Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep (met grieven)
- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep en een akte tot rectificatie daarvan
- een akte van [geïntimeerde] met een vermeerdering van eis
- een antwoordakte van [appellant]
2.De kern van de zaak
“aangevangen parate executie van het recht van hypotheek schorst”dan wel [geïntimeerde] veroordeelt
“tot staking van de parate executie van het recht van hypotheek”, totdat in hoger beroep is beslist over de rechtsgeldigheid van de notariële akte van 26 april 2001 en de vraag of het geldbedrag dat is gemoeid met de akte moet worden betrokken in de uitvoering van het wettelijk deelgenootschap. [geïntimeerde] heeft– voor het geval het hof beslist dat het recht van hypotheek nietig is – gevorderd [appellant] te veroordelen aan haar een voorschot te betalen op de terugbetaling van het bedrag dat zij op 26 april 2001 aan [appellant] heeft betaald.
3.De motivering van de beslissing
“dat de hypothecaire geldlening van 26 april 2001 nietig is.”Zij wil dat het hof [appellant] voor dat geval veroordeelt aan [geïntimeerde] € 65.798,13 terug te betalen vanwege onverschuldigde betaling. Het hof zal die vordering afwijzen. [geïntimeerde] heeft geen belang bij het geven van die onmiddellijke voorziening bij voorraad. [appellant] heeft in de procedure in hoger beroep bij dit hof over de nevenvoorziening bij echtscheiding erkend dat hij sowieso – ook als de lening van fl. 145.000 niet blijkt te bestaan – € 65.798,13 aan [geïntimeerde] moet terugbetalen (rov. 5.2 van de beschikking van dit hof van 23 mei 2023).