ECLI:NL:GHARL:2024:5048
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Huurrecht en aansprakelijkheid voor schade aan verhuurde zaak met asbest
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een geschil tussen de maatschap OG van Wijk en een voormalige vennoot van de vennootschap onder firma Keba Keukens. Van Wijk heeft in de periode van 2011 tot 2016 een woon-/winkelruimte verhuurd aan Keba, die inmiddels is opgeheven. Tijdens de huurperiode heeft de geïntimeerde, die een van de vennoten was, werkzaamheden aan het gehuurde laten uitvoeren, waaronder het aanbrengen van een nieuwe vloer. In 2021 werd asbesthoudend materiaal aangetroffen onder de vloer, wat leidde tot een vordering van Van Wijk tegen de geïntimeerde voor schadevergoeding voor de kosten van asbestverwijdering.
De kantonrechter heeft de vorderingen van Van Wijk in conventie en de vorderingen van de geïntimeerde in reconventie afgewezen. Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld. Van Wijk vordert nu een schadevergoeding van € 34.756,02 voor de kosten van asbestinventarisatie en -verwijdering, terwijl de geïntimeerde vraagt om vrijgave van een conservatoire beslag en vergoeding van notariskosten.
Het hof heeft in deze tussenuitspraak een bewijsopdracht aan Van Wijk gegeven. Het hof oordeelt dat Van Wijk moet bewijzen dat de geïntimeerde het asbesthoudende vinylzeil heeft laten aanbrengen. Het hof stelt vast dat de huurder aansprakelijk is voor schade aan de verhuurde zaak die is ontstaan door een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. De bewijslast ligt bij Van Wijk, maar het hof ziet voldoende aanknopingspunten in de stellingen van Van Wijk om haar toe te laten tot bewijsvoering. De verdere beslissingen zijn aangehouden en het hof zal later ingaan op het beroep van de geïntimeerde op verjaring van de vordering.