ECLI:NL:GHARL:2024:4833

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
200.327.317
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg aanneemovereenkomst voor installatiewerkzaamheden aan een woning en beoordeling van gestelde gebreken met benoeming van een deskundige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Rouwenhorst Installatietechniek B.V. over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst voor installatiewerkzaamheden aan zijn woning. [appellant] stelt dat de geleverde verwarmingsinstallatie, koelinstallatie en ventilatiesysteem niet voldoen aan de verwachtingen die hij had op basis van de overeenkomst. Hij eist schadevergoeding en de benoeming van een deskundige om de tekortkomingen te onderzoeken. Rouwenhorst betwist dat zij tekortgeschoten is en heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van [appellant] afgewezen en die van Rouwenhorst toegewezen, wat heeft geleid tot het hoger beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof besloten om een deskundige te benoemen om de klachten van [appellant] te onderzoeken. Het hof heeft vastgesteld dat de overeenkomst moet worden gekwalificeerd als een aannemingsovereenkomst en dat de uitleg daarvan moet geschieden conform de Haviltexmaatstaf. Het hof heeft ook overwogen dat Rouwenhorst voldoende kennis had van het Uitgangspuntendocument, dat de verwachtingen van [appellant] niet in lijn waren met wat Rouwenhorst redelijkerwijs kon begrijpen, en dat er geen zorgplicht was om verder onderzoek te doen naar de energiezuinigheid van de installatie.

Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol van 3 september 2024 voor verdere akten van partijen en houdt verdere beslissingen aan. De deskundige zal vragen krijgen over het rendement van de warmtepompen, de centrale regeling van de installaties en de noodzaak van een overkoepelende regeling voor een efficiënte werking van de systemen. Het hof heeft de overige verwijten van [appellant] gepasseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zaaknummer gerechtshof 200.327.317
zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: 280325
Arrest van 23 juli 2024
in de zaak van:
[appellant]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiser in conventie, verweerder in reconventie
hierna: [appellant]
advocaat: mr. P.A. Speijdel
tegen
Rouwenhorst Installatietechniek B.V.
die is gevestigd in Haaksbergen
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie
hierna: Rouwenhorst
advocaat: mr. R. Kroon

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

Op 14 februari 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarvan is een verslag (proces-verbaal) gemaakt. Partijen hebben, na aanhouding om te onderzoeken of een schikking mogelijk is, arrest gevraagd.

2.De kern van de zaak

2.1
Rouwenhorst heeft een verwarmingsinstallatie, koelinstallatie en ventilatiesysteem aangelegd in de woning van [appellant] . Volgens [appellant] voldoet het geleverde niet (voldoende) aan wat hij daarvan mocht verwachten. Hij eist schadevergoeding, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten, de kosten van de door hem gelegde beslagen en de proceskosten. Rouwenhorst bestrijdt dat zij is tekortgeschoten en vindt dat de vorderingen moeten worden afgewezen. Daarnaast eist zij opheffing van de gelegde beslagen en vergoeding van schade die zij door de beslagen heeft geleden. De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen en die van Rouwenhorst toegewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld. De bedoeling van het hoger beroep is dat de vorderingen van [appellant] alsnog worden toegewezen en die van Rouwenhorst afgewezen. Daarbij vermeerdert [appellant] zijn eis met het verzoek om een deskundige te benoemen en, voor zover deze, dan wel het hof de schade hoger begroot dan het gevorderde bedrag van € 226.477,18, Rouwenhorst tot betaling daarvan te veroordelen, met (meerdere) subsidiaire varianten.
2.2
Het hof zal met betrekking tot een aantal klachten van [appellant] een deskundige benoemen. De overige klachten zal het hof verwerpen. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot deze beslissingen is gekomen.

3.De feiten

3.1
[appellant] klaagt over de juistheid van de feitenvaststelling door de rechtbank. Die grieven behoeven geen afzonderlijke bespreking omdat het hof hieronder zelf de feiten zal vaststellen. Waar [appellant] klaagt over de onvolledigheid van de feitenvaststelling, wordt overwogen dat het aan de rechter is om de feiten te selecteren die hij/zij voor de beslissing relevant acht. De volgende feiten staan tussen partijen vast.
3.2
[appellant] is eigenaar van een woning in [woonplaats1] , met daarbij een buitenzwembad, poolhouse en bijgebouw. Hij wilde de woning grondig laten verbouwen en heeft een document opgesteld getiteld `uitgangspunten verbouwing' (hierna: het Uitgangspuntendocument), waarin onder meer het volgende staat:
"
Het resultaat van deze verbouwing dient een optimale leefruimte te worden voor
ons gezin (... ).
Prioriteiten:
1. Veiligheid
2. Privacy
3. Comfort
4. Modern (huis v/d toekomst)
5. Energieneutraal
(…)
2.3
Energie
Om al te anticiperen op de toekomst de wens om "van het gas af 'te gaan, zouden
we graag de gehele woning, bijgebouw, zwembad energie-neutraal verwarmen. We
realiseren ons dat daar een forse installatie voor nodig zal zijn. Een grondwarmtepomp
zou wellicht uitkomst bieden?
Voor elektriciteit zal waarschijnlijk de meterkast moeten worden uitgebreid.
Zonnepanelen lijken geen optie i.v.m. de rieten dakbedekking. Ideeën? (...)
2.4
Verwarming
In zowel de gehele woning als het bijgebouw willen we graag vloerverwarming. De
kelder van het bijgebouw zou op een andere wijze verwarmd kunnen worden.
Wellicht zijn er nog alternatieve verwarmingsmethoden zoals verwarmingsglas.
(…)
2.7
Domotica en Audio/Video
Puur zal het ontwerp en de realisatie van zowel het domotica systeem als de geluids- en
beeldvoorzieningen verzorgen. (.. . )".
3.3
[appellant] heeft een architect ingeschakeld om de verbouw te begeleiden. De
architect, werkzaam bij BAS bureau voor architectuur & bouwadvies b.v., heeft een
`Beknopte technische omschrijving' opgesteld voor de verbouw (hierna: de Technische
omschrijving). Daarin staat onder meer het Uitgangspuntendocument als bijlage vermeld.
Ten aanzien van de installaties is in de Technische omschrijving het volgende opgenomen:
"
60. Verwarmingsinstallatie:
De verwarmingsinstallatie evt. uitvoeren als warmtepomp met evt. zonneboiler. De
verwarming is t.b.v. de woning, het pool house en het zwembad. De installateur is
vrij om hiervoor een ander voorstel te doen. Uitganspunt is een gasloze installatie.(…)
Alle regelingen dienen gekoppeld te kunnen worden aan het domotica.
De verwarming overal uitvoeren als vloerverwarming. Ieder vertrek dient
afzonderlijk geregeld te kunnen worden.
Alle installatie onderdelen zo veel mogelijk in de technische ruimte van het pool
house aanbrengen.
61. Ventilatie- installatie:
De woning en het poolhuis v.v. een WTW unit. (...)
Alle regelingen dienen gekoppeld te kunnen worden aan het domotica. (...)
62. Koel- installatie:
De volgende ruimten v.v. aico (…)
Alle regelingen dienen gekoppeld te kunnen worden aan het domotica. (...)"
3.4
Rouwenhorst is actief in de installatietechniek en onder meer ervaren in het
aanleggen van warmtepompen. Zij is via een betrokken aannemer verzocht om een offerte
uit te brengen voor het installatiewerk in de woning van [appellant] .
3.5
Rouwenhorst heeft op 1 oktober 2019 een (niet in het geding gebrachte) `richtprijsopgave' dan wel offerte gestuurd aan de betreffende aannemer. Op 21 oktober 2019 heeft Rouwenhorst met [appellant] en diens broer om tafel gezeten en de offerte doorgesproken. Op 11 november 2019 vond de eerste `bouwvergadering' plaats, waarbij onder meer de architect, [appellant] en Rouwenhorst aanwezig waren. Hiervan zijn notulen gemaakt.
3.6
Op 28 februari 2020 heeft Rouwenhorst een definitieve opdrachtbevestiging aan [appellant] gezonden. Daarin vermeldt Rouwenhorst onder meer het volgende:
"
60 :Verwarminsinstallatie
Klimaat en waterinstallaties
Uitgangspunten:
-Besteksdocumenten per mail, incl. warmteverliesberekeningen
-Uitgangspunt: AC, koelen tot minimaal 7 graden beneden buitentemperatuur
middels fraai weggewerkte kanaalmodel binnendelen
-Verwarming middels LT (vloer)verwarming: ook voor zwembad;
-Tapwater uit voorraadvat met circulatieleiding middels booster, aangesloten op
zelfde systeem als binnendelen en LT verwarming.
(…)
R2-systeem:
Het unieke systeem kan warmte uitwisselen tussen de verschillende onderdelen. Is
er te weinig koude- of warmte beschikbaar, dan wordt het buitendeel ingeschakeld
voor het opwekken van het overige vermogen. Dit resulteert in een zeer hoog
deellast rendement. COP's van 8,0 of hoger zijn niet uitzonderlijk. Terwijl de
standaard COP van het buitendeel 4,8 bedraagt.
Met dit unieke systeem kunnen dus (kanaalmodel)binnendelen, LT
verwarmingsunits en HT verwarmingsunits gekoppeld worden op één buitendeel.
Alles wordt centraal geregeld en bestuurd, alle delen zijn afzonderlijk van elkaar in- of
uit te schakelen en te bedienen. Er zijn volop regelmogelijkheden, wij hebben
tevens een Modbus koppeling opgenomen voor koppeling met een extern GBS."
3.7
Rouwenhorst heeft materialen geleverd en werkzaamheden verricht ter uitvoering van de overeenkomst. Daarbij heeft ook een bedrijf genaamd Coolserve als onderaannemer werkzaamheden verricht, zoals de levering en installatie van twee (in cascade geschakelde) warmtepompen.
3.8
[appellant] heeft de daarvoor verzonden facturen voldaan.
3.9
In oktober 2020 heeft [appellant] de woning betrokken.
3.1
Op 22 december 2021 is de energieleverancier van [appellant] failliet gegaan.
[appellant] heeft een nieuw energiecontract afgesloten tegen een variabel tarief.
3.11
Op 23 december 2021 heeft [appellant] een ingebrekestelling verzonden aan
Rouwenhorst.
3.12
[appellant] meent dat Rouwenhorst in een aantal opzichten is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Hij beroept zich op rapportages van een aantal deskundigen:
  • [naam1] , werkzaam bij Waanders AIOBE (hierna: Waanders), ingeschakeld door Rouwenhorst (rapport 25-11-2021)
  • [naam2] , werkzaam bij Home Climate Systems (hierna: HCS), ingeschakeld door Rouwenhorst (rapport 22-01-2022)
  • [naam3] , werkzaam bij M-Trix installatie adviseurs (hierna: M-Trix), ingeschakeld door [appellant] (rapport 01-04-2022)
3.13
[appellant] heeft conservatoire beslagen gelegd ten laste van Rouwenhorst.

4.De beoordeling

Inleiding/inhoud overeenkomst
4.1
Niet in geschil is dat de overeenkomst tussen partijen moet worden gekwalificeerd als een aannemingsovereenkomst (artikel 7:750 BW). De inhoud van de overeenkomst is vastgelegd in de opdrachtbevestiging. De uitleg daarvan moet geschieden conform de zogenoemde Haviltexmaatstaf (zie r.o. 5.5 van het bestreden vonnis). Kort gezegd gaat het erom wat partijen over en weer redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen mochten begrijpen. Daarbij is van belang dat [appellant] consument is, die echter wel begeleid werd door een architect/bouwbegeleider, en Rouwenhorst een professionele installateur.
4.2
Voor de uitleg is mogelijk ook van belang wat het antwoord op de vraag is of Rouwenhorst voorafgaand aan het sturen van de opdrachtbevestiging kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen van het Uitgangspuntendocument (zie 3.2) en, zo ja, wat dat betekent. Het hof is mede op basis van wat daarover op de zitting is verklaard door de bestuurder van Rouwenhorst van oordeel dat voldoende vaststaat dat dit document voor Rouwenhorst kenbaar was voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst, omdat het was opgenomen in de zogenoemde dropbox omgeving waar zij toegang toe had en in de Technische omschrijving naar dit document verwezen wordt. Daarmee heeft [appellant] geen belang meer bij zijn aanbod te bewijzen dat Rouwenhorst zich op de bouwvergadering aan dit document heeft geconformeerd. Met de rechtbank is het hof echter van oordeel dat dit voor de beoordeling niet veel uitmaakt.
4.3
In het Uitgangspuntendocument wordt gesproken over een gasloze woning en energieneutraal opwarmen. In de door de architect van [appellant] opgestelde Technische omschrijving wordt vervolgens veel ruimte gelaten. Er wordt gesproken over een “
verwarmingsinstallatie evt. uitvoeren als warmtepomp met evt. zonneboiler. De verwarming is t.b.v. de woning, het pool house en het zwembad. De installateur is vrij om hiervoor een ander voorstel te doen. Uitgangspunt is een gasloze installatie.Het begrip energieneutraal opwarmen of zeer energiezuinig o.i.d. wordt daar niet genoemd. Ook het gasloze van de woning komt daar niet consequent in terug (in tegendeel: opgenomen zijn een gashaard, een gaskachel en gasfakkels). Het hof volgt Rouwenhorst in haar standpunt dat zij zich als aannemer in beginsel mag richten op de uitwerking van de wensen van de opdrachtgever in dit document, waarin dus niet wordt ingezet op energie neutraliteit of extreme zuinigheid van de verwarmingsinstallatie.
4.4
Vaststaat daarnaast dat destijds door Brinkering is afgezien van zonnepanelen, omdat de woning rietgedekt is (wordt ook opgemerkt in het Uitgangspuntendocument) Dat hij, naar hij nu stelt en te bewijzen aanbiedt, zonnepanelen “niet categorisch afwees”, maakt dat niet anders. Anders dan [appellant] kennelijk meent, had Rouwenhorst geen zorgplicht om daarnaar onderzoek te doen. Een (voldoende) onderbouwing voor het bestaan van een zodanige zorgplicht ontbreekt althans, mede tegen de achtergrond van het feit dat Rouwenhorst een architect had ingeschakeld en deze niet aan Rouwenhorst gevraagd heeft eerst een advies uit te brengen over hoe een energie neutrale installatie te realiseren. Het systeem bevatte geen eigen energiebron en dat was aan [appellant] bekend.
4.5
Gelet op een en ander in onderlinge samenhang bezien is onvoldoende onderbouwd gebleven waarom [appellant] , mede gelet op de omvang van de woning en de aanwezigheid van een zwembad en poolhouse, mocht verwachten dat hij energieneutraal of extreem energiezuinig zou kunnen opwarmen en ook waarom Rouwenhorst had moeten begrijpen dat [appellant] daarvan uitging. Het mag zo zijn dat Rouwenhorst erop heeft gewezen dat met de vrijgekomen warmte bij de koeling van de woning in de zomer het zwembad weer kan worden opgewarmd, maar ook voor [appellant] moet duidelijk zijn geweest dat dit slechts opgaat gedurende een beperkte periode van het jaar. Ook als Rouwenhorst zou hebben gezegd dat de installatie zo zuinig is dat zonnepanelen overbodig zijn, zoals [appellant] stelt en te bewijzen aanbiedt, mocht hij daar niet de verwachting aan ontlenen dat het systeem energieneutraal zou zijn of vrijwel geen elektriciteit zou verbruiken.
4.6
Wel is het zo dat als Rouwenhorst de warmtepompen heeft aangeprezen om hun energiezuinigheid, [appellant] daaraan verwachtingen mocht ontlenen. Het hof komt daarop hierna terug.
4.7
Dat door [appellant] geen (bijna) energieneutraliteit mocht worden verwacht maar wel een installatie die het beloofde rendement zou halen is ook in lijn met wat [appellant] daarover zelf tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft verklaard:

Daarin[hof: het Uitgangspuntendocument]
staan een aantal prioriteiten, waarbij energieneutraal het uitgangspunt was. Dat was niet helemaal haalbaar en dat geloofde ik. In de voorbespreking ging het over de manier waarop we het zouden doen.
(…) Of energieneutraal haalbaar is, is de vraag. Zonnepanelen op een rieten dak is lastig.
(…) Toen heeft dhr. [naam4] gezegd: als je een paar dure warmtepompen neerzet met een hoog rendement en je combineert dat met een warmteterugwinningssyteem, dan kom je energiezuinig uit. De warmtepompen zouden een hoog rendement hebben. Hoe hoger de COP is, hoe hoger het rendement. Eén deel elektrische energie ging erin, dan zou je vijf delen warmte terugkrijgen.
(…) Het ging met name om de aanbevelingen dat de warmtepompen een hoog rendement zouden hebben.
4.8
Rouwenhorst acht voor de uitleg van de overeenkomst verder nog van belang dat haar niet is gevraagd een ontwerp te maken voor de installaties. Als dat feitelijk al zou kloppen, dan laat dit onverlet dat (ook) geen ontwerp van derden voor een installatie voorhanden was en de Technische omschrijving veel vrijheid overlaat aan de installateur. Onder die omstandigheden lag het dan toch op de weg van Rouwenhorst als professionele installateur om vooraf na te denken over een samenhangend systeem en mocht [appellant] erop vertrouwen dat zij dit had gedaan, zeker ook gelet op de omvang van de opdracht. Rouwenhorst voert nog aan dat zij snel moest offreren en al bij de eerste bouwvergadering moest aanschuiven nog voordat er een definitieve opdracht was. Indien zij naar haar mening destijds te weinig tijd had om doordachte keuzes te maken voor het aanbieden van de diverse systemen dan had zij daarop moeten wijzen. Niet is gebleken dat zij dat heeft gedaan.
De verwijten
4.9
[appellant] heeft in zijn ingebrekestelling van 23 december 2021 een zestal concrete klachten/tekortkomingen opgesomd: (i) exorbitant energieverbruik ten opzichte van wat mocht worden verwacht, (ii) geen overkoepelende (centrale) regeling, (iii) ontbrekende koppeling met het domotica systeem, (iv) koeling in de woning functioneert niet (voldoende), (v) verwarming in de woning functioneert onvoldoende bij te lage buitentemperatuur en (vi) documentatie ontbreekt. In de inleidende dagvaarding (randnummers 1.7 en 2.5) worden die punten min of meer herhaald, waarbij echter in plaats van punt (vi) documentatie nu wordt genoemd: tapwatervoorziening onvoldoende. In hoger beroep wordt de opsomming van de dagvaarding in grief 7 herhaald. Daarnaast echter lijken er verscholen in de stukken en in de rapportages als genoemd in rechtsoverweging 3.12 diverse andere mogelijke onvolkomenheden benoemd te worden. In de toelichting op grief 2 wordt gevraagd een deskundige te benoemen die moet onderzoeken, samengevat, of het geleverde voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk en wat de tekortkomingen zijn. Die voorgestelde aanpak miskent dat het, zeker in dit stadium van de procedure, op de weg van [appellant] ligt om concreet te stellen en te onderbouwen welke tekortkomingen er zijn. Wel is het zo dat [appellant] daarbij mag volstaan met te benoemen in welk opzicht de prestatie van Rouwenhorst achterblijft bij wat [appellant] daarvan op grond van de overeenkomst mocht verwachten, zonder dat [appellant] daar de precieze technische oorzaak van hoeft te stellen. Nadat het hof [appellant] daarop had gewezen tijdens de mondelinge behandeling heeft [appellant] ter zitting van het hof bevestigd dat al zijn klachten te herleiden zijn tot de hiervoor genoemde concrete tekortkomingen. Het hof gaat er dan van uit dat het de 6 punten betreft als genoemd in de processtukken, plus de klacht over de ontbrekende documentatie in de ingebrekestelling, welke klacht ook wordt genoemd wordt in grief 10. Dit betekent dat het hof voorbij zal gaan aan eventuele andere in de stukken en rapportages verscholen (en daarmee voor het hof en Rouwenhorst niet goed kenbare) verwijten. Daaraan gerelateerde bewijsaanbiedingen worden gepasseerd en als het hof een deskundige zal benoemen, dan zal dat enkel zijn om vragen te beantwoorden ten aanzien van (een deel van) de gestelde verwijten en niet om in zijn algemeenheid te beoordelen of deugdelijk werk is geleverd.
4.1
Het hof zal de hiervoor opgesomde zeven concrete klachten nu achtereenvolgens bespreken, waarbij zal worden ingegaan op de grieven (bezwaren) die [appellant] ten aanzien van de verwerping van die klachten heeft geuit. Het standpunt van [appellant] dat Rouwenhorst de klachten heeft erkend door het inschakelen van [naam1] en HCS en dat uit hun rapporten blijkt dat de klachten terecht zijn, volgt het hof niet, nu Rouwenhorst dat gemotiveerd heeft betwist en daartoe heeft betoogd dat zij HCS en [naam1] heeft ingeschakeld vanwege de later bij [appellant] opgekomen wens om veel minder stroom te willen gebruiken en zij haar klant [appellant] daarbij van dienst wilde zijn.
Te hoog energieverbruik/ te laag rendement
4.11
In de opdrachtbevestiging van Rouwenhorst wordt uitdrukkelijk het rendement van de warmtepompen genoemd, namelijk:

Dit resulteert in een zeer hoog deellast rendement. COP 's van 8,0 of hoger zijn niet uitzonderlijk. Terwijl de standaard COP [1] van het buitendeel 4,8 bedraagt.
4.12
Volgens Rouwenhorst moet die mededeling, evenals bijvoorbeeld de loftuitingen in een brochure van een nieuwe auto over het benzineverbruik, met een korreltje zout worden genomen. Het hof volgt haar niet in die opvatting. Bedoelde mededelingen staan immers niet in een brochure of reclamemateriaal, maar in de opdrachtbevestiging zelf. [appellant] mocht daar als consument verwachtingen aan ontlenen. [appellant] mocht verwachten dat het elektriciteitsverbruik van de warmtepompen in lijn zou zijn met het beloofde rendement van de warmtepomp(en).
4.13
Volgens [appellant] is dat niet het geval en hij verwijst daartoe naar de rapportage van [naam1] . Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [appellant] verklaard dat hij een COP van 4.8 had mogen verwachten, maar dat, zelfs als je met [naam1] uitgaat van een COP van 3.5 op jaarbasis, een stroomverbruik van (afgerond) 7.500 kWh mocht worden verwacht. Het stroomverbruik van de warmtepompen kwam echter uit op ongeveer 22.000 kWh, drie keer zo hoog. [appellant] meent dat dit komt doordat de geplaatste warmtepompen te zwaar zijn voor wat hij nodig heeft.
4.14
Rouwenhorst heeft de rapportage van [naam1] gemotiveerd bestreden. Volgens hem is een verwacht gebruik van 7.500 kWh voor de warmtepompen veel te laag ingeschat voor een woning als de onderhavige.
4.15
Het hof zal een deskundige benoemen teneinde de vraag te beantwoorden of de warmtepompen het toegezegde rendement halen en, zo nee, of dit te herstellen is en voor welk bedrag en ook hoeveel [appellant] in de door hem genoemde periodes 2020 (oktober tm december), 2021 en 2022 daardoor teveel aan energie heeft gebruikt en tot welk schadebedrag dat leidt.
Geen overkoepelde centrale regeling
4.16
In de opdrachtbevestiging staat vermeld:

Met dit unieke systeem kunnen dus (kanaalmodel)binnendelen, LT verwarmingsunits en HT verwarmingsunits gekoppeld worden op één buitendeel. Alles wordt centraal geregeld en bestuurd, alle delen zijn afzonderlijk van elkaar in- of uit te schakelen en te bedienen. Er zijn volop regelmogelijkheden, wij hebben tevens een Modbus koppeling opgenomen voor koppeling met een extern GBS.
4.17
Een centrale- of overkoepelende regeling wil volgens [appellant] zeggen: een systeem om de verschillende componenten van de installaties op een optimale en efficiënte manier met elkaar te laten samenwerken. Dat dit tot de opdracht behoorde blijkt volgens [appellant] uit de woorden: "
Alles wordt centraal geregeld en bestuurd, alle delen zijn afzonderlijk van elkaar in- of uit te schakelen en te bedienen. Er zijn volop regelmogelijkheden (…)”. Om de installatie goed en deugdelijk te laten functioneren is deze regeling volgens [appellant] ook noodzakelijk en behoort die daarom tot de opdracht. Rouwenhorst wist of behoorde dat als professionele specialist te weten. [appellant] verwijst ter ondersteuning van deze stellingen naar het rapport van HCS. HCS biedt ter oplossing een zogenoemd Webeasy systeem aan.
4.18
Volgens Rouwenhorst heeft [appellant] onvoldoende onderbouwd dat hij een centrale of overkoepelende regeling mocht verwachten en blijkt dat niet uit de tekst van de opdrachtbevestiging waar [appellant] zich op beroept. Rouwenhorst sluit niet uit dat een centrale regeling leidt tot lagere energiekosten, maar de levering daarvan zou een veel grotere investering hebben gevergd dan wat aan [appellant] is geoffreerd.
4.19
Het hof stelt vast dat de woorden “
Alles wordt centraal geregeld en bestuurd, alle delen zijn afzonderlijk van elkaar in- of uit te schakelen en te bedienen”staan vermeld onder het kopje “60: Verwarmingsinstallatie” en dat ook naar die tekst wordt verwezen onder “62: Koel-installatie”. Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] in het licht daarvan voldoende onderbouwd dat hij in elk geval mocht verwachten dat de verwarmingsinstallatie tevens koelinstallatie (inclusief de onder 60 genoemde vloerverwarming) centraal aangestuurd konden worden en heeft Rouwenhorst dat onvoldoende gemotiveerd bestreden. Het hof zal de deskundige vragen of het geleverde daaraan voldoet.
4.2
Uit de orderbevestiging blijkt niet dat de verwarmings- en koelinstallatie daarnaast zou moeten kunnen communiceren met het ventilatiesysteem, in die zin dat het geheel van alle installaties dan overkoepelend zou worden aangestuurd. Het hof begrijpt [appellant] echter aldus dat volgens hem een dergelijke overkoepelende regeling gebruikelijk zou zijn, want noodzakelijk voor een effectief en efficiënt functioneren van het geheel. Hij baseert dat op het rapport van HCS. Rouwenhorst ontkent niet dat een centrale aansturing in de hier bedoelde zin de effectiviteit en de efficiency zou hebben verbeterd, maar zij ziet dat kennelijk als een extra optie ter perfectionering van het systeem, die [appellant] niet zonder expliciete afspraak daarover en zonder aanvullende betaling had mogen verwachten. Het hof zal de deskundige de vraag voorleggen of de overkoepelde aansturing van alle systemen als bedoeld op bladzijde 4 van het rapport van HCS noodzakelijk is voor een voldoende efficiënt of effectief functioneren van die systemen, of dat het hier gaat om een perfectionering van die systemen die niet als standaard valt te beschouwen.
4.21
Het betoog van Rouwenhorst dat hier sprake is van een zichtbaar gebrek waarover bij de oplevering niet is geklaagd en waardoor de aannemer is ontslagen van aansprakelijkheid (7:758 lid 3 BW) verwerpt het hof. Rouwenhorst heeft namelijk niet toegelicht dat en waarom het ontbreken van een centrale regeling voor een consument als [appellant] zichtbaar was bij de ingebruikname van de (complexe) installatie.
Ontbrekende aansluiting voor domotica
4.22
Het zogenoemde Domotica systeem is een systeem dat in een woning meerdere systemen/installaties bedient zoals de verlichting, gordijnen, zonwering, audio, verwarming, koeling, ventilatie etc. op basis van diverse inputs. Deze inputs worden handmatig geactiveerd (via een drukknop, [smartphone-]app of afstandsbediening) of automatisch (bv. op basis van de tijd, aanwezigheidsmelders, enz.). De levering en aansluiting van dit systeem behoorde niet tot de opdracht van Rouwenhorst. Het systeem is geleverd door een bedrijf genaamd Puur. Rouwenhorst diende volgens [appellant] echter wel de componenten van haar systeem te voorzien van koppelingen/koppelvlakken waardoor het systeem via de Domotica benaderd kan worden.
4.23
Tussen partijen staat vast dat Rouwenhorst conform onderdeel 60 van de opdrachtbevestiging een zogenoemde Modbus koppeling heeft geleverd waardoor een deel van het systeem gekoppeld kan worden aan de domotica. De stellingen van partijen in de stukken over welk deel dat betreft zijn tegenstrijdig en verwarrend, maar bij gelegenheid van de mondelinge behandeling bij het hof werd uiteindelijk duidelijk dat het probleem is dat de vloerverwarming niet aangestuurd kan worden door het domotica systeem, omdat het door Rouwenhorst geleverde zogenoemde Riho systeem daar niet geschikt voor is en dat dit valt op te lossen door dit systeem te vervangen door het zogenoemde Danfoss systeem, dat ook door HCS wordt genoemd.
4.24
Het hof stelt vast dat in de Technische omschrijving dat de basis vormde voor de opdracht onder punten 60, 61 en 62 duidelijk staat bepaald: “
Alle regelingen dienen gekoppeld te kunnen worden aan het domotica”. Rouwenhorst diende op grond daarvan te begrijpen dat de bedoeling van [appellant] was dat systemen zodanig worden opgeleverd dat die met de domotica bediend kunnen worden en niet dat dit slechts een optionele mogelijkheid zou zijn, zoals Rouwenhorst betoogt. Als Rouwenhorst dat niet wilde aanvaarden dan had zij dit duidelijk in haar opdrachtbevestiging of anderszins moeten aangeven. Nu zij dat niet heeft gedaan, moet het ervoor gehouden worden dat het tot haar overeengekomen verplichting behoorde om ervoor te zorgen dat alle door haar geleverde systemen gekoppeld dienen te kunnen worden aan het domotica-systeem.
4.25
Ook hier heeft Rouwenhorst zich echter beroepen op artikel 7:758 lid 3 BW. Vaststaat dat de installatie in oktober 2020 in gebruik is genomen. Daarmee is feitelijk sprake geweest van een oplevering. Volgens [appellant] is er geen opleverrapport opgemaakt waarmee hij heeft ingestemd. Het hof gaat daaraan voorbij. Rouwenhorst heeft namelijk als productie 3 een opleververslag in het geding gebracht met een lijstje van opleverpunten. Uit niets blijkt dat tegen dat lijstje destijds door [appellant] , die werd bijgestaan door een architect, bezwaar is gemaakt. Uit wat [appellant] zelf heeft gesteld (spreekaantekeningen eerste aanleg) blijkt dat voor hem destijds zichtbaar was dat niet alle onderdelen op het domoticasysteem konden worden aangesloten. Volgens hem heeft hij hierover direct gereclameerd. Uit het beroep door Rouwenhorst op artikel 7:758 lid 3 BW volgt echter dat zij dit betwist. Op het hiervoor genoemde opleverlijstje staat deze klacht niet. De bewijslast dat hij toch bij oplevering heeft geklaagd rust op [appellant] , doch op dit punt is geen bewijsaanbod gedaan. Dit betekent dat het ervoor gehouden moet worden dat niet is geklaagd. Het beroep op artikel 7:758 lid 3 slaagt en het hof gaat daarom voorbij aan deze klacht. Het hof merkt nog op dat het huidige vierde lid van artikel 7:758 BW geldt sinds 1 januari 2024 en daarom niet van toepassing is op de onderhavige overeenkomst.
ventilatie werkt onvoldoende en verwarmen duurt te lang
4.26
Het hof stelt vast dat, zoals ter zitting door [appellant] is bevestigd, deze klachten niet worden besproken in de drie door [appellant] overgelegde rapportages. Hetgeen [appellant] in de stukken over deze klachten naar voren brengt is verder nogal summier en vaag, zoals Rouwenhorst terecht heeft opgemerkt. In het licht daarvan heeft [appellant] ten aanzien van deze twee klachten onvoldoende aan zijn stelplicht voldaan en gaat het hof daar verder aan voorbij. Aan bewijslevering komt het hof op dit punt niet toe.
Tapwater
4.27
Het gaat hier om de klacht dat het te lang duurt voordat tapwater in de woning op temperatuur is. Zoals gezegd, ontbreekt deze klacht in de ingebrekestelling. Daargelaten de vraag welke gevolgen dit heeft voor het verzuim van Rouwenhorst, overweegt het hof als volgt. Dat het tapwater een lange weg te gaan heeft en daarom uiteindelijk in de woning weer moet worden opgewarmd door een boiler is inherent aan de plaatsing van de warmtepompen helemaal achter in de tuin. [appellant] was betrokken bij die keuze en moet ook als consument hebben begrepen dat het warme water dan niet heel snel in de woning zou zijn. Niet gezegd kan dan ook worden dat Rouwenhorst hem daarvoor speciaal had moeten waarschuwen.
4.28
Verder is onvoldoende onderbouwd dat de waterleidingen zo zijn aangelegd dat onnodig warmteverlies optreedt. Rouwenhorst heeft gemotiveerd weersproken dat 21 liter water in de leidingen eerst opgewarmd moet worden, zoals M-trix meent. Rouwenhorst heeft aan de hand van de opdrachtbevestiging uitgelegd dat M-trix daarbij uitgaat van de verkeerde diameter buis en ook ten onrechte aanneemt dat koud water in de boiler stroomt. Daartegenover heeft [appellant] zijn stellingen over de diameter van de buis en het aantal van 21 liter water dat daar in zou staan onvoldoende onderbouwd.
4.29
Ook heeft Rouwenhorst nog aangevoerd dat het alternatief van een circulatieleiding vooraf is besproken en dat [appellant] daar niet voor koos vanwege de extra investeringen (zoals een extra pomp) die daarmee gepaard zouden gaan en de kosten van extra energie door het voortdurend rondpompen van warm water. [appellant] heeft een en ander niet (voldoende) weersproken. Hij stelt dat op advies van Rouwenhorst is afgezien van een circulatieleiding. Maar ook als zou dat zo zijn en als dat advies onjuist zou zijn geweest (wat onvoldoende is onderbouwd), dan valt zonder nadere toelichting (die ontbreekt) nog niet in te zien welke schade hieruit is voortgevloeid. Onweersproken is gebleven dat het aanbrengen van een retourleiding een extra investering zou hebben gevergd en tot hogere energiekosten zou hebben geleid. [appellant] heeft ook niet gesteld dat het eventueel alsnog aanbrengen van een circulatieleiding meer zou kosten dan wanneer Rouwenhorst die direct tegen meerprijs had geleverd.
4.3
In het licht van een en ander heeft [appellant] zijn stellingen dat sprake is van een tekortkoming en schade op dit punt onvoldoende onderbouwd, zodat hier aan bewijslevering en het benoemen van een deskundige niet wordt toegekomen.
Documentatie ontbreekt
4.31
Volgens Rouwenhorst is [appellant] tekortgeschoten omdat zij onvoldoende tekeningen van het hele systeem aan hem ter beschikking heeft gesteld. [appellant] heeft echter onvoldoende onderbouwd op grond waarvan een dergelijke verbintenis voor Rouwenhorst voortvloeide uit de overeenkomst. Bovendien is hier geen specifieke vordering op toegesneden. In de opstelling van het gevorderde schadebedrag (productie 24 i.c.m. rapport M-Trix, productie 17) ontbreekt een post die hierop betrekking heeft. [appellant] heeft ook niet onderbouwd gesteld dat de mogelijkheid aannemelijk is dat hij door het missen van de tekening schade lijdt of zal lijden. Het hof gaat dan ook hieraan voorbij.
Tussenconclusie
4.32
Het hof is voornemens een deskundige te benoemen en aan deze de volgende vragen voor te leggen:
1. Rendement warmtepompen:
i) Halen de warmtepompen het toegezegde rendement (
COP 's van 8,0 of hoger zijn niet uitzonderlijk. Terwijl de standaard COP van het buitendeel 4,8 bedraagt)?
ii) Zo nee, is dit te herstellen en voor welk bedrag?
iii) En als het antwoord op vraag (i) ontkennend is: hoeveel elektriciteit heeft [appellant] als gevolg daarvan in de periodes 2020 (okt tm dec), 2021 en 2022 teveel gebruikt en welke kosten corresponderen daarmee?
2) Centrale regeling:
i) Is de centrale regeling van de warmte- en koelinstallaties als opgenomen in de opdrachtbevestiging geleverd en functioneert deze naar behoren?
ii) Zo nee, wat zijn de kosten van herstel?
iii) Is een overkoepelde aansturing van
allegeleverde systemen (warmte/koeling/ventilatie) als bedoeld op bladzijde 4 van het rapport van HCS noodzakelijk en gebruikelijk voor een voldoende efficiënt of effectief functioneren van die systemen, of gaat het hier om een perfectionering van die systemen die niet als standaard valt te beschouwen?
iv) Als het antwoord op vraag iii luidt “noodzakelijk en gebruikelijk” wat zijn dan de kosten om alsnog een zodanige overkoepelende regeling tot stand te brengen en is er dan een overlap met de herstelkosten als bedoeld onder ii en, zo ja, tot welk bedrag?
4.33
Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de vragen aan de deskundige en desgewenst zelf vragen te formuleren (beperkt tot de verwijten waarover het hof vragen wil stellen), en verder over de persoon, hoedanigheid en relevante kwaliteiten van de te benoemde deskundige, zijn/haar bereikbaarheid (adressen, telefoonnummers en e-mailadressen), de marges waarbinnen zijn/haar loon mag of moet liggen (waaronder de maximale hoogte daarvan) en de verdere (algemene) voorwaarden waaronder de opdracht aan de deskundige zou moeten worden verstrekt. Het hof verzoekt aan partijen tijdig met elkaar in overleg te treden over in ieder geval de persoon van de te benoemen deskundige en zo mogelijk gezamenlijk een persoon voor te dragen. Indien partijen niet slagen in een gezamenlijke voordracht, verzoekt het hof aan partijen in hun tevoren – twee weken voor de roldatum – over en weer aan elkaar toe te zenden akten in te gaan op de door de wederpartij voor te dragen personen en op eventuele bezwaren tegen benoeming van bepaalde personen, dan wel mee te delen dat partijen zich op dit punt refereren aan het oordeel van het hof.
4.34
Omdat [appellant] de bewijslast heeft ten aanzien van de door hem gestelde tekortkomingen, zal het voorschot van de deskundige door hem moeten worden gestort.
4.35
De overige verwijten worden door het hof gepasseerd.

5.De beslissing

Het hof
5.1
verwijst de zaak naar de rol van 3 september 2024 voor gelijktijdige akte door partijen als bedoeld in r.o. 4.33.
5.2
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Janse, J. Sap en S. Kropman en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.

Voetnoten

1.Coefficient Of Performance