In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juli 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1995 en verblijvende in een forensisch psychiatrisch centrum. Het hof vernietigt de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 29 januari 2024, die een verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar had opgelegd. Het hof oordeelt dat, hoewel een verlenging van twee jaar in beginsel aangewezen is, dit de totale duur van de terbeschikkingstelling boven de vier jaar zou brengen, zoals bedoeld in artikel 6:6:12, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Bovendien heeft de officier van justitie niet de vereiste Pro Justitia-rapportages van twee externe gedragsdeskundigen overgelegd.
Het hof heeft de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw gehoord tijdens de zitting op 20 juni 2024. De terbeschikkinggestelde heeft aangegeven geen gevaar te zijn en wil terugkeren naar de maatschappij. De raadsvrouw heeft betoogd dat de verlenging beperkt moet blijven tot één jaar, gezien de huidige situatie in de kliniek en de behandeling. De advocaat-generaal heeft echter gepleit voor bevestiging van de eerdere beslissing van de rechtbank, gezien het aanhoudende recidivegevaar en de noodzaak voor behandeling.
Uiteindelijk heeft het hof besloten de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar, met de verwachting dat bij een volgende verlengingsvordering de benodigde rapportages van gedragsdeskundigen worden overgelegd. Het hof benadrukt dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen voorop staan in deze beslissing.