ECLI:NL:GHARL:2024:5281

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
200.334.230/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de toewijzing van een bedrag van € 100.000 na overlijden van een tante en de rol van de executeur testamentair

In deze zaak gaat het om de vraag aan wie het totaal van € 100.000 toekomt dat vlak voor het overlijden van wijlen [erflaatster], de tante van de executeur, is overgemaakt naar een vruchtgebruikrekening. De appellante, die hoger beroep heeft ingesteld, was bij de rechtbank gedaagde in conventie en eiseres in reconventie. De executeur, die ook neef van de erflaatster is, heeft de gelden geclaimd. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de overboekte bedragen onverschuldigd zijn betaald en dat de appellante deze aan de executeur moet terugbetalen. De appellante is het hier niet mee eens en stelt dat zij als rechthebbende op het bedrag moet worden aangemerkt.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de bestreden vonnissen in stand blijven. De bezwaren van de appellante zijn niet voldoende onderbouwd om de eerdere oordelen van de rechtbank te weerleggen. Het hof heeft vastgesteld dat de overboekingen het gevolg waren van een misverstand en dat de executeur en zijn vrouw geloofwaardige verklaringen hebben afgelegd over de gang van zaken. De appellante heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de conclusie van de rechtbank kunnen ontkrachten.

Uiteindelijk heeft het hof de appellante niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen eerdere vonnissen en het vonnis van de rechtbank van 2 augustus 2023 bekrachtigd. De appellante is veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep aan de executeur.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.334.230/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 211145
arrest van 20 augustus 2024
in de zaak van
[appellante],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. D.S.M. Wouda in Groningen,
tegen
[geïntimeerde]in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [erflaatster] ,
die woont in [woonplaats2] ,
en bij de rechtbank optrad als eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna:
de executeur,
advocaat: mr. J.T. Schlepers in Beilen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen die de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, op 12 oktober 2022, 8 februari 2023 en 2 augustus 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit de dagvaarding in hoger beroep, de memorie van grieven en de memorie van antwoord.

2.De kern van de zaak

2.1
Het gaat in deze zaak om de vraag aan wie het totaal van € 100.000 toekomt dat vlak voor het overlijden van wijlen [erflaatster] , de tante van de executeur, is overgemaakt naar een vruchtgebruikrekening op naam van [erflaatster] en [appellante] . De discussie daarover heeft de volgende achtergrond.
2.2
De executeur is een neef (tantezegger) van [erflaatster] , die een affectieve relatie had met de vader van [appellante] [naam1] . [naam1] is op 7 september 1997 overleden. In zijn testament heeft hij [appellante] tot zijn enig erfgenaam benoemd. Verder heeft hij aan [erflaatster] het levenslange vruchtgebruik van zijn gehele nalatenschap gelegateerd, onder de verplichting daarvoor zekerheid te stellen. [erflaatster] heeft ter voldoening aan die verplichting bij de ABN AMRO bank een vruchtgebruik(kapitaal)rekening geopend. Het saldo van de nalatenschap van [naam1] van (omgerekend) € 113.883,82 is op deze rekening overgemaakt.
2.3
In december 2001 heeft [erflaatster] onbevoegd beleggingen gedaan met tegoeden op deze rekening. Het saldo is nadien aangezuiverd.
2.4
Ongeveer twee decennia later, in januari en februari 2021, is in totaal € 100.000 vanaf de ING betaalrekening van [erflaatster] naar de vruchtgebruikrekening overgemaakt, waarna het saldo van de vruchtgebruikrekening € 213.833,82 bedroeg. Zij was toen 95 jaar en is kort daarna, op 6 maart 2021, overleden. Onder bezwaar van drie legaten heeft zij het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis tot haar enig erfgenaam benoemd.
2.5
De executeur en [appellante] hebben ieder voor zich aanspraak gemaakt op de gelden die in 2021 zijn overgeboekt. Na bewijsvoering heeft de executeur daarin gelijk gekregen: de rechtbank heeft ‘voor recht’ verklaard dat de overgeboekte bedragen onverschuldigd zijn betaald en door [appellante] aan de executeur moeten worden overgemaakt. [appellante] is bevolen daaraan mee te werken, en de executeur is gemachtigd dit zelf te bewerkstelligen als [appellante] dat niet doet. De vorderingen van [appellante] zijn afgewezen.
2.6
De bedoeling van het hoger beroep is dat [appellante] alsnog in plaats van de executeur in het gelijk wordt gesteld en als rechthebbende op het in 2021 overgeboekte bedrag kan worden aangemerkt.

3.Het oordeel van het hof

3.1
Het hof zal oordelen dat de bestreden vonnissen in stand blijven. De bezwaren (grieven), die zich in essentie allemaal richten tegen de bewijsoverwegingen van de rechtbank in het eindvonnis van 2 augustus 2023, zullen gezamenlijk worden behandeld. Tegen de vonnissen van 12 oktober 2022 en 8 februari 2023 heeft [appellante] geen kenbare grieven gericht, zodat zij in zoverre in haar hoger beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
3.2
Het hof kan kort zijn: [appellante] heeft in haar grieven niets aangevoerd dat af kan doen aan de constatering van de rechtbank dat de aanleiding voor het doen van de overboekingen een misverstand is geweest en de beslissingen die daaruit voortvloeien. Het hof schaart zich volledig achter die overwegingen en beslissingen, en voegt daar voor de duidelijkheid nog het volgende aan toe.
3.3
Volgens [appellante] is het motief voor de overboeking van het geld op de vruchtgebruikrekening niet opgehelderd, maar is het ‘niet ondenkbaar’ dat [erflaatster] gezien de geschiedenis tussen beiden een motief heeft gehad om een bedrag over te maken (het hof leest: te schenken) aan de dochter van haar overleden partner.
3.4
Het hof is van oordeel dat dit motief juist slecht denkbaar is. Hoewel de gemeenschappelijke woning van [naam1] en [erflaatster] eigendom was van de laatste, heeft [appellante] er kennelijk op grond van uitlatingen van haar vader op vertrouwd dat zij die woning van [erflaatster] zou erven. Maar vijftien jaar na zijn dood heeft [erflaatster] op
11 december 2012 een testament opgemaakt waarin [appellante] niet als erfgenaam is aangewezen of enig vorderingsrecht aan haar is toegekend. Kennelijk vond [erflaatster] toen niet dat zij iets aan [appellante] verschuldigd was. Volgens [appellante] zelf waren de verhoudingen toen al geruime tijd (sinds de dood van haar vader) ernstig verstoord geraakt. Tekenend voor de nadien ontstane spanningen is de aangifte van fraude, valsheid in geschrifte en verduistering die [appellante] eind 2001 tegen [erflaatster] heeft gedaan, toen zij had geconstateerd dat ongeveer 45.000 euro van de vruchtgebruikrekening was afgeboekt. Het hof heeft in die situatie geen aanknopingspunten voor de veronderstelling dat [erflaatster] vervolgens, kort voor haar dood, ‘als goed katholiek’ [appellante] nog wel met een ton heeft willen compenseren.
3.5
Bovendien is het motief voor de overboeking juist wel opgehelderd. Daarover zijn door de executeur en zijn vrouw – die beiden geen financieel belang hebben bij de uitkomst van dit geschil – duidelijke, onderling overeenstemmende en geloofwaardige verklaringen afgelegd. [appellante] heeft hun lezing van de gang van zaken niet met kracht van argumenten ter discussie gesteld. De gang van zaken die door deze twee getuigen wordt beschreven, is de volgende.
3.6
De beëindiging van de beleggingsactiviteiten van [erflaatster] resulteerden in een bijboeking van ongeveer € 118.000 op haar ING-rekening. De executeur kon de herkomst van dat hoge bedrag niet ontdekken en zijn tante, die inmiddels al wat in de wereld verloren was geraakt, gaf desgevraagd steeds aan het ook niet te weten. De executeur herinnerde zich nog wel dat [erflaatster] een oude vruchtgebruikrekening had waarop ongeveer eenzelfde bedrag was overgemaakt, maar zijn tante kon niet zeggen of het geld van die rekening afkomstig was. De executeur – die geen inzicht in deze vruchtgebruikrekening had, maar zich wel realiseerde dat zijn tante daarvan geen geld mocht opnemen – was bang dat dit wel het geval was, en heeft zijn tante om die reden geadviseerd het geld op deze rekening te storten, ook omdat ze volgens de vrouw hadden begrepen dat het bedrag er moest staan voor het overlijden. Het zou volgens hem eventueel altijd nog teruggeboekt kunnen worden. Met instemming van zijn tante heeft de executeur dat vervolgens in drie delen via zijn eigen bank-app gedaan. Pas na het overlijden van [erflaatster] , toen hij volledig inzicht had gekregen in de financiële situatie, kwam de executeur erachter dat een ton teveel op de vruchtgebruikrekening stond.
3.7
Die verklaringen worden ondersteund door hun brief van 12 mei 2021 aan de notaris, waaruit blijkt dat zij er toen nog vanuit gingen dat op de vruchtgebruikrekening alleen het door [erflaatster] begin 2021 gestorte bedrag van € 100.000,- stond.
3.8
De conclusie van de rechtbank dat de executeur in dat geval een vordering op [appellante] heeft omdat de overboekingen zonder rechtsgrond zijn verricht, houdt het hof daarmee voor juist. [appellante] heeft niets aangevoerd dat tot een andere conclusie kan leiden.
De conclusie
3.9
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat [appellante] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor betekening van de uitspraak. [1]

4.De beslissing

Het hof:
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 12 oktober 2022 en 8 februari 2023;
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van
2 augustus 2023;
veroordeelt [appellante] tot betaling van de volgende proceskosten van de executeur:
€ 343 aan procedurele kosten
€ 3.572 aan salaris van de advocaat van de executeur (1 procespunt x appeltarief V)
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, W.F. Boele en O.E. Mulder, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2024.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.