ECLI:NL:GHARL:2024:4899

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
P24/84
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid openbaar ministerie en verpleging van terbeschikkinggestelde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van het openbaar ministerie tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 10 oktober 2023. De rechtbank had de vordering van het openbaar ministerie tot verpleging van de terbeschikkinggestelde van overheidswege afgewezen en ook het verzoek om nader onderzoek naar de mogelijkheden van een andere klinische setting verworpen. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het belang van de zaak, met name de veiligheid van personen, zwaarder weegt dan de procedurele tekortkomingen in de indiening van de appelmemorie. Het hof heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde, geboren in 1984, herhaaldelijk bijzondere voorwaarden heeft overtreden, waaronder het niet naleven van huisregels en het gebruik van alcohol en drugs. De deskundige en de reclassering hebben geadviseerd tot verpleging van overheidswege, omdat de terbeschikkinggestelde niet in staat is gebleken om zich aan de voorwaarden te houden. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de vordering van het openbaar ministerie tot verpleging van de terbeschikkinggestelde van overheidswege toegewezen. Het hof heeft ook het verzoek tot onderzoek naar een andere klinische setting afgewezen, omdat de noodzaak daarvan niet is aangetoond. De uitspraak benadrukt het belang van de veiligheid van anderen en de noodzaak van adequate behandeling van de terbeschikkinggestelde.

Uitspraak

TBS P24/84

Beslissing van 16 mei 2024

De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen

[terbeschikkinggestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
verblijvende in [PI] ,
verder te noemen: de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 10 oktober 2023. Deze beslissing houdt in de afwijzing van de vordering dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd en - impliciet - afwijzing van het verzoek om nader onderzoek te laten verrichten naar het incident van 6 september 2023 en afwijzing van het verzoek te onderzoeken of de terbeschikkinggestelde terug zou kunnen naar [woonvoorziening] dan wel of er nog alternatieven bestaan.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het arrest van gerechtshof Den Haag van 11 juli 2018, waarbij de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden is opgelegd;
- de beslissing van de rechtbank Den Haag van 24 december 2019, waarbij is bevolen dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, welke beslissing door dit hof op 30 juli 2020 is vernietigd en de vordering tot het alsnog geven van een bevel tot verpleging van overheidswege is afgewezen met wijziging van de voorwaarden;
- de beslissing van de rechtbank Den Haag van 6 juli 2021, waarbij is bevolen dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, welke beslissing door dit hof op 20 juni 2022 is vernietigd en de vordering tot het alsnog geven van een bevel tot verpleging van overheidswege is afgewezen met wijziging van de voorwaarden;
- de beschikking van de rechter-commissaris in de rechtbank Den Haag van 8 september 2023, waarbij de voorlopig alsnog van overheidswege verpleging is bevolen;
- de vordering van de officier van justitie tot het alsnog bevelen van de verpleging van overheidswege van de terbeschikkinggestelde van 8 september 2023;
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van 23 oktober 2023 waarbij de officier van justitie beroep heeft ingesteld;
- de appelschriftuur van de officier van justitie van 3 november 2023;
- de aanvullende informatie van [PI] van 4 april 2024;
- de aanvullende informatie van Reclassering Nederland van 11 april 2024.
Het hof heeft ter zitting van 2 mei 2024 gehoord de advocaat-generaal, mr. A.K. Kooij, en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.A.W. Knoester, advocaat te 's-Gravenhage.
Voorts is ter zitting als deskundige gehoord [naam deskundige] , reclasseringswerker bij [plaats] .
Overwegingen
Het standpunt van de deskundige
De terbeschikkinggestelde heeft, ondanks de inzet van begeleiding en behandeling, meerdere bijzondere voorwaarden overtreden. Hij heeft zich, na diverse waarschuwingen, niet gehouden aan de huisregels van de woonvorm waar hij verbleef. Ook is het hem niet gelukt om afstand te nemen van mensen in zijn omgeving die zijn resocialisatie in gevaar zouden kunnen brengen en heeft hij zijn verbod op middelengebruik overtreden. Hierdoor heeft de terbeschikkinggestelde wederom laten zien dat dat hij geen enkele grip op zijn problematiek heeft en dat dit tot zeer ernstige situaties kan leiden. Ook is het niet de eerste keer dat hij dit heeft laten zien. Het huidige kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden biedt onvoldoende borging. De reclassering heeft geadviseerd tot het alsnog van overheidswege verplegen van de terbeschikkinggestelde.
De deskundige heeft ter terechtzitting het advies gehandhaafd. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor gedragsverandering en risicobeperking binnen het huidige kader.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie. De appelmemorie is gedateerd op 3 november 2023. Weliswaar ontbreekt een stempel met de datum en plaats van indiening, maar dat betekent niet dat dit zondermeer tot niet-ontvankelijkheid moet leiden. Het grote maatschappelijke belang dat op het spel staat, namelijk de veiligheid van personen, weegt hier zwaarder dan het verzuim (zie ECLI:NL:HR:2011:BR2340 en ECLI:Nl:GHARL:2020:581).
Anders dan tijdens de zitting van de rechtbank het geval was, is inmiddels het onderzoek naar het vermoedelijke steekincident van 6 september 2023 uitgemond in een sepotbeslissing. Dit incident was voor het openbaar ministerie echter niet de enige reden voor de vordering tot alsnog verpleging van overheidswege. Het zou de zoveelste overtreding zijn geweest van verschillende bijzondere voorwaarden. Eerder heeft de terbeschikkinggestelde zich al niet gehouden aan de huisregels en aan de voorwaarde dat hij zich diende te onthouden van alcohol- en drugsgebruik. Hij is niet in staat gebleken om zich te houden aan de voorwaarden. Uit het reclasseringsadvies van 19 september 2023 volgt dat de behandelaar al op 4 september 2023 heeft aangegeven dat zij geen mogelijkheden meer zag in een ambulante behandeling. Zowel in 2020 als in 2022 heeft de terbeschikkinggestelde de kans gekregen om te laten zien dat hij zich wel aan de hem gestelde bijzondere voorwaarden kan houden. Steeds weer is echter gebleken dat hij zich niet kan confirmeren aan de hem gestelde voorwaarden die noodzakelijk worden geacht om de risico’s te beperken binnen het huidige kader. Ook uit de update van 11 april 2024 volgt dat de reclassering geen mogelijkheden meer ziet voor gedragsverandering en risicobeperking binnen dit kader. Het huidige juridische kader is niet toereikend gebleken. Toewijzing van de vordering om de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege te laten verplegen is de enige manier om verandering te bewerkstelligen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beslissing waarvan beroep en tot toewijzing van de vordering tot alsnog verpleging van overheidswege.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De raadsman heeft primair bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het ingestelde beroep, nu niet is vast te stellen of de schriftuur ingevolge artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, tijdig en/of op juiste wijze is ingediend. De raadsman heeft er in dat kader op gewezen dat de schriftuur weliswaar gedagtekend is, maar dat een stempel met de datum en plaats van indiening ontbreekt.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat het hof het hoger beroep van het openbaar ministerie ongegrond zal verklaren en de vordering zal afwijzen. Het onderzoek naar het vermoedelijke steekincident van 6 september 2023 is geëindigd in een sepot. De terbeschikkinggestelde wordt hier dus niet voor vervolgd. Deze verdenking was echter voor het openbaar ministerie de reden om een vordering tot alsnog verpleging van overheidswege in te dienen.
De terbeschikkinggestelde wil verder worden behandeld in het kader van de aan hem opgelegde terbeschikkingstelling met voorwaarden. Het klopt dat hij voorwaarden heeft overtreden. Er is sprake van drugs- en alcoholgebruik geweest. De terbeschikkinggestelde heeft echter een drugs- en alcohol verslaving. Dat hij dan zo nu en dan een terugval heeft hoort erbij. De overtredingen zijn echter niet dusdanig dat overgegaan moet worden tot alsnog verpleging van overheidswege. De reclassering geeft aan geen mogelijkheden meer te zien om de terbeschikkingstelling met voorwaarden voort te zetten, maar de terbeschikkinggestelde heeft nooit op de goede plek gezeten. Er is bij hem ook sprake van laagbegaafdheid. [zorgaanbieder] , zou een passende voorziening voor hem zijn. Dat is echter niet onderzocht. In dat kader verzoekt de raadsman meer subsidiair om de beslissing op de vordering aan te houden teneinde de mogelijkheden van een herplaatsing in een andere klinische setting, binnen [zorgaanbieder] , in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden te onderzoeken.
Het oordeel van het hof
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het ingestelde beroep
De raadsman heeft bepleit dat het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde beroep. Het hof verwerpt dit verweer.
Gelet op artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het niet (tijdig) indienen van een appelschriftuur tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep leiden. Hetzelfde geldt indien, zoals in dit geval mogelijkerwijs het geval is, de appelmemorie niet op de wettelijk voorgeschreven wijze is ingediend. Dit betekent dat bezien moet worden of het belang van het appel in de onderhavige zaak, ook maatschappelijk bezien, zwaarder weegt dan de optionele sanctionering van de mogelijk tardieve indiening van de appelschriftuur. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend, mede gelet op het grote maatschappelijk belang wat hiermee gediend is. Daarbij neemt het hof in overweging dat het appelakte weliswaar niet van een stempel is voorzien, maar wel gedateerd is. Daarnaast acht het hof van belang dat de gestelde mogelijk tardieve indiening van de schriftuur en het ontbreken van de stempel voor de verdediging klaarblijkelijk geen beletsel hebben gevormd voor een juiste en behoorlijke voorbereiding van de zaak, nu dit door de verdediging niet is aangevoerd.
Gelet op het voorgaande wordt het beroep op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep verworpen.
Afwijzen verzoek
Het hof acht zich op basis van de voorhanden zijnde informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen op het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. Het verzoek tot het door de reclassering doen onderzoeken van de mogelijkheden van een herplaatsing in een andere klinische setting, binnen [zorgaanbieder] , in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt afgewezen, omdat de noodzaak daarvan niet is gebleken.
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen, daar het hof om de hierna te
vermelde redenen tot een andere beslissing komt.
Vordering alsnog verplegen van overheidswege
Bij de beoordeling voor het mogelijk alsnog verplegen van overheidswege moet worden gekeken naar het recidivegevaar en de aard en de ernst van de schending van de voorwaarden.
Het hof stelt vast dat tot twee keer toe is getracht de terbeschikkinggestelde te behandelen binnen een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Beiden keren heeft dit binnen enkele maanden geleid tot een situatie waarin voortzetting van de behandeling in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden op dat moment niet verantwoord was. Gebleken is dat er sprake is geweest van het overtreden van de bijzondere voorwaarden door de terbeschikkinggestelde. Hij hield zich niet aan huisregels en ook was er sprake van alcohol- en drugsgebruik. Dit op zichzelf rechtvaardigt al een omzetting in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
De terbeschikkinggestelde beschikt niet over het vermogen om om te gaan met het vrijwillige karakter van voorwaarden. De behandeling is tot nu toe onvoldoende van de grond gekomen door het gedrag en de houding van de terbeschikkinggestelde en daardoor is het recidiverisico nog onverminderd hoog. Gelet op de bij de terbeschikkinggestelde vastgestelde stoornis en het daaraan gekoppelde recidiverisico kan worden gesteld dat het belang van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verpleging van overheidswege eist. Daarom ziet het hof, anders dan de rechtbank, geen andere mogelijkheid dan alsnog het bevel te geven dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege moet worden verpleegd.
Het hof acht het wenselijk dat bij de plaatsing van de terbeschikkinggestelde in een vervolgvoorziening in het kader van een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege rekening gehouden wordt met zijn niveau van functioneren.

BESLISSING

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden van een andere klinische setting in het kader van de voortzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Den Haag van 10 oktober met betrekking tot de terbeschikkinggestelde,
[terbeschikkinggestelde] .
Wijst toede vordering van het openbaar ministerie die ertoe strekt dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Aldus gedaan door
mr. W.A. Holland, voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. M.J. Vos, raadsheren,
en dr. W.J. Canton en drs. A.W.T.M. Vissers, raden,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis, griffier,
en op 16 mei 2024 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.