ECLI:NL:GHARL:2024:4796

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
200.314.688/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar schadestaatprocedure bij koolmonoxidelekkage uit kachel in gehuurde kamer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een huurder en verhuurder met betrekking tot schade als gevolg van koolmonoxidelekkage uit een kachel in een gehuurde kamer. De huurder, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.G.H. van Dijk, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter. De verhuurder, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.G.M. Abeln, was de gedaagde in deze procedure.

Het hof oordeelde dat uit de overgelegde medische rapportages bleek dat de huurder al klachten had voordat de kachel was gecontroleerd en in orde was bevonden. Het hof kon niet vaststellen dat alle klachten van de huurder het gevolg waren van de later geconstateerde koolmonoxidelekkage. Het hof concludeerde dat de huurder in de schadestaatprocedure moet aantonen dat de klachten door de lekkage zijn verergerd.

Het hof heeft verder overwogen dat de medische klachten van de huurder al bestonden voordat er sprake was van koolmonoxidelekkage. De huurder had geen concrete schadebedragen gevorderd, maar vroeg om verwijzing naar de schadestaatprocedure, wat het hof heeft toegewezen. Het hof heeft de aansprakelijkheid van de verhuurder voor de schade die voortvloeit uit de rookgaslekkage erkend, maar oordeelde dat de huurder niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de reeds bestaande klachten. De beslissing van het hof houdt in dat de huurder de bewijslast heeft om aan te tonen dat er schade is geleden als gevolg van de koolmonoxidelekkage.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.314.688/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 8669415)
arrest van 23 juli 2024
in de zaak van
[verzoekster],
wonende in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
bij de kantonrechter: gedaagde,
hierna:
[verzoekster],
advocaat: mr. P.G.H. van Dijk, die kantoor houdt in Groningen,
tegen
[verweerder],
die woont in [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
bij de kantonrechter: eiser,
hierna:
[verweerder],
advocaat: mr. A.G.M. Abeln, die kantoor houdt in Groningen.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Het hof heeft in deze procedure op 13 juni 2023 een tussenarrest gewezen. Daarbij is aan [verweerder] de opdracht gegeven om zijn huisartsendossier in het geding te brengen, waartoe de zaak naar de rol is verwezen.
1.2
[verweerder] heeft op 8 augustus 2023 een akte genomen, waarbij een tweetal producties in het geding zijn gebracht.
1.3
[verzoekster] heeft op 3 oktober 2023 een antwoordakte genomen, waarbij nog één productie (met bijlage) in het geding is gebracht.
1.4
Vervolgens hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.Het tussenarrest van 13 juni 2023

2.1
Het hof blijft bij wat is overwogen en beslist in dit tussenarrest. In rechtsoverweging 3.3 staat dat de koolmonoxidemeter van het merk Allectro was. Dit is een verschrijving. De juiste merknaam is Alecto.
2.2
[verweerder] heeft bij zijn akte nog een bijlage gevoegd (van [verweerder] zelf) waarin hij een aantal opmerkingen plaatst bij het tussenarrest. Het hof gaat aan die opmerkingen voorbij. De ratio van de verplichte procesvertegenwoordiging is dat in de processtukken zelf de relevante juridische stellingen door de rechtsbijstandverlener worden ingenomen. Daarbij past niet dat partijen daarnaast zelf in bijlagen ook nog parallelle juridische debatten voeren. Daarnaast brengt de twee-conclusieregel mee dat in dit stadium van de procedure geen nieuwe argumenten meer kunnen worden gevoerd die ook eerder – bij de memorie van antwoord of tijdens de mondelinge behandeling – hadden kunnen worden gevoerd. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om terug te komen op wat in het tussenarrest is overwogen en beslist.

3.De verdere beoordeling

3.1
Het hof voegt aan wat in het tussenarrest is overwogen nog toe dat op grond van vaste rechtspraak de rechter, gelet op de gevorderde verwijzing naar een schadestaatprocedure en artikel 612 Rv, voor zover hem dat mogelijk is in het licht van debat van partijen en met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor, al in de procedure over de aansprakelijkheid kan beslissen over punten die partijen verdeeld houden, óók als het gaat om een geschilpunt dat op zichzelf genomen in de schadestaatprocedure nog (verder) aan de orde kan worden gesteld, zoals vragen over het causaal verband. [1]
3.2
Het hof heeft in het tussenarrest overwogen dat niet duidelijk is of er causaal verband bestaat tussen de medische klachten van [verweerder] en het koolmonoxide die is vrijgekomen uit de defecte kachel in de door hem gehuurde kamer. Op 30 november 2018 is rookgaslekkage vastgesteld. Het hof heeft overwogen dat indien ook voor 30 november 2018 sprake zou zijn van rookgaslekkage, ervan moet worden uitgegaan dat die eerst na 11 april 2018 heeft plaatsgevonden, omdat de kachel op die datum nog was gecontroleerd en geen lekkage was aangetroffen. De door [verweerder] overgelegde medische stukken wezen er echter op dat de klachten al voor die datum waren ontstaan en zelfs al voordat hij zijn intrek had genomen in de gehuurde kamer. Het hof heeft [verweerder] daarom verzocht om zijn huisartsenjournaal in het geding te brengen.
3.3
[verweerder] heeft aan dit verzoek voldaan. Uit het journaal blijkt dat [verweerder] zich op 28 maart 2018 bij de huisarts heeft ingeschreven na een verblijf van 2,5 jaar in Australië.
Vervolgens meldt het journaal:
“04-05-2018 (…) klachten 4 weken dagelijks last duizeligheid, zware hoofdpijn, afasie aanvallen komt nergens meer aan toe.”
Op 16 mei 2018 wordt daaraan toegevoegd:
“conditie is in erg sterke mate afgenomen, problemen met fietsen wandelen heeft meerdere rustpunten nodig slaapt 3 maal overdag een uur, dagelijks duizelig, hoofdpijn benauwd warrig herkent zichzelf niet, stottert veel moet naar woorden zoeken en wil advies, tevens verzoek voor afspraak/ gesprek met vroegere psycholoog (…) wachttijd zeker vier maanden, ptss gerelateerd?”
3.4
Uitgaande van het journaalbericht van 4 mei 2018 zijn de klachten van [verweerder] ontstaan (vier weken vóór 4 mei 2018 ofwel) in de eerste week van april 2018, voordat op 11 april 2018 de kachel was gecontroleerd op koolmonoxidelekkage. De gegevens wijken ook niet wezenlijk af van wat stond vermeld in de medische rapportage die het hof in rechtsoverweging 5.17 van het tussenarrest heeft genoemd. Daarin was opgeschreven dat de klachten in maart 2018 waren begonnen.
3.5
Het hof trekt hieruit de conclusie dat de medische klachten van [verweerder] al bestonden voordat sprake kan zijn geweest van koolmonoxidelekkage vanuit de kachel. Dat tussen deze klachten en de rookgaslekkage die op 30 november 2018 is vastgesteld sprake is van causaal verband kan daarom niet worden aangenomen. Voor vergoeding van schade die het gevolg is van die al bestaande medische klachten is daarmee geen basis.
3.6
Het hoger beroep slaagt in zoverre dat het hof [verzoekster] niet aansprakelijk oordeelt voor de aanzienlijke gezondheidsschade die [verweerder] tot inzet van deze procedure heeft gemaakt. Het hof heeft bij dit oordeel de producties die [verzoekster] bij haar laatste akte in het geding heeft gebracht buiten beschouwing gelaten, omdat [verweerder] daarop niet heeft kunnen reageren.
3.7
[verweerder] heeft in deze procedure geen concrete schadebedragen gevorderd, maar een verwijzing naar de schadestaat, die ook is toegewezen. Het hof heeft in het tussenarrest al geoordeeld dat de kachel een gebrek had en dat [verzoekster] aansprakelijk is voor de schade die uit dat gebrek voor [verweerder] is ontstaan. Dat de (geringe) rookgaslekkage, die op enig moment ná 11 april 2018 maar vóór 30 november 2018 is ontstaan, tot enige (gezondheids)schade heeft geleid, al dan niet in de vorm van enige verergering van de hiervoor omschreven klachten met daaruit volgende schade, kan niet worden uitgesloten. Aan de vereisten voor verwijzing naar de schadestaatprocedure, namelijk dat de mogelijkheid aannemelijk is dat schade is of zal worden geleden, is daardoor voldaan. [2] De bewijslast dat van dergelijke schade sprake is, rust in die procedure op [verzoekster] .
De slotsom
3.8
De grieven slagen slechts voor een beperkt deel, namelijk voor zover de kantonrechter in haar eindvonnis, onder verwijzing naar de stellingen van [verweerder] , aannemelijk heeft geacht dat [verweerder] schade heeft geleden en de formulering van de veroordeling waarmee de indruk wordt gewekt dat [verweerder] gedurende de hele tijd dat hij de beschikking had over het gehuurde, blootgesteld is geweest aan koolmonoxide.
3.9
Het hof zal die veroordeling iets preciezer formuleren, namelijk dat het gaat om de blootstelling aan koolmonoxide die het gevolg was van de rookgaslekkage uit de gaskachel in het gehuurde zoals die lekkage is vastgesteld op 30 november 2018.
3.1
Voor het overige falen de grieven. [verzoekster] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar hoger beroep tegen het vonnis van 15 september 2020 (zie rov. 5.2 van het arrest van
13 juni 2023). Het hof zal de vonnissen van 9 februari 2021 en 24 mei 2022 voor het overige bekrachtigen, inclusief de daarin opgenomen proceskostenveroordeling ten laste van [verzoekster] .
Het hof zal de kosten van de procedure in hoger beroep compenseren, omdat beide partijen daarin deels in het ongelijk zijn gesteld.

4.De beslissing

Het hof:
4.1
verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep gericht tegen het comparitievonnis van de kantonrechter in Groningen van 15 september 2020;
4.2
bekrachtigt het tussenvonnis van de kantonrechter in Groningen van 9 februari 2021;
4.3
vernietigt het eindvonnis van de kantonrechter in Groningen van 24 mei 2022, uitsluitend voor zover het betreft de onder 3.1 gegeven verklaring voor recht, bekrachtigt dat vonnis voor het overige, en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
4.4
verklaart voor recht dat [verzoekster] aansprakelijk is voor de schade van [verweerder] , materieel en immaterieel, die hij heeft geleden en zal lijden als gevolg van blootstelling aan koolmonoxide ten gevolge van de rookgaslekkage uit de gaskachel in het gehuurde die is vastgesteld op 30 november 2018;
4.5
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt van de procedure in hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, W.F. Boele en W.A. Zondag en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
23 juli 2024.

Voetnoten

1.vgl. HR 16 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2229.
2.HR 17 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:428, rov. 3.2.4.