ECLI:NL:GHARL:2024:5241
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering gevangenhouding en gevangenneming in hoger beroep na termijnverzuim
Op 15 augustus 2024 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot gevangenhouding van een verdachte, die eerder op 19 december 2022 in verzekering was gesteld. De rechtbank Noord-Nederland had op 18 juli 2024 de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren en 4 maanden voor mishandeling met voorbedachten rade. Na de schorsing van de voorlopige hechtenis op 22 december 2022, werd de verdachte op 22 juli 2024 opnieuw aangehouden. De advocaat-generaal diende op 9 augustus 2024 een vordering in tot gevangenhouding, maar het hof oordeelde dat deze vordering niet kon worden toegewezen omdat de bewaring al was geëindigd op 5 augustus 2024. De advocaat-generaal stelde dat de vordering tot gevangenhouding abusievelijk niet tijdig was ingediend en vroeg subsidiair om gevangenneming, gebaseerd op artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof oordeelde echter dat ook deze subsidiaire vordering moest worden afgewezen, omdat niet voldaan was aan de vereisten van artikel 66a, dat een gevangenisstraf van acht jaar of meer vereist voor toepassing. Het hof benadrukte dat de bewaring en gevangenhouding verschillende juridische figuren zijn, waarbij de bewaring tijdelijk is en niet verlengd kan worden. De vordering van de advocaat-generaal werd dan ook afgewezen.