Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
hij, op of omstreeks 12 februari 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven, op (zeer) geringe afstand met een vuurwapen heeft geschoten op het hoofd en/of torso, althans het lichaam van voornoemde [benadeelde] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij, in de periode van 30 januari 2023 tot en met 12 februari 2023 te [plaats] een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Carl Walther, type TPH, kaliber 6,35 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.
Bewezenverklaring
hij op 12 februari 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven, op geringe afstand met een vuurwapen heeft geschoten op het lichaam van voornoemde [benadeelde] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij in de periode van 30 januari 2023 tot en met 12 februari 2023 te [plaats] een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Carl Walther, type TPH, kaliber 6,35 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Onderaan de trap aangekomen sloeg en trapte hij tegen mijn kelderdeur. Ik was alleen en de kelder heeft maar één deur, dus ik kon geen kant op. Ik heb daarop mijn vuurwapen gepakt. Nadat hij mijn kelderdeur daadwerkelijk had opengetrapt stonden wij oog in oog met elkaar. Aangever rende vervolgens de trap weer op en op dat moment schoot ik van onderaan de trap. Ten overstaande van de rechter-commissaris d.d. 15 februari 2023 heeft verdachte verklaard:
‘Ik zag de deur kapot gaan en daarna zag ik hem naar boven rennen. Ik kan mij herinneren dat [benadeelde] heel snel naar boven rende’. Het hof stelt aldus vast dat de situatie van de (dreigende) aanranding op het moment van het schieten door verdachte reeds was beëindigd, waardoor de noodzaak tot verdediging niet langer bestond.
‘het mooier wilde voordoen dan dat het was’.
Oplegging van straf en maatregel
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde] ten aanzien van feit 1
Onttrekking aan het verkeer
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
€ 5.052,74 (vijfduizend tweeënvijftig euro en vierenzeventig cent) bestaande uit € 52,74 (tweeënvijftig euro en vierenzeventig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.