ECLI:NL:GHARL:2024:4799

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
200.327.650/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door rattenplaag tussen buren

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een geschil tussen buren over een rattenplaag. De appellant, die woont aan [adres] 35, is aangeklaagd door de geïntimeerden, die aan [adres] 33 wonen, wegens onrechtmatig handelen. De geïntimeerden verwijten de appellant dat hij niet adequaat heeft ingegrepen om de rattenplaag te bestrijden, wat hen schade heeft berokkend. De rechtbank Midden-Nederland had eerder de vorderingen van de geïntimeerden grotendeels toegewezen, waarbij de appellant werd veroordeeld tot schadevergoeding van € 21.254,62. In hoger beroep heeft de appellant de vonnissen van de rechtbank bestreden, maar het hof oordeelt dat de appellant onrechtmatig heeft gehandeld door niet tijdig zijn riolering te laten controleren en zijn tuin niet op te ruimen. Het hof bevestigt dat de rattenplaag in stand is gehouden door de nalatigheid van de appellant, die als professioneel ongediertebestrijdingsdeskundige had moeten weten dat hij actie moest ondernemen. De vorderingen van de geïntimeerden worden in hoger beroep niet betwist, en het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen van de rechtbank. De proceskosten worden toegewezen aan beide partijen, afhankelijk van hun succes in de procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.327.650/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 516853
arrest van 23 juli 2024
in de zaak van
[appellant],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. W.H.J. Luijer te Loosdrecht,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

die woont in [woonplaats1] ,
2. [geïntimeerde2],
die woont in [woonplaats1] ,
die ook hoger beroep hebben ingesteld,
en bij de rechtbank optraden als eisers,
hierna samen:
[geïntimeerden]en ieder afzonderlijk
[geïntimeerde1]en
[geïntimeerde2],
advocaat: mr. M.A.M. Euverman te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 13 februari 2024 heeft op 11 juni 2024 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
Partijen zijn buren van elkaar. [geïntimeerden] klagen over een rattenplaag en verwijten [appellant] dat hij niet adequaat heeft ingegrepen om deze rattenplaag te bestrijden en zijn van mening dat hij daarom onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld. Zij vorderen van [appellant] vergoeding van de schade die zij daardoor menen te hebben geleden. [appellant] is het daar niet mee eens.
2.2
[geïntimeerden] hebben bij de rechtbank een verklaring voor recht gevorderd dat [appellant] onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld met het in stand houden van de rattenplaag en aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan door [geïntimeerden] aan hun tuin en woning geleden en te lijden schade. Ook hebben zij gevorderd na vermeerdering van eis bij de conclusie na het deskundigenbericht [appellant] te veroordelen tot betaling van de door [geïntimeerden] geleden schade die is begroot op € 60.456,12,-.
2.3
De rechtbank heeft, nadat een deskundigenbericht was gelast en uitgebracht, de vorderingen bij eindvonnis van 14 december 2022 voor een belangrijk deel toegewezen. De rechtbank heeft voor recht verklaard dat [appellant] onrechtmatig tegenover [geïntimeerden] heeft gehandeld met het in stand houden van de rattenplaag en aansprakelijk is voor de door [geïntimeerden] aan tuin en woning hierdoor geleden schade. Ook heeft de rechtbank [appellant] veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerden] van € 21.254 62 aan herstelkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover en tot betaling van de proceskosten die begroot zijn op € 9.250,58.
2.4
De bedoeling van het principaal hoger beroep van [appellant] is dat de vonnissen van 15 december 2021 en 14 december 2022 (dat bij herstelvonnis van 22 februari 2023 is verbeterd) worden vernietigd en de toegewezen vorderingen alsnog worden afgewezen.
2.5
[geïntimeerden] zijn het ook niet volledig eens met het oordeel van de rechtbank en hebben zelf ook beroep (‘incidenteel beroep’) ingesteld. Hun beroep richt zich tegen de schadevaststelling door de rechtbank. Zij hebben daarbij ook hun eis gewijzigd. Zij vorderen een verklaring voor recht dat [appellant] onrechtmatig jegens [geïntimeerden] heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de door [geïntimeerden] aan tuin en woning hierdoor geleden en te lijden schade en dat [appellant] wordt veroordeeld tot betaling van de door [geïntimeerden] tot op heden geleden schade van € 40.812,61. Weliswaar heeft [appellant] bezwaar gemaakt tegen deze eiswijziging met het argument dat het hier een eisvermeerdering betreft, maar dat bezwaar gaat niet op. [geïntimeerden] vorderen een lager bedrag dan zij bij de rechtbank hebben gevorderd. Omdat een eisvermindering gedurende de procedure steeds is toegestaan (artikel 129 Rv), zal het hof recht doen op de gewijzigde eis.

3.Het oordeel van het hof

Inleiding
3.1
[appellant] heeft in totaal zes grieven (bezwaren) tegen de vonnissen van 15 december 2021 en 14 december 2022 geformuleerd, [geïntimeerden] hebben één grief tegen het vonnis van 14 december 2022 ingebracht. Het hof zal oordelen dat het hoger beroep van [appellant] en dat van [geïntimeerden] niet slagen. Ook bestaat geen grond voor toewijzing van de gewijzigde eis. Dat wordt hierna uitgelegd. De bezwaren (grieven) zullen daarbij thematisch worden behandeld.
3.2
Het hof zal zelfstandig de feitelijke achtergrond van het geschil schetsen die het hof van belang vindt voor de beoordeling. Daarmee heeft [appellant] geen belang meer bij zijn eerste grief die zich tegen de feitenvaststelling van de rechtbank keert. Voor zover [appellant] nog andere door hem gestelde feiten toegevoegd wil zien, miskent hij dat het aan de rechter is om een keuze te maken uit de feiten die de rechter van belang acht.
De feiten
3.3
[geïntimeerden] zijn eigenaar en bewoners van de woning gelegen aan de [adres] 33 in [woonplaats1] (hierna ook wel: nummer 33). [appellant] is eigenaar en bewoner van de woning gelegen aan de [adres] 35 in [woonplaats1] (hierna ook wel: nummer 35). [appellant] heeft aanvankelijk in zijn tuin een volière en bijbehorende hokken/opstallen. De woningen van [geïntimeerden] en [appellant] vormen samen een zogenoemde twee onder één kap.
3.4
[geïntimeerden] hebben op 2 juli 2019 door de firma Teeuwissen een rooktest op de door hen gebruikte riolering laten uitvoeren, naar aanleiding van een rattenplaag. De uitkomst van dit onderzoek is dat de riolering die [geïntimeerden] gebruikt, geen gebreken heeft.
3.5
[geïntimeerden] hebben op 25 november 2019 met een aantal buren een brief aan de gemeente [woonplaats1] gestuurd, met het verzoek om handhavend op te treden tegen [appellant] in verband met onder meer overlast van ratten en van schreeuwende vogels en andere dieren.
3.6
Op 5 februari 2020 heeft Jonker Ongediertebestrijding (hierna: Jonker), in opdracht van de gemeente [woonplaats1] , schriftelijk verslag gedaan over de inspectie op 11 december 2019 bij de woning van [appellant] . Jonker schrijft:
‘Advies:
1. Indien de vijver en vogels in de huidige staat worden behouden, dient deze ratdicht te worden gemaakt om zo de voedselbron te ontnemen. Indien noodzakelijk kunnen wij hier verder advies in afgeven.
2. Alle verbindingen met riool dienen te worden nagekeken.
3. De schuilplaatsen voor ratten dienen te worden ontnomen (rommel op het perceel verwijderen, begroeiing minimaliseren en de schuur leeghalen).
4. Overschot aan kliko's verwijderen, deze creëren beschutting voor ongedierte.
5. Verzakkingen nakijken en kruipruimte inspecteren ten behoeve van een goede bestrijding.’
3.7
In een brief van 22 april 2020 heeft de gemeente Hilversum aan [appellant] laten weten dat zij voornemens zijn om handhavend op te treden. De gemeente schrijft:
‘Om de vastgestelde overtredingen te laten beëindigen zijn wij van plan hiertegen handhavend op te treden. Dit willen wij doen door het opleggen van een last onder dwangsom waarbij wij u zullen gelasten om de overtredingen te beëindigen. (...)
Welke overtredingen hebben wij geconstateerd
1. Opslag van een hoeveelheid materialen/goederen en (een) oude auto('s) (...)
2. Stankoverlast en rattenoverlast. De tuin (aan de achterkant van de woning) verkeert in een onzindelijke staat waardoor rattenoverlast wordt veroorzaakt. Er is sprake van duidelijk waarneembare stankoverlast. De geur van ratten is goed waarneembaar en er zijn actieve sporen van ratten aangetroffen (zowel in uw eigen tuin als in de direct aangrenzende tuin van de buren). In de (tuin) aanwezige betonnen vijverbakken (voor eenden) bevatten open voerbakken die vrij toegankelijk zijn voor ratten. Rondom de aanwezige vijverbakken is veel rommel en begroeiing aanwezig, hetgeen veel schuilplaatsen geeft voor ratten en mede bijdraagt aan de ideale ontwikkelingsomstandigheden van ratten. Dit is in strijd met artikel 7. 21 en/of artikel 7. 22 van het Bouwbesluit 2012 waardoor er sprake is van het overtreden van artikel la en/of artikel 1b en/of artikel 2 van de Woningwet.
3. Overschrijding van het maximaal aantal vierkante meters vergunningsvrije bouwwerken (…)
4. Te hoge schuttingen als erfafscheiding (...)
5. Aanwezige betonnen vijverbakken met overkapping (...)
6. Aanwezige hoeveelheid dieren/vogels (eenden en duiven)’
3.8
Op 23 juni 2020 heeft de advocaat van [geïntimeerden] een brief gestuurd aan [appellant] . In deze brief staat:
‘Zoals u bekend, kampt cliënt met schade door een rattenplaag welke door uw nalatigheid is ontstaan. Vastgesteld is dat de rattenplaag afkomstig is uit uw tuin, waar een volière staat voor onder andere eenden en duiven. De ratten hebben vrij toegang tot uw voer- en watervoorzieningen. (...) Dat u daarnaast ook nog zorgt voor afval en rommel in uw tuin, maakt het voor de ratten alleen maar makkelijker. Het feit dat u daarmee voor onrechtmatige hinder zorgt, is tevens in strijd met wet- en regelgeving.
Doordat de rattenplaag in stand kan blijven door uw toedoen en zich ook ruimschoots kan blijven uitbreiden ten gevolge van uw volière en de voer- en watervoorzieningen, hebben de ratten in omliggende tuinen en huizen inmiddels voor veel schade gezorgd. Zo ook bij de tuin en woning van cliënt. (...)
Gezien het voorgaande bent u jegens cliënt schadeplichtig en zodoende verzoek, en voorzover nodig sommeer, ik u namens cliënt om de tot op heden door hem geleden schade ad € 22.337,01 binnen 14 dagen na ontvangst van deze brief over te maken (...)
Tevens verzoek, en voor zover nodig sommeer, ik u om de onrechtmatige gedragingen jegens cliënt te staken binnen 14 dagen na ontvangst van deze brief.(…)
Voor de goede orde benadruk ik nogmaals dat de schade van cliënt blijft oplopen zolang de rattenplaag kan blijven voortbestaan en dat cliënt zich het recht voorbehoud om alle schade ten gevolge van de rattenplaag op u te verhalen.’
3.9
Op 2 juli 2020 heeft de advocaat van [appellant] een e-mail gestuurd aan de advocaat van [geïntimeerden] waarin staat:
‘Cliënt is niet verantwoordelijk voor de rattenplaag. De rattenplaag is begonnen doordat de tuin van een achterbuurman werd uitgegraven. Het is mij niet duidelijk hoe u tot de conclusie komt dat cliënt hiervoor verantwoordelijk is. De volières in de tuin van cliënt zitten daar al 20 jaar zonder dat men last had van ratten. Het is aan uw cliënt om bewijs te leveren van de oorzaak van de ratten en de causaliteit met de vermeende schade. Cliënt wijst alle aansprakelijkheid dan van de hand.’
3.1
Op 6 juli 2020 heeft [naam1] (de achterbuurman van [appellant] ) een e-mail gestuurd
aan [geïntimeerden] Hierin staat:
‘Ik heb wel een foto van een dode rat in onze tuin van 10 april 2019, terwijl het achterste deel van de achtertuin pas 14 mei 2019 is afgegraven. Er lagen toen een paar dode ratten naast elkaar, mijn tuinarchitect zei toen nog dat dat wslk door gif kwam. Dus het rattenprobleem zat er al voordat onze tuin werd opgeruimd.’
3.11
Op 17 juli 2020 heeft de advocaat van [geïntimeerden] een brief gestuurd aan de advocaat van [appellant] , waarin staat:
‘Ongeveer drie tot vier jaar geleden heeft cliënt zich al tot uw cliënt gewend om aan te geven dat er (onverklaarbare) gaten in zijn tuin zaten. Uw cliënt gaf destijds aan dat het waarschijnlijk om woelmuizen zou gaan (uw cliënte werkte nog bij een ongediertebestrijdingsdienst), maar voelde zich blijkbaar wel genoodzaakt om professioneel rattengif onder o.a. de trampoline in de tuin van cliënt te plaatsen.
Pas op het moment dat uw cliënt niet langer werkzaam was bij Anticimex is het rattenprobleem uit de hand gelopen. Op dat moment had uw cliënt waarschijnlijk geen toegang meer tot professioneel rattengif en heeft de plaag zich kunnen uitbreiden. Tevens onderhield uw cliënt sedert deze periode het perceel niet meer, bleef afval zwerven en gaf dit voldoende gelegenheid voor de rattenplaag om te blijven bestaan en zich uit te breiden. Sinds deze tijd is uw cliënt in gebreke gebleven met het onderhoud en uw cliënt heeft gezien al het voorgaande een leefomgeving gecreëerd voor de rattenplaag en is derhalve nalatig.’
3.12
Op 17 juli 2020 heeft ook de gemeente Hilversum een brief gestuurd aan [appellant] . In deze brief staat:
inspectie 8 juli 2020
De toezichthouders hebben geconstateerd dat u een grote hoeveelheid materialen en goederen heeft verwijderd. U heeft de volière dusdanig verkleind, dat die kan worden gezien als een vergunningsvrij bouwwerk. De hoge erfafscheiding op de aanbouw van de woning heeft u verwijderd en de hoogte van de erfafscheiding heeft u verlaagd. Er zijn nog in totaal 28 eenden, 5 duiven, 1 Lepelaar en 2 parkieten aangetroffen, verdeeld over twee volières. Op dit moment houdt u dus 36 dieren hobbymatig. De eerder geconstateerde bovenmatige stank- en rattenoverlast is weg.
Conclusie
Wij stellen hierbij vast dat u heeft voldaan aan onze op 22 april 2020 toegezonden Aankondigingsbrief. Wij waarderen, hoe voortvarend u de eerder geconstateerde overtredingen heeft weggenomen. Daarmee heeft u het niet laten komen tot een juridische procedure. Wij sluiten deze handhavingsprocedure dan ook af.’
3.13
Op 29 juli 2020 heeft de advocaat van [appellant] een e-mail gestuurd aan de advocaat [geïntimeerden] met de volgende inhoud:
‘Cliënt is niet aansprakelijk voor de schade die uw cliënt stelt te leiden en bovendien is de schade die uw cliënt probeert te verhalen niet redelijk en is geen sprake van een rechtstreeks verband.
Om te beginnen is hij niet degene die verantwoordelijk is voor de rattenplaag. Hij heeft reeds dertig jaar dieren gehouden in zijn tuin (inclusief voerbakken en watervoorzieningen) zonder dat dit heeft geleid tot een rattenplaag. De gemeente Hilversum heeft een rattenplaag te verduren (zie bijlagen) en hiervoor kan cliënt niet verantwoordelijk worden gehouden. Client is ervan overtuigd dat de ratten pas ten tonele zijn verschenen nadat er is begonnen met de werkzaamheden in de tuin van de achterburen. Echter, zelfs indien dit niet geval zou zijn, dan leidt dit nog niet tot de conclusie dat cliënt verantwoordelijk gehouden kan worden. Client heeft overigens, nadat hij hiertoe is aangeschreven door de gemeente, veel stappen ondernomen. Hij heeft bericht ontvangen dat het handhavingstraject is gestopt. Client voldoet aan de voorschriften van de gemeente. Het is op dit moment juist de achterbuurman die snoei/tuinafval tegen de schutting plaatst en hiermee beschutting creëert waarvan de ratten graag gebruik maken.’
3.14
Op 9 september 2020 heeft Anticimex een e-mail geschreven aan [geïntimeerden] waarin staat:
‘Dinsdag 1-9-2020 hebben we een jachtcamera in de tuin geplaatst, deze stond rechtsachter in de tuin en was gericht op de trampoline en de haag tussen de tuinen van nr. 33 en nr. 35. Tijdens het plaatsen hebben we meerdere sporen, grafgangen en knaagschades van bruine ratten geconstateerd. Dit hebben we voornamelijk ter hoogte van de haag tussen nr. 33 en nr. 35 waargenomen. Het is duidelijk zichtbaar dat ratten zich vanuit de tuin van nr. 35 naar de tuin van nr. 33 verplaatsen. Tijdens het plaatsen heb ik visueel een bruine rat rondom de vijver in de tuin van nr. 35 zien lopen.
De camera die wij hebben geplaatst heeft van dinsdag 1-9 tot dinsdag 8-9 in de tuin gestaan. Tijdens deze periode zijn er iedere avond/nacht filmopnames van meerdere bruine ratten gemaakt. Op de opnames is duidelijk te zien dat de ratten in en uit de aangrenzende tuin van nr. 33 zich verplaatsen.
In de tuin van nr. 35 bevinden zich voldoende schuilplaatsen (vijver, vogelhokken, schuren, beplating, hopen stenen etc.) en voedselvoorziening (vogelvoer) voor ratten.
Om het probleem structureel op te lossen is het belangrijk dat deze schuilplaatsen en voedselvoorzieningen worden weggenomen. Daarna kan een effectieve bestrijding worden opgestart.
Tijdens ons bezoek is gebleken dat de ratten ook binnen in het huis nr.33 aanwezig zijn, de ratten bevinden zich in de spouwmuur en tussen het plafond. De ratten komen via de kruipruimte op de eerder genoemde plekken terecht.’
3.15
Op 1 oktober 2020 heeft Jonker een rapport uitgebracht, op verzoek van DAS (de verzekeraar van [geïntimeerden] ) over de toenmalige stand van zaken rondom de rattenoverlast. Jonker heeft hiervoor samengewerkt met Anticimex en het hiervoor genoemde onderzoek van Anticimex in haar rapport betrokken. In het rapport staat geschreven:
4 Conclusies en aanbevelingen:
Naar aanleiding van het onderzoek van 11 december 2019 zijn er in 2020 kleine aanpassingen/opschoningen geweest op het perceel [adres] 35. Dit is echter bij lange na niet voldoende. Er is nog steeds open water, open voervoorziening en is er door bewoner geen gevolg gegeven op het opgestelde plan van aanpak en de voorgestelde bestrijding.
Dit maakt dat er een rattenplaag heeft kunnen ontstaan en deze wordt momenteel door bewoner in stand gehouden. Het is belangrijk dat de kooi echt hermetisch is afgesloten om toegang voor ongedierte als ratten te voorkomen.
Het advies luidt om de gehele rattenpopulatie weg te krijgen. Dit omdat er kleine kinderen wonen bij alle omliggende percelen en de ratten zorgen voor onveilige situaties, kinderen kunnen ernstig ziek worden en te komen overlijden als gevolg van de sporen die ratten achterlaten in tuinen en op trampolines.
Bewoner [adres] 35 heeft al een en ander aangepast, kleinere populatie en kleinere eendenkooi. Maar de hoeveelheid vogels draagt niet bij aan meer of minder ratten, wel de toegankelijkheid voor voedsel water en schuilplaatsen. Zowel de eenden als de voedselvoorziening en de schuilplaatsen dienen geruimd te worden.’
3.16
Op 5 oktober 2020 heeft de advocaat van [geïntimeerden] een e-mail gestuurd aan de advocaat van [appellant] , waarin staat:
‘Er wordt een intensief en langdurig bestrijdingsplan voorgesteld door Jonker waarbij voorwaarde is dat (onder meer) door uw cliënt zowel de gehele volière als voedselvoorziening geruimd dient te worden. (...) Ik verzoek c.q. sommeer uw cliënt mij binnen 24 uur na dagtekening van onderhavige brief te bevestigen dat hij hiertoe over zal gaan met een concreet plan binnen welke termijn dit gerealiseerd zal zijn. Voorts verzoek c.q. sommeer ik uw cliënt binnen die termijn aansprakelijkheid te erkennen voor de schade aan de woning die cliënten lijden door toedoen van het ongedierte. De schade wordt thans
begroot op € 34.216,-.’
3.17
Op 19 oktober 2020 heeft gemeente Hilversum een brief gestuurd aan [appellant] waarin zij schrijft:
Gesprek van 14 oktober 2020
Op 14 oktober 2020 heeft u telefonisch contact gehad met onze handhavingsjurist de heer [naam2] . Uit het onafhankelijk advies van het bedrijf in ongediertebestrijding van 1 oktober 2020 (hierna: rapport) is gebleken dat er nog steeds sprake is van rattenoverlast. Daarom heeft onze handhavingsjurist u eerst telefonisch op de hoogte willen brengen, zodat u hierop bent voorbereid. U heeft tijdens dit gesprek aangegeven dat u het weekend, na dit gesprek, gaat gebruiken om de volières hermetisch af te sluiten. Ook heeft u een onafhankelijk bedrijf in ongediertebestrijding in de arm genomen. De kruipruimte van uw woning heeft u opengemaakt en u gaat met behulp van camera 's en rookgas het rioolstelstel van uw woning controleren. Aan u is aangegeven dat wij het rapport en uw telefonische informatie aanmerken als nieuwe feiten en omstandigheden en dat wij hier schriftelijk over zullen informeren. (...)
Wat gaan wij doen?
Wij zijn van plan u een last onder dwangsom op te leggen. Wij verplichten u dan om uw bouwwerk, open erf en terrein aan de [adres] 35 in [woonplaats1] in een zodanig zindelijke staat te brengen dat dit geen hinder voor personen geeft en tevens geen gevaar geeft voor de veiligheid of de gezondheid van personen. Als u daar niet aan voldoet, moet u ons per geconstateerde overtreding een dwangsom betalen. Het dwangsom bedrag bedraagt € 2.500,- per geconstateerde overtreding met een maximum van € 10.000,-. Daarboven wordt geen dwangsom meer verbeurd.’
3.18
Op 2 november 2020 heeft Rioolservice Peer een brief gestuurd aan [appellant] , naar aanleiding van de op 29 oktober 2020 uitgevoerde rooktesten op de rioleringen van beide woningen. In deze brief staat:
‘Vanuit het kruip luik in de keuken van nummer 35 is de giet ijzeren leiding van begane grond toilet zichtbaar deze verdwijnt onder de gestorte vloer en daar was rook zichtbaar daar waar de gietijzeren buis onder de vloer verdwijnt (...) Helaas was de toegang te klein om de oude leiding van de fam [appellant] visueel te inspecteren
Op foto van de verbouwing bestaat deze leiding uit een krimp mof en bevindt zich daar een stuk oude gietijzeren leiding
Deze leiding is van de [appellant] en hier is een lek of gebrek
Tevens bevind zich er een pvc leiding die ter hoogte van de gas haard onder de vloer deze loopt via de fundering naar de achterzijde richting de nieuwe uit bouw en wordt daar aangesloten op de riolering van perceel 33
Bovenstaande leiding is niet in gebruik door perceel 33
Genoemde leiding is niet gebeugeld of ondersteund en door gezakt’
3.19
Op 24 november 2020 heeft de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad een vonnis gewezen tussen partijen naar aanleiding van een door [geïntimeerden] gestart kort geding. Het dictum luidt:
‘De kantonrechter: (...)
4.1.
veroordeelt [appellant] om binnen drie (3) weken na betekening van dit vonnis de gehele volière, vogels, eenden en voedselvoorziening(en) (waaronder het open water) volledig te ruimen, op straffe van verbeurte van een dwangsom (…);
4.2.
verbiedt [appellant] tot het (opnieuw) plaatsen van een volière (of iets vergelijkbaars)
met voedselvoorziening in voor- zij- en of achtertuin tot het moment dat een deskundige
heeft vastgesteld dat de rattenplaag is verholpen, op straffe van verbeurte van een
dwangsom (…)
4.3.
veroordeelt [appellant] binnen drie (3) weken na betekening van dit vonnis de opdracht te geven de gebreken aan zijn riolering volledig te doen herstellen en na afronding van dat
werk, schriftelijk bewijs van herstel aan [geïntimeerden] te doen toekomen, op straffe
van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat [appellant] daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 50.000,00 (…)’
3.2
Op 20 januari 2021 hebben [geïntimeerden] na daartoe verkregen verlof van de rechtbank, beslag gelegd op de woning van [appellant] ter zekerheid van voldoening van de vordering van [geïntimeerden] op [appellant] , die is begroot op € 44.480,80.
3.21
Op 27 januari 2021 heeft Rioolservice Peer een brief gestuurd aan [geïntimeerden] waarin staat dat de herstelwerkzaamheden aan de riolering zijn voltooid. [appellant] heeft het deel van de door hem gebruikte riolering waar het gebrek is geconstateerd laten afsluiten
en een nieuwe riolering laten maken met een eigen aansluiting op de riolering van de gemeente Hilversum.
3.22
Op 29 januari 2021 heeft Seppitex, in de persoon van de heer [naam3] , een advies/contra expertise uitgebracht aan [appellant] . Hij schijft naar aanleiding daarvan:
‘Bij het bezoeken van de bovenstaande adressen op 29 januari 2021 heb het volgende geconstateerd:
* Er zijn geen knaagdieren of knaagdiersporen aangetroffen.
* Er is door bewoners geen activiteit van knaagdieren waargenomen de laatste weken
* Bewoners geven aan geen overlast meer te ervaren.
Conclusie:
Na inspectie en gesprekken met de bewoners ben ik ervan overtuigt dat er momenteel geen overlast is van knaagdieren. Verdere actie of bestrijding is dan ook niet wenselijk.’
3.23
Op 11 februari 2021 heeft een inspecteur van de Inspectie Leefomgeving en Transport een e-mail gestuurd aan [geïntimeerden] met de volgende inhoud:
‘Zojuist hebben wij elkaar telefonisch gesproken over de geldigheid van het vakbekwaamheidsbewijs ‘plaagdierbestrijding en houtaantastende organismen’ (zo heet het vakbekwaamheidsbewijs inmiddels) van de heer [naam3] . Verificatie bij de exameninstituten (‘PMV en EVM heeft opgeleverd dat de heer [naam3] sinds 2016 niet over een geldig vakbekwaamheidsbewijs meer beschikt. Dit betekent dat hij niet meer gerechtigd is om chemische middelen (Rodenticiden) in te zetten of voorhanden te hebben. Tevens is hij niet gecertificeerd bij het KPMB. Deze certificering is pas sinds 2017 van kracht. Hiervoor is een geldig vakbekwaamheidsbewijs nodig en daar beschikte de heer [naam3] niet over.’
3.24
Op 14 juni 2021 heeft het Bureau voor Bouwpathologie (hierna: Bouwpathologie) een rapport uitgebracht in opdracht van [geïntimeerden] over onderzoek naar schade in het plafond van de woning van [geïntimeerden] door ongedierte. In het rapport staat:
ANALYSE & CONCLUSIE
De langdurige aanwezigheid van ratten rondom het perceel is feitelijk vastgesteld. (…) Afgaande op de mededelingen van de heer [naam4] is het zeer aannemelijk dat de ratten op het plafond van de benedenetage hebben gezeten. Ondanks het feit dat de ratten knaagdieren zijn en de kans zeer aanwezig is dat er beschadigingen zijn ontstaan boven het plafond, zijn er door ondergetekende via de aanwezige openingen in het plafond geen directe schades waargenomen. Op het plafond zijn echter wel mogelijke aanwijzingen naar ongedierte waargenomen, zoals de bevuilde elektrakabels, een uitwerpsel en het vergif wat verspreid ligt over het plafond.
DESTRUCTIEF ONDERZOEK & HERSTEL
Om een duidelijker schadebeeld te krijgen van de mogelijke aanwezige schade op het plafond wordt geadviseerd om het plafond in de eetkamer op meerdere plaatsen te openen. (...) Om de schades vooralsnog te beperken adviseert ondergetekende dan ook het plafond plaatselijk op diverse plekken te openen. (...) Daaropvolgend kan er een schadeherstelbegroting worden opgemaakt en kan er worden beoordeeld of het gehele plafond van de beneden etage gesloopt dient te worden. (...) Ook dient er rekening gehouden te worden met brandgevaar voor de elektraleidingen. Indien de elektraleidingen zijn beschadigd is er sprake van brandgevaar. Ondergetekende adviseert dan ook om op korte termijn de (ingrijpende) inspectie uit te voeren. De inspectie kan worden aangevuld (indien noodzakelijk) middels het opnieuw aanleggen van het elektrawerk. Door middel van de openingen in het plafond kunnen de elektraleidingen worden verwijderd en eventueel worden hersteld.
TOELICHTING HERSTELKOSTENRAMING
De totale kosten voor het realiseren van 6 inspectieopeningen en het herstellen van het gehele plafond zoals omschreven in onderhavige rapportage exclusief het vervangen van het elektrawerk worden geraamd op € 6.580,- all-in.’
3.25
In het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 23 februari 2022 is mevrouw ingenieur [naam5] , bouwkundig schade-expert NIVRE-re, LRGD werkzaam bij de firma Kakeswaal, als deskundige benoemd (hierna: de deskundige). In haar deskundigenbericht opgemaakt op 15 juni 2022 schrijft zij naar aanleiding van het door haar uitgevoerde onderzoek en in antwoord op de door de rechter gestelde vragen:
6.1 Waarvan de deskundige uitgaat(…)
Helaas kon alleen gebruik worden gemaakt van bestaande gaten en sparingen in de plafonds (ter plaatse van verlichting) omdat eiser vreesde voor nevenschade aan het plafond. Demontage/verwijdering van grotere delen van de plafonds zou niet direct hersteld kunnen worden, en eiser wilde niet met een open plafond blijven zitten, zeker niet gezien het vermoeden van uitwerpselen en eventueel kadavers door/van ratten. Hierdoor is de voorzijde van de woonkamer en het gat in de spouw van de achtergevel (uitbouw) niet onderzocht (…)

7.Onderzoek en eigen beschouwing(…)

Tijdens het onderzoek op 30 mei 2022 is gestart met een warmtebeeldcamera, waarbij zogenaamde hotspots zichtbaar worden. Op 2 plaatsen achter de plafonds van de woonkamer, nabij de aansluiting met de entree en eetkamer, waren 2 hotspots zichtbaar. Na het verwijderen van 3 inbouwspots is met een camera de ruimte achter de plafonds nader onderzocht. Bij de eerste sparing (voor situatie zie onderstaande plattegrond, nr. I) zijn uitwerpselen aangetroffen die zonder meer van ratten afkomstig zijn. Tevens is aangevreten isolatie aangetroffen. De elektraleidingen en overige opstalcomponenten lijken hier geheel in tact. Via de twee andere sparingen (II en III op onderstaande plattegrond) in de plafonds werd niets aangetroffen. Rattengif, wat via een inbouwspot achter het plafond was gestopt, bleek niet aangetast, aldus eiser.
Via de ensuite kast (tussen woonkamer en eetkamer) is getracht met de camera achter de plafonds en in de spouwmuur (ruimte tussen de woningscheidende muren, zie IV) te kijken. Door eiser is enige tijd geleden de achterwand van een deel van de kast geopend en vervolgens volgespoten met PURschuim en opnieuw voorzien van een achterwand. Na het verwijderen van de achterwand kon de ruimte hierachter en hiernaast niet worden beoordeeld in verband met de aanwezigheid van PURschuim. Vervolgens is in deze ruimte via een gaatje in het plafond (zie V) het plafond beoordeeld. Achter dit plafond zijn zeer veel uitwerpselen aangetroffen. Deze ruimte heeft als toilet voor de ratten gefungeerd. Na demontage van de hanglamp is getracht een tweede poging te doen om achter het plafond te komen en de staat hier te beoordelen. Het gat bleek echter te klein voor de camera. De medewerker van Belfor wilde, na het demonteren van het schakelmateriaal, een gaatje boren in de muur, achter de elektraleiding, om vanaf hier de spouw te beoordelen, echter werd dit door eiser verboden in verband met tocht via de muur. De toegang vanaf de spouw tot het plafond kon daardoor niet worden bekeken en onderzocht. Elektraleidingen en materiële schade aan plafond of balklaag kon in dit deel van de woning niet worden aangetroffen.
In de keuken zijn twee inbouwspots (VI en VII) verwijderd en ook hier is de ruimte achter het plafond beoordeeld. Via één van deze spots is enige tijd geleden rattengif gelegd en deze zou, aldus eiser, toch zijn aangevreten. Achter deze plafonds is ontlasting aangetroffen, echter in mindere mate dan achter het plafond van de eetkamer. Verder is geen materiële schade waarneembaar. Als laatste is de lamp van de entree, ter plaatse van de inpandige doorgang naar de garage, gedemonteerd en is hier een extra gaatje in het plafond geboord (VIII). Eiser verklaarde ons dat er op de muur enige tijd geleden een bloedspoor had gezeten, maar dat dit inmiddels is weggewerkt met latex. Achter dit plafond zijn muizenkeutels aangetroffen. De doorgang tussen keuken en entree is in beeld gebracht, omdat er gedacht werd dat de ratten hier een doorgang hadden gemaakt/geknaagd. Hiervan is echter geen sprake. De houten balklaag, tussen woonkamer en entree, is tijdens de bouw niet volledig ingemetseld, waardoor er rondom de balklaag openingen zijn. (…)

8.Antwoorden op de vragen

1) Welke, naar uw oordeel en waarneming thans concreet en feitelijk aanwezige beschadiging van de woning en de tuin van [geïntimeerden] is door ratten veroorzaakt ?

Ten tijde van mijn bezoek heb ik de volgende beschadigingen aan de woning en tuin
aangetroffen:
> Aangetast isolatiemateriaal achter het plafond van de woonkamer.
> Gat onder fundering van de aanbouw (eetkamer).
> Enkele gaten die leiden naar deels verzakte gangen.
> Gat in windbreekgaas.
> Verzakking van het gazon en de bestrating. (…)
2) Acht u het waarschijnlijk dat de schade in antwoord op vraag 1 niet alleen door ratten is
veroorzaakt ? En zo ja voor welke schade acht u dat waarschijnlijk, waarom en in welke (bij
voorkeur met een percentage aan te geven) mate heeft die andere oorzaak aan de betreffende schade bijgedragen en waarom?
Met betrekking tot de schade in de woning kan ik melden dat dit volledig is ontstaan door de
ratten. Met betrekking tot de tuin zal zeker 75% van de verzakkingsschade te wijten zijn aan de ratten. De overige 25% heeft te maken met natuurlijke verzakking door invloeden van
(overmatige) regenval en door menselijke activiteiten (lopen, zitten, spelen) en opslag van
tuinmeubels.
3) Welke werkzaamheden zijn noodzakelijk om de schade in antwoord op vraag 1 aan de
woning en tuin te herstellen?
> Aangetaste Isolatie: om deze te vervangen, zal het plafond van de woonkamer verwijderd
moeten worden en nadien opnieuw worden aangebracht en afgewerkt met stuc- en
sauswerk. De wanden kunnen bij het demonteren van het plafond beschadigd raken,
waardoor deze plaatselijk hersteld moeten worden. De woonkamer dient hierbij leeg te
zijn. (…)
4) Welke, naar uw oordeel en waarneming thans concreet en feitelijk aanwezige vervuiling van de woning en tuin van [geïntimeerden] is door ratten veroorzaakt ?
Ten tijde van de inspectie is middels een camera-onderzoek de volgende vervuiling
aangetroffen:
> Ontlasting achter de plafonds van woonkamer, eetkamer en keuken. (…)
5) Is de vervuiling in antwoord op vraag 4 van dien aard dat het opruimen daarvan redelijkerwijs noodzakelijk is?
Uit navraag bij Attack plaagdierenbestrijding blijkt dat opgedroogde uitwerpselen van ratten of kadavers van meer dan een maand oud geen geur meer kunnen verspreiden. Het aantrekken van ratten door oude, opgedroogde uitwerpselen of kadavers is daardoor nihil. (…) Ondanks dat het niet hygiënisch is dat er rattenuitwerpselen achter de plafonds en mogelijk in de kruipruimte liggen, is de noodzaak voor het opruimen hiervan niet aanwezig, omdat
a.
a) De ontlasting achter de plafonds en in kruipruimte meer dan een jaar oud is.
b) De kruipruimte ten tijde van onze inspectie droog was. (…)
7) Kunt u- bij benadering maar zo gespecificeerd met arbeidsuren en actuele tarieven en
prijzen- aangeven wat de kosten zijn voor het noodzakelijke herstel en opruimen, hoeveel
tijd dat in beslag zal nemen en welke voorzieningen [geïntimeerden] zal dienen te
nemen om dat herstel en opruimen mogelijk te maken ?
Opstal(…)
Totaal opstal inclusief btw € 6.900,57
Tuinaanleg(…)
Totaal tuinaanleg inclusief btw € 16.533,74
Extra kosten/voorzieningen(…)
Totaal extra kosten/voorzieningen € 1.472,76
Totaal schadebedrag€ 24.907,07
8) Kunt u- bij benadering- aangeven of en zo ja welk voordeel (financieel, in levensduur en/of anderszins) [geïntimeerden] krijgt indien door het herstel (oudere) zaken worden
vervangen door nieuwe zaken ?
Het financiële voordeel in de woning van [geïntimeerde1] omvat het sausen van het plafond.
Dit dient normaliter elke 10 jaar plaats te vinden. Gelet op de huidige staat van de wanden en plafonds zou dit financiële voordeel 2 jaar / 20% zijn.
Met betrekking tot de tuin bedraagt het financiële voordeel 25% (niet in levensduur uit te
drukken). Dit heeft te maken met eventuele natuurlijke aantasting en verzakking en menselijk gebruik en met de huidige staat van het gazon (onderhoud).
In geld betekent dit een correctie van € 150,00 op het schilder-/sauswerk en € 4130,00 op
de tuinaanleg. (…)

11.Reactie van deskundigen op opmerkingen en verzoeken

(…)Inhoudelijk(…)
6.(…) Antwoord: het rattentoilet is aangetroffen ter plaatse van de eetkamer, niet ter plaatse van de keuken. Tijdens het onderzoek is gebleken dat de ontlasting uitgedroogd is. Tevens is er geen geur/stank vrijgekomen tijdens het verwijderen van de inbouwspots en/of het maken van gaten in het plafond. Na research is gebleken dat dit niet tot gezondheidsrisico’s kan leiden, ook niet in een later stadium. Verder is er geen materiële schade ontdekt boven de plafonds van keuken, eetkamer en entree.

7 (…) Antwoord: elektraleidingen liggen in pvc-buizen. Uit het onderzoek ter plaatse zijn nergens restanten van pvc-buizen aangetroffen. Verder heeft zich tot op heden geen stroomstoring voorgedaan. Hieruit kan worden geconcludeerd dat er geen schade aan de leidingen aanwezig is. (…)

12 (…) Antwoord: aantasting van het isolatiemateriaal is alleen vastgesteld ter plaatse van de woonkamer. In de schadeopstelling is rekening gehouden met het vervangen van de isolatie achter dit plafond.’

3.26
Bij eindvonnis van 14 december 2022 heeft de rechtbank de deskundige in haar schadeberekening gevolgd. Na een vermeerdering van € 627,55 in verband met een marge aangaande prijsstijgingen en een correctie ‘nieuw voor oud’ bij de herstelkosten voor de tuin en het schilderwerk in de woning, heeft de rechtbank [appellant] veroordeeld tot betaling van € 21.254,62 aan schadevergoeding.
Onrechtmatig handelen
3.27
[geïntimeerden] hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat ongeacht de oorzaak van de rattenplaag [appellant] onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld en onrechtmatige hinder heeft veroorzaakt. [appellant] heeft aanvankelijk geen rooktest in zijn riool laten uitvoeren en heeft nagelaten zijn tuin te ruimen terwijl hij bekend was met de rattenplaag waardoor deze in stand werd gehouden, aldus [geïntimeerden]
3.28
[appellant] heeft hier onder meer tegen ingebracht dat de riolering waar hij aanvankelijk nog gebruik van maakte, mandelig was en dat [geïntimeerden] en hij dus mede-eigenaar waren van de defecte riolering. Tot het moment dat de rechtsvoorganger van [geïntimeerden] bij de uitbouw van de woning een eigen riolering en een eigen rioolaansluiting op het riool van de gemeente heeft gerealiseerd, waren beide woningen op het riool aangesloten door middel van deze gemeenschappelijke rioolleiding. Onder het oude recht zijn dergelijke rioolleidingen mandelig op grond van artikel 704 BW (oud). De mandeligheid was door de aanleg van de nieuwe riolering van [geïntimeerden] niet geëindigd, omdat het hemelwater van de beide woningen nog steeds via het gezamenlijke riool werd afgevoerd, aldus [appellant] . Op grond van artikel 5:61 lid 1 sub c BW geldt dat mandeligheid eindigt zodra het nut van de zaak voor elk van de erven is geëindigd. Daarvan was geen sprake, omdat de gemeenschappelijke rioolleiding ook het hemelwater van de woning [geïntimeerden] afvoerde en in ieder geval nog tot nut van [appellant] diende. De verantwoordelijkheid voor een rooktest en het herstel van de defecte riolering rustte, volgens [appellant] daarom zowel op [geïntimeerden] als op hem en dus is er voor [geïntimeerden] geen grond om [appellant] voor onrechtmatig handelen aansprakelijk te houden.
3.29
Het hof over weegt als volgt. Niet in geschil is dat de riolering van nummer 33 en nummer 35 aanvankelijk gemeenschappelijk was. Evenmin in geschil is dat een rechtsvoorganger van [geïntimeerden] op enig moment een eigen riolering met een eigen rioolaansluiting op het riool van de gemeente heeft aangelegd en dat [geïntimeerden] deze rioolleiding in gebruik hebben. Dit riool staat sinds de aanleg ervan niet in verbinding met het riool dat [appellant] in gebruik heeft. [appellant] maakt gebruik van een riool dat in 2021 uiteindelijk in zijn geheel is vernieuwd (vergelijk rechtsoverweging 3.21). Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is namens [appellant] verklaard dat de afvoer van het hemelwater nog gezamenlijk gaat en via een goot op het dak van [appellant] terecht komt. Vervolgens gaat dit hemelwater vanaf het dak van [appellant] via een regenbuis van [appellant] , naar het riool dat bij hem in gebruik is. Anders dan [appellant] meent, rechtvaardigt deze omstandigheid niet de conclusie dat het voorheen gemeenschappelijke riool nog door [geïntimeerden] wordt gebruikt. Van een rechtstreekse aansluiting op het riool is immers geen sprake. Dat [geïntimeerden] het riool dat bij [appellant] in gebruik is, ook anderszins nog gebruiken, blijkt verder nergens uit. Het hof verwijst ter onderbouwing in dit verband naar de brief van 2 november 2020 van Rioolservice Peer aan [appellant] [1] waarin staat beschreven dat tijdens de rooktest een lek of gebrek is geconstateerd van dan wel aan de rioolleiding van [appellant] en dat deze leiding niet bij [geïntimeerden] in gebruik is. Omdat de rechtsvoorgangers van [geïntimeerden] het riool behorend bij nummer 33 zodanig hebben aangelegd, dat het niet meer fysiek in verbinding staat met het riool dat door [appellant] wordt gebruikt, is daarmee destijds aan de mandeligheid een einde gekomen. Het beroep van [appellant] op artikel 5:61 lid 1 sub c BW gaat hier niet op omdat gesteld noch gebleken is dat het hier om een mandeligheid gaat die is ontstaan op grond van een rechtshandeling die is neergelegd in een, in de openbare registers ingeschreven, notariële akte. De conclusie is dan ook dat [appellant] en [geïntimeerden] ieder een eigen riolering gebruiken en dat beide rioleringen zijn aangesloten op één gezamenlijk aansluitpunt van de riolering van de gemeente. Dit aansluitpunt bevindt zich onder de oprit van [geïntimeerden] De door [appellant] gebruikte riolering bevindt zich daarom deels onder het perceel [geïntimeerden] Het is echter [appellant] die als eigenaar de verantwoordelijkheid draagt voor zijn riolering en het gebrek dat daarin is geconstateerd en niemand anders.
3.3
De vraag die zich vervolgens opdringt is of [appellant] door aanvankelijk geen rooktest in zijn riool te laten uitvoeren en door na te laten zijn tuin te ruimen, onrechtmatig heeft gehandeld, namelijk in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijke verkeer betamelijk is. Die vraag beantwoordt het hof bevestigend.
3.31
Dat ratten schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid is algemeen bekend. Dat in dit geval vanaf tenminste medio 2019 sprak was van een rattenplaag staat ook voldoende vast. Hetzelfde geldt voor het feit dat ratten in de tuin en de woning van [geïntimeerden] zaten, maar ook in die van [appellant] . Een en ander volgt uit de verschillende rapporten en is met foto’s en videomateriaal verder geïllustreerd. [appellant] heeft gesteld dat hij eind 2019 op de hoogte is geraakt met het rattenprobleem bij [geïntimeerden] Desondanks heeft hij pas op 29 oktober 2020 een rooktest op zijn riolering laten uitvoeren waarbij ook daadwerkelijk een gebrek in zijn riolering is vastgesteld. Dit klemt omdat [appellant] zelf jarenlang werkzaam is geweest als professioneel ongediertebestrijder. In eerste aanleg, onder randnummer 29 van zijn conclusie van antwoord, heeft [appellant] met zoveel woorden gesteld en erkend dat in het riool zich veel ratten (kunnen) bevinden en dat die naar buiten komen juist op de plekken in het riool waar zich scheuren/gebreken bevinden. Van [appellant] , als professioneel ongediertebestrijder, mag dan ook worden verwacht dat hij weet dat bij een rattenplaag een spoedig onderzoek naar mogelijke gebreken van de riolering in de rede ligt en dat hij weet dat er geen rooktest op zijn riolering wordt uitgevoerd, als hij daartoe geen opdracht of toestemming heeft gegeven. Ook Jonker heeft in het rapport van 5 februari 2020 aangegeven dat alle rioolaansluitingen gecontroleerd moesten worden. [2] Dat [appellant] dit pas op 29 oktober 2020 heeft laten doen waarbij het gebrek direct werd ontdekt, is dan ook maatschappelijk onzorgvuldig jegens zijn directe buren, [geïntimeerden]
3.32
Van [appellant] mocht als buurman verder worden verwacht dat hij direct na de constatering van de ratten voortvarend nadere actie ter bestrijding daarvan ondernam. Hieronder valt niet alleen het plaatsen van klemmen en gif in de tuin of het meewerken aan de onderzoeken die in opdracht van de gemeente en [geïntimeerden] zijn uitgevoerd, wat [appellant] tot op zekere hoogte ook heeft gedaan [3] , maar ook het op orde brengen van zijn tuin door het verwijderen van de voedselvoorzieningen en schuilplaatsen van de ratten. [appellant] heeft gedurende relatief lange tijd nagelaten adequate maatregelen te treffen, zo blijkt uit onder meer de e-mail van Anticimex van 9 september 2020 waarin wordt geconstateerd dat zich in de tuin van [appellant] nog voldoende schuilplaatsen bevinden (vijver, vogelhokken, schuren, beplating, hopen stenen etc.) en voedselvoorziening (vogelvoer) voor ratten aanwezig is. Anticimex adviseert dat ‘
om het probleem structureel op te lossen’het belangrijk is dat deze schuilplaatsen en voedselvoorzieningen worden weggenomen, voordat een effectieve bestrijding wordt opgestart. In het rapport van Jonker van 1 oktober 2020 wordt geconstateerd dat naar aanleiding van het eerdere onderzoek van 11 december 2019 er in 2020 weliswaar kleine aanpassingen/opschoningen zijn geweest, maar dat dit
‘bij lange na niet voldoende’is. Jonker geeft aan dat er nog steeds open water en open voervoorziening is en dat ‘
er door bewoner geen gevolg (is) gegeven op het opgestelde plan van aanpak en de voorgestelde bestrijding.’Jonker constateert dat daardoor een rattenplaag heeft kunnen ontstaan en dat deze in ieder geval door [appellant] in stand wordt gehouden. Jonker komt vervolgens met een duidelijk omschreven advies. [4] De gemeente Hilversum heeft, zoals blijkt uit het bericht van 19 oktober 2020, zich nog genoodzaakt gevoeld om een last onder dwangsom op te leggen om actie van [appellant] af te dwingen en ook de kantonrechter heeft een voorlopige voorziening getroffen, zoals blijkt uit het vonnis van 24 november 2020. [5] Dat [appellant] , al helemaal gezien zijn achtergrond als professioneel ongediertebestrijder, in weerwil van alle adviezen die er van professionele partijen lagen, aanvankelijk niet tot het adequaat opruimen van zijn terrein is overgegaan, acht het hof maatschappelijk ook onzorgvuldig jegens zijn directe buren.
3.33
Het hof concludeert dan ook dat [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld door niet direct nadat hij ermee bekend werd dat sprake was van een rattenplaag bij [geïntimeerden] zijn riolering te laten controleren en zijn tuin op te ruimen. Hij heeft nagelaten over te gaan tot een adequate bestrijding van de ratten en heeft daardoor een voor de gezondheid onveilige en voor de woning schadelijke situatie in stand gehouden. Uit de verschillende rapporten, foto’s en videomateriaal blijkt afdoende dat ratten van het perceel van [appellant] zich vrijelijk bewogen van en naar dat van [geïntimeerden] [appellant] heeft aldus
gehandeld in strijd met hetgeen naar ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betamelijk is jegens zijn buren [geïntimeerden] Dit handelen is verwijtbaar en is in beginsel aan [appellant] toe te rekenen. [6]
Eigen schuld
3.34
[appellant] heeft een beroep gedaan op de eigen schuld van [geïntimeerden] Hij heeft gesteld dat als [geïntimeerden] schade hebben geleden, die schade vooral is toe te schrijven aan het nalaten van [geïntimeerden] zelf om adequate maatregelen te nemen waarmee ratten uit hun huis en tuin konden worden geweerd. Dat [geïntimeerden] hebben nagelaten om te voorkomen dat de ratten die zich in hun woning manifesteerden zich via de spouw door het gehele huis verplaatsten, waardoor veel schade is ontstaan, is een omstandigheid die [geïntimeerden] zich ook mogen aanrekenen, aldus [appellant] . [geïntimeerden] hebben verder niet toegestaan dat [appellant] of de door [appellant] ingeschakelde personen het gebrek aan de mandelige riolering zou herstellen. Indien er tussen het handelen van [appellant] en de door [geïntimeerden] geleden schade al enig verband zou bestaan dan is aan [geïntimeerden] een zodanige mate van eigen schuld toe te rekenen dat de aansprakelijkheid van [appellant] daardoor aanzienlijk gematigd moet worden.
3.35
Het hof gaat hier niet in mee. Gelet op het verweer van [geïntimeerden] heeft [appellant] onvoldoende gesteld dat zij hem of de door [appellant] ingeschakelde persoon niet hebben toegestaan de riolering van [appellant] te herstellen. Daarnaast heeft te gelden dat [appellant] het zelf in de hand heeft gehad de schade door de rattenplaag te beperken. In plaats daarvan liet hij aanvankelijk na een rooktest in zijn riool te laten uitvoeren (waardoor het gebrek van zijn riool waar ratten gebruik van konden maken, lange tijd voort bleef bestaan) en liet hij na adequaat zijn tuin te ruimen. Hij heeft daarmee willens en wetens de rattenplaag laten voortduren. In die situatie kan [appellant] zich ter vermindering van zijn vergoedingsplicht er niet met succes op beroepen dat de schade mede het gevolg is van de omstandigheid dat [geïntimeerden] zelf hebben nagelaten om maatregelen te treffen ter bestrijding van de rattenplaag. [7] Overigens hebben Hellemond c.s. gemotiveerd betwist geen maatregelen te hebben getroffen, maar bleken die maatregelen niet afdoende. Het beroep op eigen schuld wordt dan ook afgewezen. [8]
Schade
3.36
[appellant] is tegen de achtergrond van het voorgaande aansprakelijk voor de schade die [geïntimeerden] lijden als gevolg van zijn onrechtmatig handelen. [appellant] heeft weliswaar gesteld dat geen enkel causaal verband bestaat tussen de door [geïntimeerden] geleden schade en enig aan [appellant] verweten onrechtmatig handelen, maar het hof passeert die stelling. Tegen de achtergrond van de e-mail van Anticimex van 9 september 2020, het rapport van Jonker van 1 oktober 2020, het rapport van Bouwpathologie van 14 juni 2021 en het deskundigenrapport van ingenieur [naam5] van 15 juni 2022, hebben [geïntimeerden] voldoende aannemelijk gemaakt dat de rattenplaag heeft voortgeduurd door het niet handelen van [appellant] en gelet op de aard van de door [geïntimeerden] geleden schade is aannemelijk dat die het gevolg is van de rattenplaag. Daartegenover heeft [appellant] het gebrek aan causaliteit onvoldoende onderbouwd. [9]
3.37
Het uitgangspunt is daarmee dat [geïntimeerden] aanspraak kunnen maken op vergoeding van de volledige schade die het gevolg is van het onrechtmatig handelen van [appellant] .
3.38
De rechtbank heeft om de exacte schade, het noodzakelijke herstel en de hiermee gemoeide kosten vast te stellen een deskundigenbericht gelast. De deskundige heeft rapport uitgebracht en de schade begroot. De schade aan de opstal inclusief het verwijderen van plafond en isolatie van de woonkamer bedroeg inclusief btw € 6.900,57. De totale schade bedroeg volgens het rapport € 24.907,07. Na een kleine aanpassing in verband met een marge voor prijsstijgingen en na de correcties ‘nieuw voor oud’ bij de tuin en bij het schilderwerk in de woning, heeft de rechtbank [appellant] op basis van het deskundigenrapport veroordeeld tot betaling van € 21.254,62 aan schadevergoeding.
3.39
[geïntimeerden] hebben in hoger beroep deze schadeberekening niet betwist. [geïntimeerden] hebben in hoger beroep echter gesteld dat inmiddels alle plafonds zijn verwijderd en zichtbaar is geworden dat niet alleen in de woonkamer maar ook in de eetkamer en keuken sporen zijn aangetroffen van ratten. Zij stellen, onder verwijzing naar foto’s die als productie 27 bij memorie van antwoord tevens incidenteel appel en akte wijziging van eis zijn overgelegd, dat indien de deskundige wel de plafonds open had laten breken in de keuken en de eetkamer, hetgeen in de rede lag door hetgeen zij in de woonkamer middels de camera al aantrof, direct duidelijk was geworden dat ook daar sprake was van schade aangericht door de ratten. [geïntimeerden] hebben om die reden voor de schade boven de plafonds in de keuken en eetkamer aanvullend schadevergoeding gevorderd. Zij stellen dat de deskundige de kosten van herstel van enkel de woonkamer begroot op € 6.900,57 (inclusief btw), maar dat de daadwerkelijke kosten van herstel van woonkamer, eetkamer en keuken € 22.178,55 (inclusief btw) bedragen. Het verschil voor eetkamer en keuken (te weten € 15.277,98) vorderen zij op basis van door de aannemer opgestelde offertes. Daar tellen zij in hoger beroep bij op het totaal dat door de deskundige is berekend voor de opstal, tuin en voor extra kosten/voorzieningen, zonder een aftrek voor de correctie ‘nieuw voor oud’.
3.4
Het hof wijst het meer gevorderde af. Als uitgangspunt heeft het deskundigenrapport te gelden op basis waarvan de schade in kaart is gebracht. Dit rapport kan met kracht van argumenten weliswaar worden weerlegd, maar daarin schieten [geïntimeerden] tekort. Zij stellen dat nu de plafonds zijn verwijderd, zichtbaar is geworden dat niet alleen in de woonkamer maar ook in de eetkamer/keuken sporen van ratten zijn gevonden. Dat wil echter nog niet zeggen dat sprake is van schade boven de eetkamer en keuken. Uit het deskundige rapport volgt dat voor opgedroogde uitwerpselen van ratten of kadavers van meer dan een maand oud geen noodzaak bestaat voor het opruimen ervan en dus de aanwezigheid ervan als zodanig geen schade vormt. Op de als producties 27 overgelegde foto’s betreffende de plafonds boven de eetkamer en keuken gaat het enkel om uitgedroogde uitwerpselen en kadavers. Dat sprake is van fysieke schade aan isolatiemateriaal of elektriciteitskabels boven het plafond van de eetkamer of keuken blijkt niet. Aantasting van het isolatiemateriaal is vastgesteld ter plaatse van de woonkamer. In de schadeopstelling is rekening gehouden met het vervangen van de isolatie achter dit plafond. [geïntimeerden] stellen weliswaar dat achter de plafonds van de eetkamer en keuken geen dan wel onvoldoende onderzoek zou zijn verricht, maar hoe deze stelling zich verhoudt tot het deskundigenbericht waarin wordt beschreven dat tijdens de inspectie middels een camera-onderzoek, vervuiling is aangetroffen in de vorm van ontlasting achter de plafonds van woonkamer, eetkamer en keuken, maken zij niet duidelijk. Dat achter het plafond van de eetkamer en de keuken geen dan wel onvoldoende onderzoek is verricht, blijkt niet uit het deskundigenrapport. Het hof verwijst ook naar de toelichting die op het onderzoek is gegeven met de nummering van de openingen die zijn gebruikt om het onderzoek te verrichten en die zijn weergegeven op de tekening. [10] Zo staat in het deskundigenrapport dat in de keuken twee inbouwspots (VI en VII) zijn verwijderd en ook hier de ruimte achter het plafond is beoordeeld, ontlasting is aangetroffen, echter in mindere mate dan achter het plafond van de eetkamer terwijl er geen materiële schade waarneembaar is. Ook hebben [geïntimeerden] niet duidelijk gemaakt hoe de overgelegde offertes zich verhouden tot de schadevaststelling door de deskundige in haar rapport van 15 juni 2022.
3.41
Het hof is aldus van oordeel dat [geïntimeerden] onvoldoende gemotiveerd hebben gesteld dat zij schade hebben geleden achter de plafonds van de eetkamer en keuken als gevolg van het onrechtmatig handelen van [appellant] . Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen. Verder hebben zij niet toegelicht waarom geen correctie van nieuw voor oud zou moeten worden toegepast. Omdat tegen de toegewezen schadevergoeding van
€ 21.254,62 verder niet is gegriefd, anders dan hiervoor reeds is besproken, blijft de veroordeling van [appellant] tot vergoeding van deze schade in stand. Het in hoger beroep meer of anders gevorderde, wordt afgewezen. [11]
De conclusie
3.42
De grieven van [appellant] in principaal hoger beroep slagen niet, de grief van [geïntimeerden] in incidenteel hoger beroep evenmin. Omdat [appellant] in principaal hoger beroep in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof hem tot betaling van de proceskosten in principaal hoger beroep veroordelen. Omdat [geïntimeerden] in incidenteel hoger beroep in het ongelijk zullen worden gesteld, zal het hof hen tot betaling van de proceskosten in incidenteel hoger beroep veroordelen. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [12]
3.43
De proceskostenveroordeling van [appellant] in deze uitspraak kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1
bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 15 december 2021 en van 14 december 2022 (dat is hersteld bij vonnis van 22 februari 2023);
4.2
veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerden] in principaal hoger beroep:
€ 783,- aan griffierecht
€ 3.142,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerden] (2 procespunten x appeltarief III)
4.3
veroordeelt [geïntimeerden] tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] in incidenteel hoger beroep:
€ 2.213,- aan salaris van de advocaat van [appellant] (0,5 x (2 procespunten x appeltarief IV))
4.4
verklaart de proceskostenveroordeling onder 4.2 uitvoerbaar bij voorraad;
4.5
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E. Wichers, H. de Hek en O.E. Mulder, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.

Voetnoten

1.Zie rechtsoverweging 3.18.
2.Zie rechtsoverweging 3.6.
3.Vergelijk de brief van de gemeente Hilversum van 17 juli 2020 rechtsoverweging 3.12.
4.Zie rechtsoverweging 3.15.
5.Zie rechtsoverweging 3.17 en 3.19.
6.De grief II, III en VI van [appellant] in principaal hoger beroep slagen niet.
7.Vergelijk onder meer reeds HR 9 mei 1986, ECLI: NL:HR:1986:AC0867, HR 24 januari 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2260.
8.Grief IV van [appellant] in principaal hoger beroep slaagt niet.
9.Grief V van [appellant] in principaal hoger beroep slaagt niet.
10.Zie rechtsoverweging 3.25 onder ‘7 Onderzoek en eigen beschouwing’.
11.Grief 1 in incidenteel hoger beroep slaagt niet.
12.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.