Uitspraak
en bij de rechtbank optrad als eiseres in conventie en verweerster in reconventie
hierna:
[appellante]
1.[geïntimeerde1]die woont in [woonplaats1]hierna: [geïntimeerde1]
2. [geïntimeerde2]
[geïntimeerde2]
3. [geïntimeerde3]
[geïntimeerde3]
[geïntimeerden]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van [appellante] ;
- de memorie van grieven tevens wijziging/vermeerdering van eis van [appellante] ;
- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven met wijziging/(voorwaardelijke) vermeerdering van eis in incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde2] ;
- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven met wijziging van eis in incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde3] ;
- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven met wijziging van eis in incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde1] ;
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep tevens correctie van eis van [appellante] ;
- het tussenarrest van 21 maart 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte van [appellante] van 23 mei 2023 met producties;
- het H-16 formulier van [geïntimeerde1] van 6 oktober 2023;
- de akte van [appellante] van 6 oktober 2023 met producties;
- het H-12 formulier van [geïntimeerde1] van 9 oktober 2023 met een productie;
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 19 oktober 2023 is gehouden;
- het H-16 formulier van mr. de Weerd met enkele opmerkingen over het proces-verbaal.
2.De kern van de zaak
- voor ieder één vierde - onverdeelde eigendom. Of sprake is van zaaksvervanging
De nalatenschap omvat een aantal landgoederen, de inboedel van het Huis [naam1] (een havezate) en een (agrarisch) bedrijf in de vorm van een eenmanszaak. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de verdeling van de nalatenschap. De rechtbank heeft daarover een beslissing gegeven. Partijen willen dat die verdeling in hoger beroep wordt gewijzigd.
3.De vaststaande feiten
4.De procedure bij en de beslissing van de rechtbank
- landgoed [naam1] € 23.450.000,-
- landgoed huis [naam3] € 620.000,-
- landgoed [naam4]
€ 6.700.000,-
5.De vorderingen in hoger beroep
a) toedeling aan haar en [geïntimeerde1] van het Huis [naam1] met omliggende percelen als aangegeven op de overgelegde kadastrale kaart van het landgoed [naam1] (onderdeel van productie 20 bij akte van 10 oktober 2023), en ook toedeling van het landgoed [naam3] . Subsidiair wil zij dat aan haar van het landgoed [naam1] wordt toegedeeld het huis
f) een anti-speculatiebeding met een duur van 25 jaar, te koppelen aan de aan [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] toe te delen onroerende zaken;
h) een boedelnotaris te benoemen die de verdeling zal effectueren, met benoeming van onzijdige personen.
ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv);
6.Het oordeel van het hof
Als, zoals hier, de vaststelling van de verdeling door de rechtbank in hoger beroep opnieuw aan de orde is gesteld en daarover opnieuw moet worden beslist, geldt de datum van de uitspraak in hoger beroep als de datum van de verdeling. Als peilmoment voor de waardering van de tot de gemeenschap behorende goederen geldt dan de datum van de uitspraak in hoger beroep, tenzij partijen een andere datum zijn overeengekomen, of als op grond van redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aanvaard. [1] Omdat de eerdere waardebepaling van de onroerende zaken dateert van 1 november 2019 en sedertdien inmiddels dus meer dan vier jaar zijn verstreken, bestaat gezien de algemene ontwikkeling van de onroerend goed markt in de afgelopen jaren, een reële mogelijkheid dat de waarde van de landgoederen inmiddels in relevante mate gewijzigd zal zijn. Daaruit volgt dat voordat het hof zal beslissen over de verdeling eerst een nieuwe taxatie van de tot de landgoederen behorende onroerende zaken dient plaats te vinden door deskundigen op de voet van artikel 194 Rv.
Partijen hebben, met uitzondering van het hierna te bespreken voorstel van [appellante] , aangegeven dat die taxatie kan worden verricht op basis van dezelfde grondslagen als die waarop het rapport van 2019 is gebaseerd. Ook daar kan het hof zich in vinden.
a) [deskundige1] te [plaats3] ;
b) [deskundige2] te [plaats4] ;
c) [deskundige3] te [plaats5] ,
- wilt u op de grondslagen en de uitkomsten van de taxaties die u als gerechtelijk deskundigen in 2019 hebt verricht, zoals die zijn vastgelegd in het deskundigenrapport van 25 november 2019, opnieuw een taxatie verrichten van de landgoederen [naam1] , [naam4] en het huis [naam3] en de daarvan deel uitmakende deelobjecten zoals getaxeerd in het deskundigenrapport, naar hun marktwaarde in het economisch verkeer per datum taxatie;
- wilt u daartoe nogmaals de opdracht uitvoeren die aan u is gegeven in het vonnis van 8 augustus 2018, met uitzondering van de opdracht gegeven onder B sub 2 (omdat die opdracht bij de uitvoering ervan geen zelfstandige betekenis bleek te hebben), waarbij de opdracht is beperkt tot een actualisering van de bij de uitvoering van de vorige opdracht getaxeerde waarden.
Geen van de leden van de combinatie die deze zaak behandelt is lid of lid geweest van de pachtkamer.
7.De beslissing
wijst de vordering af;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 20 februari 2024 voor akten uitlating partijen als hiervoor aangegeven onder overweging 6.13;