ECLI:NL:GHARL:2024:4785

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
21-005822-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis doodslag met tbs en schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2024 het vonnis van de rechtbank Gelderland bevestigd. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van moord, maar veroordeeld voor doodslag tot een gevangenisstraf van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest, en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De rechtbank had ook de vorderingen van de benadeelde partijen volledig toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel. Het hof oordeelt dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist en voegt een aanvulling toe aan de strafmotivering. Het hof benadrukt de ernst van het feit, waarbij de verdachte dwingend en controlerend gedrag vertoonde richting het slachtoffer, wat leidde tot de doodslag. Ondanks dat moord niet bewezen is verklaard, is er sprake van een zware vorm van doodslag. Het hof concludeert dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur recht doet aan de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer. De door de verdediging voorgestelde lagere straf wordt als onvoldoende beschouwd. Het hof bevestigt daarom het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de maatschappij.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005822-23
Uitspraak d.d.: 23 juli 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 30 november 2023 met parketnummer 05-072344-23 in de strafzaak tegen

[Verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
thans verblijvende [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 juli 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.A.C. ter Steeg, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte ter zake van de impliciet primair ten laste gelegde moord vrijgesproken en ter zake van de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest, en gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en bevolen dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. Tevens heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen volledig toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze en op goede gronden heeft beslist. Het vonnis zal daarom worden bevestigd, met dien verstande dat het hof de strafmotivering als volgt aanvult.

Aanvullende strafmotivering

Het hof sluit zich aan bij hetgeen de rechtbank heeft overwogen ten aanzien van de ernst van het feit. De verdachte, die het niet kon verkroppen dat het slachtoffer de relatie met hem definitief had beëindigd, kon zich hierbij niet neerleggen en bleef dwingend en controlerend gedrag vertonen richting het slachtoffer. Verdachte accepteerde – zo heeft hij desgevraagd verklaard ter terechtzitting in hoger beroep – geen ‘nee’. Het slachtoffer had de relatie al eerder geprobeerd te beëindigen en om aan de druk van verdachte weerstand te bieden had ze de laatste keer daarbij de hulp van haar moeder en broer ingeschakeld. Het gerechtshof rekent het verdachte zwaar aan dat hij het leven van zijn toenmalige ex-vriendin op dwingende wijze heeft getracht te controleren, wat uiteindelijk heeft geresulteerd in het bewezen verklaarde feit.
Het hof overweegt dat moord weliswaar niet bewezen is verklaard, maar dat sprake is van een zware vorm van doodslag. Verdachte heeft gedurende langere tijd op diverse manieren geprobeerd zicht op en controle over het gedrag van het slachtoffer te behouden. Zo stuurde hij berichten om na te gaan waar en met wie zij was, deed hij pogingen om in persoon af te spreken en wilde hij het slachtoffer ertoe bewegen dat zij zich niet met een andere partner zou inlaten. In dit verband verklaarde verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat hij het gevoel had dat hij de controle over het slachtoffer verloor. Deze achtergrond en bedoeling van verdachte maakt dat – hoewel voorbedachte raad vanwege de in het vonnis van de rechtbank vermelde redenen niet bewezen kan worden verklaard – hij zich er niet alleen niet bij neer kon leggen dat de relatie was beëindigd maar ook dat hij kennelijk niet kon accepteren dat het slachtoffer een relatie met een ander zou beginnen. Toen het slachtoffer niet meer op zijn berichten reageerde, is hij naar haar woning gegaan en is hij bij het zien van een andere man met geweld haar woning binnengedrongen. Hij heeft de man die bij haar was uit de woning verjaagd maar het fysieke geweld heeft zich uitsluitend op het slachtoffer gericht. Dat geweld was bovendien van een buitencategorie; er is veel en extreem geweld toegepast. Dit feit heeft een schok teweeggebracht in de maatschappij en gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer lange duur kan tot adequate vergelding leiden van al het leed dat de verdachte heeft veroorzaakt. De door de raadsvrouw voorgestelde gevangenisstraf van maximaal acht jaren doet onvoldoende recht aan de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd.
Het bovenstaande betekent niet dat het hof het belang van de verdachte bij een geslaagde tbs-behandeling, alsmede andere belangen van de verdachte, uit het oog verliest. Het hof heeft verdachtes belangen wel degelijk meegewogen bij de te nemen beslissing met betrekking tot de op te leggen sancties, maar die afweging leidt niet tot oplegging van een lagere gevangenisstraf. Het door de verdachte gepleegde feit is naar het oordeel van het hof te ernstig om met een gevangenisstraf van een geringere dan de door de rechtbank opgelegde duur te worden afgedaan. Ook is het nadeel dat de verdachte eventueel zou ondervinden bij een relatief laat beginnende behandeling te gering om tot die geringere duur te besluiten.
Het hof is daarom van oordeel dat een gevangenisstraf van twaalf jaren, zoals opgelegd door de rechtbank, een passende en noodzakelijke bestraffing is.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. J.L.F. Groenhuijsen, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. D.M.I. de Waele, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E. van der Zandt, griffier,
en op 23 juli 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 23 juli 2024.
Tegenwoordig:
mr. J.L.F. Groenhuijsen, voorzitter,
mr. J. van Spanje, advocaat-generaal,
mr. S.H. van Dalen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.