijke agrarische voorwaarden) tot stand komt.
[verzoeker1] heeft een (voorwaardelijke) vordering ingesteld - voor het geval de vorderingen van [verzoeker2] , [verzoeker3] en hemzelf niet worden toegewezen - die erop neerkomt dat de maatschap [naam1] wordt ontbonden en dat hij het recht heeft de maatschap voort te zetten en [verweerder] zijn aandeel aan hem moet overdragen tegen de agrarische waarde.
2.6
De rechtbank Noord-Nederland heeft in een vonnis van 12 april 2023 alleen de vordering van [verzoeker1] gedeeltelijk toegewezen en heeft de maatschap [naam1] ontbonden.
2.7
Zowel [verzoeker2] en [verzoeker3] als [verzoeker1] hebben bij dit hof beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. Hun beroepen zijn onder de rolnummers 200.329.180 en 200.329.187 bekend. In deze zaken heeft op 15 februari 2024 een mondelinge behandeling na aanbrengen plaatsgevonden. In het proces-verbaal van die mondelinge behandeling is onder meer vastgelegd dat binnen bekwame tijd een voorlopig deskundigenbericht zal worden gevraagd en dat de uitkomst daarvan zo nodig wordt betrokken bij de grieven en de verwoording van de vordering in hoger beroep. Ook is erin vastgelegd dat [verzoeker1] , [verzoeker2] en [verzoeker3] de mogelijkheid overwegen van het verzoeken van een voorlopig getuigenverhoor, waarvan de verklaringen dan zo nodig betrokken zullen worden bij de grieven en de verwoording van de vordering in hoger beroep.
2.8
In deze zaak gaat het om het verzoek dat [verzoeker1] , [verzoeker2] en [verzoeker3] hebben ingediend tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Het hof zal dat verzoeken toewijzen. Dat wordt hierna gemotiveerd.
3. Het verzoek en de beoordeling van het verzoek
3.1
[verzoeker1] , [verzoeker2] en [verzoeker3] hebben een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ingediend. Het voorlopig getuigenverhoor richt zich op twee onderwerpen:
a. zij willen duidelijkheid verkrijgen over de in welke versie van het maatschapscontract de (uiteindelijk) gemaakte afspraken over de maatschapsovereenkomst tussen [verzoeker1] en [verweerder] zijn vastgelegd, een op 16 mei 1998 ondertekend contract (productie 3 bij het verzoekschrift) of een latere versie, die op een apart papier zou zijn ondertekend (prod. 4 bij het verzoekschrift);
b. ook willen zij duidelijkheid verkrijgen over de gang van zaken die heeft geleid tot een concept-maatschapscontract, waarin is vastgelegd dat [verzoeker2] en [verzoeker3] toetreden tot de maatschap [naam1] (productie 5 bij het verzoekschrift). Het gaat hen erom of overeenstemming is bereikt over deze toetreding, dan wel of door [verweerder] toezeggingen zijn gedaan of gerechtvaardigde verwachtingen zijn gewekt bij [verzoeker2] en [verzoeker3] dat zij (en onder welke voorwaarden) kunnen toetreden tot de maatschap, dan wel de door de maatschap [naam1] gedreven onderneming kunnen overnemen.
3.2
[verzoeker1] , [verzoeker2] en [verzoeker3] hebben naast zichzelf nog zes andere getuigen vermeld die over (een van) deze) onderwerpen kunnen verklaren.
3.3
[verweerder] heeft in zijn verweerschrift verweer gevoerd tegen het voorlopig getuigenverhoor. Volgens hem ontbreekt het voor toewijzing noodzakelijk belang, in elk geval ten aanzien van het hiervoor onder b. vermelde onderwerp. Ook heeft hij bezwaar tegen het horen van enkele van de vermelde getuigen.
3.4
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verweerder] zijn bezwaren tegen het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ingetrokken. Daar hoeft het hof dan ook niet meer op te beslissen. Dat neemt niet weg dat het hof nog wel ambtshalve dient te beoordelen of [verzoeker1] , [verzoeker2] en [verzoeker3] voldoende belang hebben bij hun verzoek. Het vereiste van voldoende belang raakt immers de openbare orde.
3.5
Naar het oordeel van het hof is sprake van voldoende belang. Dat geldt sowieso voor het eerste onderwerp. Partijen verschillen van mening over de vraag of de eerste of de tweede versie van het maatschapscontract van toepassing is. Maar ook bij een onderzoek naar de vraag wat precies is besproken en/of afgesproken over het toetreden tot de maatschap en/of het overnemen van de onderneming door [verzoeker2] en [verzoeker3] , en of [verweerder] daarover toezeggingen heeft gedaan of verwachtingen heeft gewacht, hebben (in elk geval) [verzoeker2] en [verzoeker3] belang, ook wanneer ervan uitgegaan zou moeten worden dat uiteindelijk geen overeenstemming is bereikt. [verzoeker1] , [verweerder] en [verzoeker3] hebben immers ook gevorderd dat wordt dooronderhandeld.
3.6
Als ervan wordt uitgegaan dat voldoende belang bestaat om over beide onderwerpen getuigen te horen, kan er ook van worden uitgegaan dat voldoende belang bestaat bij het horen van de opgegeven getuigen. Het is voldoende aannemelijk dat deze getuigen iets kunnen verklaren over in elk geval een van beide onderwerpen.
3.7
Het hof ziet geen reden om op een andere grond ambtshalve te beslissen dat het verzoek niet kan worden toegewezen.
3.8
Dat betekent dat het verzoek tot het horen van de in het verzoekschrift vermelde getuigen over de hiervoor vermelde onderwerpen toewijsbaar is.
3.9
In de bodemprocedure zal moeten worden beslist over de kosten van het voorlopig getuigenverhoor (waaronder de kosten van het verzoek).

4.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor van de getuigen
[getuige1] , [getuige2] , [getuige3] , [getuige4] , [verweerder] , [verzoeker1] , [verzoeker2] en [verzoeker3] over de in 3.1 vermelde onderwerpen toe;
bepaalt dat de getuigenverhoren zullen worden gehouden ten overstaan van de bij deze benoemde raadsheer-commissaris W.F. Boele, die nadat partijen uiterlijk 3 september 2024 hun verhinderdata en die van de te horen getuigen voor de maanden oktober 2024 tot en met maart 2025 hebben opgegeven, daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie te Leeuwarden op een door de raadsheer-commissaris te bepalen datum.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. de Hek, R.E. Weening en G.J.M. Verburg en is in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.