ECLI:NL:GHARL:2024:533

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
200.312.251/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschillen tussen zussen over de verdeling van de nalatenschap van hun vader, inclusief deskundigenbenoeming voor hertaxatie van landgoederen

In deze zaak, die zich afspeelt in het erfrecht, zijn twee zussen betrokken bij een geschil over de verdeling van de nalatenschap van hun overleden vader, [erflater], die in 1990 is overleden. De zussen zijn mede-erfgenamen en hebben gezamenlijk de nalatenschap aanvaard, die onder andere bestaat uit landgoederen, een havezate en een agrarisch bedrijf. De rechtbank Overijssel heeft eerder uitspraken gedaan over de verdeling, maar de zussen zijn het niet eens met de uitkomst en hebben hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Het hof heeft in een tussenvonnis deskundigen benoemd om de marktwaarde van de betrokken landgoederen te taxeren. De zussen hebben verschillende vorderingen ingediend, waaronder de wens om de verdeling van de nalatenschap te wijzigen en om een update van de taxatie te laten uitvoeren. Het hof heeft besloten dat er een nieuwe taxatie moet plaatsvinden, waarbij de deskundigen de huidige marktwaarde van de onroerende zaken moeten bepalen. De zussen hebben ook vorderingen ingediend met betrekking tot de inboedel van het Huis [naam1] en de verdeling van geldmiddelen.

De uitspraak van het hof is van belang voor de verdere afhandeling van de nalatenschap en de verdeling van de goederen. Het hof heeft de zaak aangehouden in afwachting van de uitkomst van het deskundigenbericht en heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over de voorgenomen taxatie kenbaar te maken. De beslissing van het hof zal uiteindelijk leiden tot een definitieve verdeling van de nalatenschap, waarbij rekening wordt gehouden met de waardering van de betrokken goederen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.312.251
zaaknummer rechtbank Overijssel 154086
arrest van 23 januari 2024
in de zaak van
[appellante]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiseres in conventie en verweerster in reconventie
hierna:
[appellante]
advocaat mr. G.M. de Weerd, die kantoor houdt in Doorn
tegen

1.[geïntimeerde1]die woont in [woonplaats1]hierna: [geïntimeerde1]

advocaat mr. A. van Weverwijk, die kantoor houdt in Geldermalsen

2. [geïntimeerde2]

die woont in [woonplaats2]
hierna:
[geïntimeerde2]
advocaat mr. M.S. van Gaalen, die kantoor houdt in Amsterdam

3. [geïntimeerde3]

die woont in [woonplaats1]
hierna:
[geïntimeerde3]
advocaat mr. J.H. Hermsen, die kantoor houdt in Zutphen
die ook hoger beroep hebben ingesteld
en bij de rechtbank optraden als gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden]

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellante] heeft beroep ingesteld tegen de tussenvonnissen die en het eindvonnis dat de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, op 8 augustus 2018, 31 oktober 2018,
30 juni 2021 en 2maart 2022 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van [appellante] ;
  • de memorie van grieven tevens wijziging/vermeerdering van eis van [appellante] ;
  • de memorie van antwoord tevens memorie van grieven met wijziging/(voorwaardelijke) vermeerdering van eis in incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde2] ;
  • de memorie van antwoord tevens memorie van grieven met wijziging van eis in incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde3] ;
  • de memorie van antwoord tevens memorie van grieven met wijziging van eis in incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde1] ;
  • de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep tevens correctie van eis van [appellante] ;
  • het tussenarrest van 21 maart 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte van [appellante] van 23 mei 2023 met producties;
  • het H-16 formulier van [geïntimeerde1] van 6 oktober 2023;
  • de akte van [appellante] van 6 oktober 2023 met producties;
  • het H-12 formulier van [geïntimeerde1] van 9 oktober 2023 met een productie;
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 19 oktober 2023 is gehouden;
  • het H-16 formulier van mr. de Weerd met enkele opmerkingen over het proces-verbaal.
Hierna heeft het hof (opnieuw) arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

Partijen zijn zussen en mede-erfgenamen in de nalatenschap van hun vader, [erflater] , overleden [in] 1990. (Hierna wordt onder de nalatenschap ook verstaan die goederen die na het overlijden van vader door de zussen zijn verworven in
- voor ieder één vierde - onverdeelde eigendom. Of sprake is van zaaksvervanging
(artikel 3:167 BW) en die verworven goederen dus tot de nalatenschap van vader behoren of dat - naast de goederen van de nalatenschap - sprake is van een of meer eenvoudige gemeenschappen tussen de zussen, kan hier in het midden blijven, omdat het gaat om een gehele verdeling van een bijzondere gemeenschap (van nalatenschap) en mogelijk een of meer eenvoudige gemeenschappen.)
De nalatenschap omvat een aantal landgoederen, de inboedel van het Huis [naam1] (een havezate) en een (agrarisch) bedrijf in de vorm van een eenmanszaak. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de verdeling van de nalatenschap. De rechtbank heeft daarover een beslissing gegeven. Partijen willen dat die verdeling in hoger beroep wordt gewijzigd.

3.De vaststaande feiten

3.1
[in] 1990 is in Raalte overleden [erflater]
(hierna te noemen: erflater). Hij was op huwelijkse
voorwaarden gehuwd met jonkvrouw [naam2] , overleden [in] 1991. Partijen zijn de kinderen uit dit huwelijk.
3.2
Erflater had op 6 augustus 1982 zijn testament opgemaakt. Daarin heeft hij zijn kinderen benoemd tot zijn enige erfgenamen, tezamen en voor gelijke delen, onder de last van een aantal beschikkingen en legaten. Partijen hebben de nalatenschap zuiver aanvaard.
3.3
Tot de nalatenschap behoren het landgoed [naam1] te [plaats1] met het
apart gerangschikte landgoed [naam3] en het landgoed [naam4] te [plaats2] . Daarnaast
omvat de nalatenschap de inboedel van Huis [naam1] en een (agrarisch) bedrijf. De inboedel is op 4 september 1991 voor de successieaangifte gewaardeerd op fl. 410.685,-.
3.4
In zijn testament heeft erflater onder de letter i van onderdeel IV bepaald:
"Het is mijn uitdrukkelijke wens, dat het Landgoed [naam1] als zodanig in stand blijft.Verder is in het testament bepaald in onderdeel IV onder de letter e:
"Ik bepaal, dat de in het Huis [naam1] aanwezige meubelen, schilderijen en dergelijke,
welke betrekking hebben op mijn familie, alsmede mijn archiefstukken, niet uit het Huis
mogen worden verwijderd, zolang één of meer van mijn afstammelingen eigenaar is/zijn van
dit Huis.(…)Het in de eerste alinea van dit lid bepaalde is niet van toepassing ingeval mijn dochters daaromtrent eenstemmig anders beslissen.”
In onderdeel IV onder letter h heeft erflater nog bepaald:
"Ingeval één van mijn erfgenamen (…) mocht willen overgaan tot vervreemding van haar
onverdeeld aandeel in het Landgoed [naam1] (…) of een gedeelte daarvan zullen mijn overige erfgenamen (... ) het voorkeursrecht tot koop, respectievelijk toescheiding hebben, zulks onder de volgende bedingen (...).”
3.5
Na het overlijden van erflater hebben partijen gezamenlijk het beheer over de landgoederen voorgezet, waarbij zij taken hebben verdeeld. De nalatenschap bleef dus een onverdeelde gemeenschap met de erfgenamen als deelgenoten. Besluitvorming over het beheer vond plaats op basis van onderlinge afstemming, waarbij iedere erfgenaam een recht van veto toekwam. In de loop van de jaren verliep de samenwerking tussen de deelgenoten steeds moeizamer.
3.6
In een beschikking van 6 september 2013 heeft de kantonrechter te Zwolle op verzoek van [geïntimeerde2] een bewind op de voet van artikel 3:168 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor de duur van twee jaar ingesteld over de goederen behorend tot de landgoederen [naam1] en [naam4] , met benoeming van de heer [naam5] tot bewindvoerder. In zijn beslissing heeft de kantonrechter overwogen dat de besluitvorming regelmatig staakt door gebrek aan communicatie, vertrouwen en overeenstemming tussen de deelgenoten.
In een beschikking van dit hof van 4 november 2014 zijn met ingang van 1 december 2014 tot bewindvoerders benoemd de heren [naam6] en [naam7] . Verder is gepreciseerd dat de bewindvoerders beslissen bij het staken van de stemmen van de deelgenoten. Het bewind is telkens verlengd en is geëindigd op 2 maart 2022 doordat toen in een bij voorraad uitvoerbaar verklaard vonnis is beslist over de verdeling van de nalatenschap.

4.De procedure bij en de beslissing van de rechtbank

4.1
[appellante] heeft op 19 maart 2014 de inleidende dagvaarding uitgebracht, strekkend tot verdeling van de nalatenschap.
4.2
Partijen hebben bij de rechtbank over en weer vorderingen ingesteld met betrekking tot die verdeling. Voor wat betreft de landgoederen kwamen die vorderingen er in de kern op neer dat [appellante] en [geïntimeerde1] toedeling aan hen wensten van het Huis [naam1] met enkele omliggende percelen zoals aangegeven op een door hen overgelegde kadastrale kaart van het landgoed [naam1]. Daarnaast verlangden zij toedeling van de landgoederen [naam4] en [naam3] . [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] mochten van hen dan toegedeeld krijgen de rest van landgoed [naam1] . [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] wensten daarentegen dat het landgoed [naam1] geheel aan hen zou worden toegedeeld met uitzondering van het huis [naam8] , de woning van [appellante] . Daarnaast wilden zij toedeling van het landgoed [naam3] . Het landgoed [naam4] en het huis [naam8] mochten van hen dan aan [appellante] worden toegedeeld. Aan [geïntimeerde1] kwam in hun voorstel een (hogere) vergoeding toe uit onderbedeling.
4.3
In een tussenvonnis heeft de rechtbank eerst (drie) deskundigen benoemd om de marktwaarde in het economisch verkeer te bepalen van de landgoederen en van de verschillende onderdelen daarvan die als zelfstandig object verkocht zouden kunnen worden. Als waardepeildatum gold de datum van taxatie. De deskundigen hebben op
25 november 2019 hun rapport uitgebracht. Zij hebben daarin de verschillende landgoederen per 1 november 2019 getaxeerd op de volgende waarden:
- landgoed [naam1] € 23.450.000,-
- landgoed huis [naam3] € 620.000,-
- landgoed [naam4]
€ 6.700.000,-
Totale waarde van alle landgoederen € 30.770.000,-
Daarnaast zijn in het rapport de verschillende onderdelen van de landgoederen afzonderlijk gewaardeerd.
4.4
De rechtbank heeft in het door één rechter gewezen vonnis van 30 juni 2021 een voorgestane verdeling kenbaar gemaakt en de zaak voor verdere behandeling en beslissing verwezen naar de meervoudige kamer. De meervoudige kamer (bestaande uit drie rechters) heeft vervolgens in het vonnis van 2 maart 2022 beslist over de verdeling. Die beslissing luidt als volgt:
3.1.
stelt de verdeling van de registergoederen met toebehoren van de nalatenschap van
[erflater] vast als volgt:
A.aan [appellante] en [geïntimeerde1] , ieder voor de onverdeelde helft:
- het landgoed [naam4] , bestaande uit de percelen zoals genoemd in het deskundigenrapport
met bijbehorende roerende en onroerende zaken, bedrijfsmiddelen, contractuele
verplichtingen, waarde € 6.700.000,00,
- het Huis [naam3] , bestaande uit het perceel zoals genoemd in het deskundigenrapport met
bijbehorende roerende en onroerende zaken, bedrijfsmiddelen, contractuele verplichtingen,
waarde € 620.000,00,
B.aan [appellante]:
- het Huis [naam8] met bijbehorende perceel, waarde € 280.000,00
- een geldvordering op [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] van € 3.752.500,00 wegens onderbedeling,
C.aan [geïntimeerde1]:
- een geldvordering op [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] van € 3.900.500,00 wegens onderbedeling,
- een zakelijk recht van gebruik en bewoning van het huis [naam9] , waarvan de waarde
nader is bepaald op € 132.000,00,
D.aan [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] , ieder voor de onverdeelde helft:
- het landgoed [naam1] , uitgezonderd het Huis [naam8] met bijbehorend perceel,
bestaande uit de percelen zoals genoemd in het deskundigenrapport met bijbehorende
roerende en onroerende zaken, bedrijfsmiddelen, contractuele verplichtingen en onder
bezwaar van het levenslang woonrecht van [geïntimeerde1] van huis [naam9] , waarde
€ 23.038.000,00, onder de verplichting te voldoen:
- een schuld aan [appellante] van € 3.752.500,00 wegens overbedeling,
- een schuld aan [geïntimeerde1] van € 3.900.500,00 wegens overbedeling,
E. bepaalt dat [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] de vergoeding(en) wegens onderbedeling aan [appellante] en [geïntimeerde1]
naar rato in geld moeten voldoen, tenzij en voor zover zij met [appellante] en/of [geïntimeerde1]
overeenstemming over een andere wijze van voldoening bereiken,
F. bepaalt dat de voldoening van de door [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] aan [appellante] en [geïntimeerde1] onder D.
genoemde verschuldigde vergoedingen wegens overbedeling als volgt steeds naar rato moet
plaatsvinden:
1) betaling van € 2.000.000,00 bij het passeren van de akte tot verdeling, en
2) betaling van het resterende deel in zes jaarlijkse termijnen, d.w.z. de eerste termijn één
jaar na het passeren van de akte en vervolgens telkens een jaar later een termijn, waarbij de
eerste vijf termijnen telkens € 1.000.000,00 bedragen en de laatste (zesde) termijn het alsdan
resterend eindbedrag van € 653.000,00, of zoveel eerder als mogelijk is,
G. bepaalt dat [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] over het door hen aan [appellante] en [geïntimeerde1] verschuldigde, niet
voldane gedeelte van de vergoedingen wegens overbedeling, aan [appellante] en [geïntimeerde1] , elk voor
zover het hun recht betreft, een rentevergoeding moeten voldoen van 2 % per jaar, vanaf de
dag van het passeren van de verdelingsakte en telkens tot aan de dag van betaling van het
(deel) verschuldigde,
3.2.
verstaat dat de roerende zaken die behoren bij of onlosmakelijk deel uitmaken van
onroerende zaken, zoals zij verdeling daarvan zal bepalen, van die verdeling deel uitmaken,
3.3.
bepaalt de verdeling van de roerende zaken in het huis [naam1] tussen partijen
zodanig dat:
- deze goederen over partijen gelijkelijk en tot een gelijke waarde per aandeel worden
verdeeld, in die zin dat elke der deelgenoten recht heeft op een vierde aandeel,
- dat ieders aandeel fysiek in het huis aanwezig blijft,
- voor de verdeling in vier gelijke c.q. gelijkwaardige delen als uitgangspunt de
waardebepaling volgens het taxatierapport van 30 augustus 1991 geldt,
- de verdeling moet geschieden door een boedelnotaris,
- indien een partij het haar toekomende aandeel wil overdragen aan een mede-rechthebbende op een aandeel, aan die partij die mede-rechthebbende de waarde van het overgedragen aandeel moet vergoeden,
- partijen hun aandeel zonder enige verrekening kunnen overdragen aan een op te richten
stichting met als doel het behouden en beheren van de roerende zaken in het huis,
3.4.
bepaalt dat de verdeling van de aanwezige geldmiddelen per datum van dit vonnis,
na aftrek van de op de integrale verdeling van de nalatenschap betrekking hebbende kosten,
en/of na aftrek van kosten/schulden (al dan niet) als bedoeld in artikel 3:178 lid 2 BW,
geschiedt in vier gelijke delen over partijen,
3.5.
veroordeelt partijen om hun medewerking te verlenen aan de verdeling(en) zoals
hiervoor vastgesteld en te gehengen en te gedogen dat de verdeling(en) op de in dit vonnis
bepaalde wijze plaatsvindt,
3.6.
veroordeelt partijen om hun medewerking te verlenen aan de vestiging van
zakelijke rechten voor zover die ter realisering van de verdeling noodzakelijk is,
3.7.
benoemt tot boedelnotaris om de verdeling bij akte te verlijden [naam10]
van Notariaat [naam11] in [plaats1] ,
3.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.9.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.

5.De vorderingen in hoger beroep

Partijen zijn het op diverse, onderling verschillende, onderdelen niet mee eens met deze beslissing en verlangen een (gedeeltelijk) andere verdeling.
Verkort weergegeven vorderen zij het volgende:
[appellante]:
a) toedeling aan haar en [geïntimeerde1] van het Huis [naam1] met omliggende percelen als aangegeven op de overgelegde kadastrale kaart van het landgoed [naam1] (onderdeel van productie 20 bij akte van 10 oktober 2023), en ook toedeling van het landgoed [naam3] . Subsidiair wil zij dat aan haar van het landgoed [naam1] wordt toegedeeld het huis
[naam8] , met inbegrip van kavel F 2041;
b) uitbetaling van door [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] verschuldigde vergoedingen wegens overbedeling in de vorm van overdracht van onroerend goed behorend bij het landgoed [naam1] . Subsidiair dient uitbetaling in geld direct plaats te vinden, dan wel in een termijn van hooguit drie jaar, te vermeerderen met een marktconforme/zakelijke rente;
c) een voorkeursrecht van koop te verbinden aan alle onroerende zaken van landgoed [naam1] , zoals bepaald in het testament;
d) een update te gelasten van het deskundigenbericht naar de marktwaarde in het economisch verkeer nu, daarbij rekening houdend met de omstandigheid dat als gevolg van fiscale regelgeving en marktontwikkelingen landgoederen voor de eigenaren een hogere waarde hebben dan de waarde in het economisch verkeer;
e) te bepalen dat [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] hypothecaire zekerheid dienen te stellen voor de door hen te betalen vergoedingen aan overbedeling;
f) een anti-speculatiebeding met een duur van 25 jaar, te koppelen aan de aan [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] toe te delen onroerende zaken;
g) een deskundigenbericht te gelasten om de fiscale nadelen te bepalen van de door de rechtbank bepaalde wijze van verdeling;
h) de inboedel van het Huis [naam1] te verdelen in gelijke delen;
i. i) de aanwezige geldmiddelen te verdelen in gelijke delen, subsidiair partijen te veroordelen om mee te werken aan een ten overstaan van de notaris vast te stellen verdeling van de roerende zaken (inboedel en overige roerende zaken);
h) een boedelnotaris te benoemen die de verdeling zal effectueren, met benoeming van onzijdige personen.
[geïntimeerde1] :a) hetzelfde als [appellante] voor wat betreft de verdeling van de onroerende zaken. Subsidiair verlangt zij toedeling van huis [naam9] met omliggende percelen, landgoed [naam3] en de helft van landgoed [naam4] ;
b) ook voor het overige vordert zij hetzelfde als [appellante] ;

ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv);

c) [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] te verplichten tot het in het geding brengen van bankafschriften over de periode vanaf 1 januari 2018, en het kasboek over diezelfde periode waaruit de houtopbrengsten kunnen blijken.
[geïntimeerde2] :a) bekrachtiging van de vonnissen van de rechtbank van 30 juni 2021 en 2 maart 2022 met enkele aanvullingen:
- veroordeling van [appellante] en [geïntimeerde1] om mee te werken aan een akte van verdeling, binnen drie maanden na dit arrest, bij gebreke waarvan dit arrest in de plaats zal treden van de benodigde handtekening en medewerking als bedoeld in
art. 3:330 lid 2 BW;
- dat de arbeidsovereenkomst met de heer [naam12] zal worden voortgezet door [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] en die met de heer [naam13] door [appellante] en [geïntimeerde1] ;
- dat partijen worden veroordeeld om de inboedel in te brengen in een op te richten stichting;
b) voorwaardelijk, in geval van vernietiging van het vonnis:
toedeling aan haar van het landgoed [naam4] en de blote eigendom van het huis [naam14] .
[geïntimeerde3] :
a. a) gedeeltelijke vernietiging van de vonnissen van 30 juni 2021 en 2 maart 2022 in die zin dat haar overbedelingsschulden worden verminderd op de verschillende daarvoor door haar aangevoerde gronden. Subsidiair dat haar het recht toekomt haar aandeel in de inboedel van Huis [naam1] te verkopen;
b) hetzelfde als [geïntimeerde2] hiervoor onder a) eerste en tweede aandachtsstreepje;
c) dat aan [appellante] en/of [geïntimeerde1] gronden worden toebedeeld die door [geïntimeerde3] zijn voorgedragen ter betaling van haar overbedelingsschuld.

6.Het oordeel van het hof

De vordering van [geïntimeerde1] ex artikel 843a Rv
6.1
[geïntimeerde1] heeft deze vordering als laatste opgenomen in haar vorderingen in hoger beroep. In haar memorie van grieven heeft zij de achtergrond van deze eisvermeerdering niet toegelicht en die is voorafgaand aan de mondelinge behandeling ook onopgemerkt gebleven. Tijdens de mondelinge behandeling is die eisvermeerdering alsnog aan de orde gekomen. De andere partijen hebben toen tegen die vermeerdering op zichzelf geen bezwaar gemaakt en zij hebben zich alsnog over de vordering kunnen uitlaten. Omdat die ook tijdig is ingesteld wordt toegelaten.
6.2
Uit de context waarin de vordering is ingesteld, leidt het hof af dat [geïntimeerde1] heeft bedoeld de vordering op te werpen als een incident, waarop eerst en vooraf wordt beslist.
6.3
[geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] hebben aangevoerd dat voor de vordering geen grond bestaat omdat [geïntimeerde1] toegang heeft tot alle bankafschriften. Dat is door [geïntimeerde1] niet gemotiveerd weersproken. Verder hebben [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] aangevoerd dat de houtopbrengsten niet meer worden bijgehouden in een kasboek, maar worden gestort op de bankrekening. Ook die stelling is niet gemotiveerd weersproken door [geïntimeerde1] . (Toewijzing van) de vordering ex 843a Rv voegt in die situatie niets toe, zodat [geïntimeerde1] bij toewijzing daarvan onvoldoende belang heeft. Ook de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit verzetten zich in die situatie tegen toewijzing van die vordering. De vordering zal daarom worden afgewezen. Omdat aan de behandeling van het incident geen noemenswaardige kosten toegerekend kunnen worden, aangezien die enkel heeft plaatsgevonden in de loop van de mondelinge behandeling van de hoofdzaak, zal worden bepaald dat iedere partij de eigen kosten in het incident dient te dragen.
De verdeling van de landgoederen
6.4
De vorderingen die partijen op dit punt in hoger beroep primair naar voren hebben gebracht, komen in grote lijnen overeen met hun primaire vorderingen in de procedure bij de rechtbank.
6.5
[appellante] en [geïntimeerde1] hebben gevorderd dat voor de verdeling eerst een update plaatsvindt van de door de deskundigen in 2019 vastgestelde marktwaarde van de landgoederen. Uit wat zij tijdens de mondelinge behandeling hier nog over hebben gezegd, begrijpt het hof dat een update voor hen echter niet hoeft als het hof een verdeling bepaalt die overeenkomt met hun vorderingen, omdat dan slechts sprake zal zijn van beperkte vorderingen/schulden uit onder- en overbedeling. Voor [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] is een update niet nodig.
6.6
Voorafgaand aan een verdeling dient eerst inzicht te zijn verkregen in de waarde van de te verdelen zaken en goederen. De verdeling is de volgende stap nadat dat inzicht is verkregen. Het omdraaien van die volgorde zoals [geïntimeerde1] en [appellante] voorstellen acht het hof niet opportuun. Dat kan afbreuk doen aan de objectiviteit van de taxatie en de beoordeling daarvan door partijen.
Als, zoals hier, de vaststelling van de verdeling door de rechtbank in hoger beroep opnieuw aan de orde is gesteld en daarover opnieuw moet worden beslist, geldt de datum van de uitspraak in hoger beroep als de datum van de verdeling. Als peilmoment voor de waardering van de tot de gemeenschap behorende goederen geldt dan de datum van de uitspraak in hoger beroep, tenzij partijen een andere datum zijn overeengekomen, of als op grond van redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aanvaard. [1] Omdat de eerdere waardebepaling van de onroerende zaken dateert van 1 november 2019 en sedertdien inmiddels dus meer dan vier jaar zijn verstreken, bestaat gezien de algemene ontwikkeling van de onroerend goed markt in de afgelopen jaren, een reële mogelijkheid dat de waarde van de landgoederen inmiddels in relevante mate gewijzigd zal zijn. Daaruit volgt dat voordat het hof zal beslissen over de verdeling eerst een nieuwe taxatie van de tot de landgoederen behorende onroerende zaken dient plaats te vinden door deskundigen op de voet van artikel 194 Rv.
6.7
Partijen hebben voorgesteld om dan dezelfde deskundigen te benoemen die in 2019 de taxatie hebben verricht, maar met de beperkte(re) taak om op basis van het deskundigenrapport van 25 november 2019, de huidige marktwaarde van de onroerende zaken opnieuw te bepalen. Het hof kan zich in dat voorstel vinden.
Partijen hebben, met uitzondering van het hierna te bespreken voorstel van [appellante] , aangegeven dat die taxatie kan worden verricht op basis van dezelfde grondslagen als die waarop het rapport van 2019 is gebaseerd. Ook daar kan het hof zich in vinden.
6.8
[appellante] stelt aanvullend voor dat de deskundigen in hun taxatie tevens het aspect betrekken dat als gevolg van fiscale regelgeving en marktontwikkelingen, landgoederen voor de eigenaren een hogere waarde hebben dan de waarde in het economisch verkeer. [geïntimeerde1] heeft zich bij dat voorstel aangesloten, maar [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] niet.
6.9
Het hof neemt het voorstel niet over. Bij de verdeling gaat het om de marktwaarde die de landgoederen hebben op het tijdstip van de verdeling. In die marktwaarde zijn alle omstandigheden verdisconteerd die in de markt de waarde van de landgoederen bepalen. (Fiscale) voordelen die aan de eigendom van land zijn verbonden en niet al van invloed zijn geweest op de marktwaarde van het land, dienen daarbij in beginsel buiten beschouwing te blijven. Voordelen die voortvloeien uit de wijze waarop een eigenaar zijn (land)eigendom beheert en exploiteert, betreffen toekomstige omstandigheden waar in het kader van een verdeling in beginsel niet op vooruitgelopen kan worden. Bijzondere omstandigheden waarom dat in dit geval anders zou zijn, zijn niet aangevoerd.
6.1
Het hof heeft daarom het voornemen om in deze zaak als deskundigen te benoemen:
a) [deskundige1] te [plaats3] ;
b) [deskundige2] te [plaats4] ;
c) [deskundige3] te [plaats5] ,
en aan hen de volgende opdracht te verstrekken:
- wilt u op de grondslagen en de uitkomsten van de taxaties die u als gerechtelijk deskundigen in 2019 hebt verricht, zoals die zijn vastgelegd in het deskundigenrapport van 25 november 2019, opnieuw een taxatie verrichten van de landgoederen [naam1] , [naam4] en het huis [naam3] en de daarvan deel uitmakende deelobjecten zoals getaxeerd in het deskundigenrapport, naar hun marktwaarde in het economisch verkeer per datum taxatie;
- wilt u daartoe nogmaals de opdracht uitvoeren die aan u is gegeven in het vonnis van 8 augustus 2018, met uitzondering van de opdracht gegeven onder B sub 2 (omdat die opdracht bij de uitvoering ervan geen zelfstandige betekenis bleek te hebben), waarbij de opdracht is beperkt tot een actualisering van de bij de uitvoering van de vorige opdracht getaxeerde waarden.
6.11
Het hof heeft contact opgenomen met de beoogde deskundigen en zij hebben zich bereid verklaard om opnieuw als gerechtelijk deskundigen te worden benoemd en hebben verklaard vrij te staan van partijen en zich in staat te achten om de voorgenomen opdracht uit te voeren. De deskundigen hebben aangegeven een voorschot te verlangen van € 67.000,- inclusief btw als de opdracht inhoudt een algehele heroverweging en opname. Beperkt de opdracht zich tot alleen een markttechnische update, dan volstaat een voorschot van 60% van voormeld bedrag. De brief gedateerd 22 december 2023 waarin de deskundigen het door hen verlangde voorschot en het verschil tussen beide taxaties hebben toegelicht wordt gelijktijdig met dit arrest toegezonden aan partijen. Het te betalen voorschot zal door partijen ieder voor een gelijk deel voldaan moeten worden.
6.12
Over de deskundige [deskundige1] maakt het hof partijen erop opmerkzaam dat hij als deskundig lid is verbonden aan de pachtkamer van dit hof, met als zittingslocatie Arnhem.
Geen van de leden van de combinatie die deze zaak behandelt is lid of lid geweest van de pachtkamer.
6.13
Voordat het hof overgaat tot de benoeming van de deskundigen zullen partijen eerst nog in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over de voorgenomen vraagstelling aan de deskundigen, de wijze van taxatie (algehele heroverweging of alleen een markttechnische update) en het door de deskundigen verlangde voorschot. Als een partij vindt dat de hoedanigheid van de heer [deskundige1] als deskundig lid van de pachtkamer van dit hof aan zijn benoeming als deskundige in deze zaak in de weg staat, kan die partij dat ook in haar akte kenbaar maken. De zaak zal voor het nemen van de akten worden verwezen naar de hierna te noemen roldatum.
Voor het overige
6.14
[appellante] heeft nog gevorderd dat er een deskundige wordt benoemd om de fiscale nadelen te bepalen van de door de rechtbank bepaalde wijze van verdeling. Voor de benoeming van een degelijke deskundige is geen grond aanwezig. In de eerste plaats heeft de beslissing van de rechtbank geen effect gesorteerd nu daaraan in afwachting van de uitkomst van dit hoger beroep geen uitvoering is gegeven. Aan die uitspraak zal ook geen effect gaan toekomen omdat, zoals hiervoor is overwogen, door dit hoger beroep het tijdstip van de verdeling verschuift naar het tijdstip waarop in hoger beroep zal worden beslist. Bovendien geldt ook hier dat fiscale aspecten van de situatie zoals die (mogelijk) zal zijn na de verdeling toekomstige omstandigheden betreffen. Die fiscale gevolgen zullen afhangen van wat ieder met aan haar toegedeelde goederen/zaken en met de al dan niet te ontvangen geldbedragen gaat doen. Daarop kan in de verdeling niet vooruitgelopen worden. Bijzondere omstandigheden waarom dat in dit geval anders zou zijn, zijn niet aangevoerd.
6.15
Onderdeel van de te verdelen goederen vormt de inboedel van het Huis [naam1] . [geïntimeerde2] heeft die inboedel laten taxeren op 25 oktober 2021. Volgens die taxatie bedraagt de waarde van de inboedel € 2.918.550,-. Partijen hebben geen bezwaar geuit tegen die taxatie en geen van partijen heeft de wens geuit om die taxatie in het kader van de in deze zaak te nemen beslissing over de verdeling van de nalatenschap, opnieuw te laten verrichten door een gerechtelijk deskundige. De datum waarop de taxatie heeft plaatsgevonden ligt ook gelet op de aard van de getaxeerde goederen, in tijd nog niet zo ver weg dat een taxatie door een gerechtelijk deskundige noodzakelijk is; het hof gaat ervan uit dat de getaxeerde waarde ook bij de verdeling de werkelijke waarde nog zal benaderen. Bij de verdere beslissing zal voor de waarde van inboedel van Huis [naam1] dus van die waarde worden uitgegaan. [geïntimeerde3] heeft opgemerkt dat van de inboedel ook nog uitmaken een aantal geweren en dat die niet zijn meegenomen in de taxatie. Volgens [geïntimeerde3] bedraagt de waarde van de collectie geweren zo’n € 200.000,-. Zij heeft die stelling echter niet onderbouwd. De taxateur van de inboedel, de heer [naam15] , heeft in een aanvullend bericht verklaard dat de geweren naar zijn indruk weinig waarde vertegenwoordigden, behalve een jachtgeweer met daarop het familiewapen van [naam16] . [naam15] heeft aan de geweren echter niet alsnog een waarde toegekend; hij acht zich geen specialist op het gebied van wapens. In de taxatie van de inboedel in 1991 waren de geweren opgenomen voor fl. 4.810,-. Het hof zal bij die stand van zaken de waarde van de inboedel ex aequo et bono nog verhogen met een bedrag van € 10.000,- derhalve tot € 2.928.550,-.
6.16
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden in afwachting van de uitkomst van het deskundigenbericht.

7.De beslissing

Het hof:
- in het incident ex artikel 843a Rv:
wijst de vordering af;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen;
-
verwijst de zaak naar de rolzitting van 20 februari 2024 voor akten uitlating partijen als hiervoor aangegeven onder overweging 6.13;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.E. Mulder, L. van Dijk en R.E. Brinkman, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
23 januari 2024.

Voetnoten

1.Hoge Raad 8 december 2023; ECLI:NL:HR:2023:1722