In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 augustus 2024 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. [appellant] had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank, waarin hij en zijn broer, [naam1], als kopers waren betrokken bij een koop-/aannemingsovereenkomst met Smart Comfort Home Project Ontwikkeling B.V. (SCH). De rechtbank had [appellant] c.s. in conventie veroordeeld tot betaling van openstaande facturen, terwijl SCH in reconventie was veroordeeld tot het aanbrengen van gebreken aan de gekochte bedrijfsunit. SCH had een incidentele vordering ingesteld tot niet-ontvankelijkheid van [appellant] in het hoger beroep, stellende dat er sprake was van een processueel ondeelbare rechtsverhouding, omdat [appellant] en [naam1] afzonderlijke appelprocedures hadden aangespannen. Het hof heeft deze incidentele vordering afgewezen, oordelend dat er geen sprake was van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Het hof concludeerde dat de uitspraak niet voor alle betrokkenen gelijkluidend hoefde te zijn en dat de belangen van SCH om geen dubbele griffierechten te betalen niet voldoende waren om een processueel ondeelbare rechtsverhouding aan te nemen. Het hof heeft SCH als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten van het incident. De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevindt.