ECLI:NL:GHARL:2024:4470

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
21-005494-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep in strafzaak tegen verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, dat op 13 december 2022 was gewezen. Tijdens de zitting op 13 juni 2024 heeft de verdachte echter aangegeven dat hij zijn bezwaren tegen het vonnis niet langer wenste te handhaven. Het hof heeft vervolgens, in overeenstemming met artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep. Dit besluit is genomen na het horen van de advocaat-generaal en de verdediging, waarbij het hof geen redenen heeft gezien voor een inhoudelijke behandeling van de zaak. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. W.A. Holland, en in aanwezigheid van de raadsheren mr. D.M.I. de Waele en mr. D.R. Sonneveldt, en griffier mr. L.A.C. van den Berg-Veltman.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005494-22
Uitspraak d.d.: 13 juni 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshofArnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep,ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht,van 13 december 2022 met parketnummer 16-020600-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
thans verblijvende in [verblijfplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 juni 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. A. Boumanjal, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Het hof ziet in deze zaak aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte aanvankelijk wel een appelschriftuur heeft ingediend maar vervolgens op de zitting heeft aangegeven niet langer deze bezwaren tegen het genoemde vonnis te handhaven of andere heeft opgegeven en het hof – gehoord de advocaat-generaal en de verdediging – ook zelf geen redenen ziet die een inhoudelijke behandeling van de zaak noodzakelijk maken. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. W.A. Holland, voorzitter,
mr. D.M.I. de Waele en mr. D.R. Sonneveldt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.C. van den Berg-Veltman, griffier,
en op 13 juni 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.