ECLI:NL:GHARL:2024:4289

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
200.330.490
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over levering en non-conformiteit van kozijnen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] c.s. tegen Finstral B.V. over de levering van kozijnen voor hun nieuwbouwwoning. [appellant] c.s. stelt dat de kozijnen te laat zijn geleverd en dat er sprake is van non-conformiteit. De kantonrechter heeft de vordering van [appellant] c.s. tot schadevergoeding afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat Finstral in gebreke is gebleven. In hoger beroep heeft [appellant] c.s. zijn eis vermeerderd en vordert nu een bedrag van € 56.730,41 aan schadevergoeding, alsook nakoming van de bestelde onderdorpels en ventilatieroosters.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en vastgesteld dat de levertermijn van de kozijnen pas inging na het definitief maken van de maatvoering, wat pas na de bouwvak kon gebeuren. Het hof concludeert dat Finstral niet in gebreke is gebleven en dat de vorderingen van [appellant] c.s. grotendeels moeten worden afgewezen. Het hof oordeelt dat de afspraken over de levertijd en de kwaliteit van de kozijnen duidelijk waren en dat [appellant] c.s. akkoord is gegaan met de latere levering. De vordering tot schadevergoeding wegens te late levering wordt afgewezen, evenals de vordering tot schadevergoeding voor non-conformiteit, omdat niet is komen vast te staan dat er sprake was van gebreken die aan Finstral kunnen worden toegerekend.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, met uitzondering van de beslissing over de schadevergoeding voor de beschadiging van het plafond, waarvoor Finstral wordt veroordeeld tot betaling van € 399,-. Daarnaast worden buitengerechtelijke kosten toegewezen tot een bedrag van € 59,85. De proceskosten in hoger beroep worden voor rekening van [appellant] c.s. gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof: 200.330.490
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Apeldoorn: 10172847
arrest van 25 juni 2024
in de zaak van

1.[appellant] en

2. [appellante]
die wonen in [woonplaats1]
die hoger beroep hebben ingesteld
en bij kantonrechter optraden als eisers
hierna: [appellant] c.s.
advocaat: mr. L.W. van de Wetering
tegen
Finstral B.V.
die is gevestigd in Apeldoorn
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde
hierna: Finstral
advocaat: mr. E.F.E. van Essen

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 20 februari 2024 heeft op 1 mei 2024 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Finstral heeft eind 2021 en begin 2022 kozijnen geleverd en gemonteerd in de nieuwbouwwoning van [appellant] c.s. Volgens [appellant] c.s. heeft Finstral dit te laat en niet goed gedaan.
2.2.
[appellant] c.s. heeft bij de kantonrechter gevorderd dat Finstral veroordeelt wordt tot betaling van een bedrag van € 25.000,- aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
2.3.
De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, omdat volgens hem niet is komen vast te staan dat Finstral in gebreke is gebleven met tijdige levering van de kozijnen en/of tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenissen uit overeenkomst. [appellant] c.s. heeft in hoger beroep zijn eis vermeerderd. Hij vordert in totaal een bedrag van € 56.730,41 aan (deels voorschot op) schadevergoeding. Daarnaast vordert [appellant] c.s. nakoming ten aanzien van de bestelde onderdorpels en ventilatieroosters. Ten slotte maakt [appellant] c.s. aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De bedoeling van het hoger beroep is dat deze vorderingen (alsnog) worden toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

De beslissing
3.1.
Het hof zal beslissen dat niet is komen vast te staan dat i) Finstral de kozijnen te laat heeft geleverd en ii) er sprake is van non-conformiteit, waardoor de vorderingen van [appellant] c.s. grotendeels afgewezen moeten worden. Het hof licht dat hierna toe.
De feiten waarvan het hof uitgaat
3.2.
In het bestreden vonnis van 3 mei 2023 heeft de kantonrechter feiten vastgesteld, die als in hoger beroep onomstreden ook het hof tot uitgangspunt dienen. Het hof geeft die feiten, deels aangevuld met de feiten die uit het debat in hoger beroep volgen, hieronder verkort weer.
3.3.
In de door [appellant] c.s. op 3 februari 2021 geaccepteerde offerte staat een levertermijn van ongeveer 10 weken na ontvangst van de getekende opdrachtbevestiging. In de offerte zijn de algemene voorwaarden van Finstral van toepassing verklaard. In artikel 4.1 van de algemene voorwaarden staat dat de levertijd door Finstral zo nauwkeurig mogelijk wordt opgegeven en dat Finstral verplicht is zich in te spannen om binnen deze aangegeven tijd te presteren. Verder staat in artikel 4.2 van de algemene voorwaarden dat de overeengekomen leveringstermijn nimmer een fatale termijn is en dat bij overschrijding van die termijn, de wederpartij Finstral daarom schriftelijk in gebreke moet stellen.
3.4.
Op het moment dat de offerte geaccepteerd werd, was de woning van [appellant] c.s. nog niet gereed. [appellant] c.s. hebben eerst stelkozijnen laten plaatsen. Op 30 maart 2021 heeft de bouwbegeleider van [appellant] c.s., de heer [naam1] (hierna: [naam1] ), aan de heer [naam2] van Finstral (hierna: [naam2] ) gemaild:
“(..)
Ik heb alle maten van de stelkozijnen maar vind het eigenlijk te risicovol alles vooraf te bestellen. Met name het kozijn tot in de nok durf ik niet aan. Ik ben daarin te afhankelijk van de nauwkeurigheid van de ruwbouwer en de constructie van de kap.
Het plan is nu de stelkozijnen te plaatsen en daarna in te meten. Hoeveel tijd zit er tussen inmeten en leveren? Ik verwacht dat midden mei gemeten kan worden
En hoe gaat dit? Tekenen we eerst een overeenkomst met voorlopige maten?(..)”
Waarop [naam2] diezelfde dag heeft geantwoord:
“(..)
Levertijd na getekende opdracht ongeveer 10 weken, ik kan pas een opdrachtbevestiging maken nadat alles bekend is dus ook de maatvoering.
Nadat de opdrachtbevestiging getekend is gaat de levertijd in.
Het lijkt me in dit geval goed de kozijnen in te meten.
Laat me maar weten wanneer ik kan komen meten.
3.5.
Pas na het gereedkomen van de kap van de woning kon er ingemeten worden. [naam1] heeft op 19 juli 2021 aan Finstral doorgegeven dat (weer) kon worden ingemeten. [naam1] heeft toen ook (nogmaals) gevraagd of Finstral al iets kon zeggen over de levertijd. [naam2] heeft toen geantwoord dat hij op 27 juli 2021 kon komen om in te meten. Verder berichtte [naam2] dat Finstral net bericht van de fabriek had gekregen en dat de fabriek niet eerder kon leveren dan week 48/49 van 2021. Nadat [naam2] op 27 juli 2021 op de bouw is geweest voor het inmeten, bleek dat de maten van de kalfen van de kozijnen die dag niet opgemeten konden worden. Die dag heeft [naam2] de opdrachtbevestiging ter ondertekening aan [naam1] gestuurd, maar hij heeft daarbij wel aangegeven:

Ik ben vandaag op de bouw geweest om de maatvoering te nemen, ik het [naam3] gesproken maar deze kon de delingsmaten pos. 7-8-9-10-13-14 niet aangeven. (..)
Wanneer we de gecontroleerde opdrachtbevestiging retour hebben zullen we de kozijnen aanbieden bij de fabriek en deze zal dan de levertijd aangeven. Ik kan u deze nu niet geven!!!!!!!
Ik zie de getekende opdrachtbevestiging graag tegemoet. (..)
3.6.
In de door [naam2] op 27 juli 2021 toegezonden opdrachtbevestiging staat het volgende opgenomen:
“(..)Leverweek z.s.m.: i.v.m. oplopende levertijden wordt een montageweek z.s.m. bevestigd via onze montagecoordinator.(..)
Leveringsvertragingen bij onze leveranciers van halffabricaten en grondstoffen kunnen leiden tot vertragingen in onze productie. In voorkomende gevallen zullen wij u natuurlijk direct informeren en vertragingen in leveringen en of montage tot een minimum trachten te beperken. De oorzaak voor deze mogelijke vertragingen ligt op mondiaal vlak, de grote economieën kopen momenteel extreem veel in, waarmee de markt onder spanning komt te staan.(..)”
3.7.
[appellant] c.s. hebben niet (voldoende kenbaar) gegriefd tegen de vaststelling door de kantonrechter dat [naam1] op 30 juli 2021 de door hem getekende opdrachtbevestiging aan [naam2] heeft geretourneerd. [appellant] c.s. stelt in zijn memorie van grieven wel dat [naam1] dit op 27 juli 2021 al gedaan had, maar licht dat niet nader toe, terwijl uit de overgelegde mailcorrespondentie volgt dat [naam1] 30 juli 2021 om 14:22 uur aan [naam2] heeft gemaild: “(..)
Bijgaand de bemating van de kalfen van kozijnen. Tevens een ondertekend akkoord.(..)”
Het hof gaat er dan ook net als de kantonrechter van uit dat [naam1] de getekende opdrachtbevestiging op 30 juli 2021 heeft teruggestuurd.
[naam2] antwoordde op 30 juli 2021 om 17:08 uur:

Je geeft aan bovenkant onderdorpel stelkozijn = 0 maar volgens mij moet dat - 50 peil zijn. Graag op de tekening in de bijlage nogmaals de maten erbij schrijven , let ook op de plaats waar het kozijn gekoppeld wordt en dus dubbele stijlen heeft. Ook graag bij pos. 13 en 14 ik kan dat niet uit jouw overzicht halen.
[naam1] stuurde op 30 juli 2021 (na eerst een andere e-mail) om 19:11 uur een mail met de inhoud:

Bijgaande zoals gewenst.
3.8.
Op 2 augustus 2021 heeft [naam1] gevraagd naar de levertijd. Hierop kreeg hij te horen dat Finstral met de bouwvak niet, althans minder, bereikbaar was. Op 4 augustus 2021 heeft de heer [naam4] van Finstral aan [naam1] laten weten dat de bestelling nog niet financieel gepasseerd was en dat er vanaf 2 tot 30 augustus 2021 niets besteld kon worden.
3.9.
Op 31 augustus 2021 heeft de heer [naam5] (hierna: [naam5] ) van Finstral het volgende bericht:
“(..) Ik heb gisteren contact gehad met [naam2] en hij heeft mij toegelicht dat de maatvoering nog niet definitief is bepaald om de kozijnen te kunnen bestellen. Jij en [naam2] hebben een afspraak gemaakt voor woensdag 1 september op de bouw om het e.a. te bespreken en te controleren. Deze afspraak dient allereerst plaats te laten vinden voordat we verder kunnen (..)”
3.10.
Op 1 september 2021 is Finstral met [naam1] op de bouw geweest.
3.11.
Op 3 september 2021 heeft [naam5] [naam1] laten weten dat hij verwacht dat de laatste kozijnen eind week 50/begin week 51 binnen zullen komen en dat de kozijnen in week 51 zullen worden gemonteerd.
3.12.
Op 6 september 2021 heeft [naam1] de factuur voor de levering en plaatsing van de kozijnen ontvangen. Omdat deze factuur op naam van [naam1] was gesteld heeft [naam1] gevraagd of de factuur op naam van [appellant] c.s. kon worden gesteld, waarna Finstral op 8 september 2021 een nieuwe opdrachtbevestiging aan [appellant] c.s. heeft gestuurd. [naam2] heeft desgevraagd aangegeven dat het tekenen van een nieuwe opdrachtbevestiging geen gevolgen heeft voor de levertijd. [appellant] c.s. heeft deze nieuwe opdrachtbevestiging getekend retour gestuurd.
3.13.
Op 13 september 2021 heeft [appellant] c.s. een e-mail aan [naam2] gestuurd waarin, voor zover van belang, het volgens is vermeld:
“(..) In ons gesprek vorige week maandag gaven jullie aan dat de kozijnen in week 51 geïnstalleerd zullen worden. Ik zou deze bevestiging nog van jullie willen ontvangen (heb ik nog niet gezien). Daarbij wil ik dan ook graag aangeven dat we week 51 als uiterste termijn aanmerken en dat we verdere vertraging niet accepteren. (..)”
3.14.
Op 14 september 2021 heeft [naam2] aan [naam1] laten weten dat de kozijnen in week 51 worden geleverd en dat de kozijnen tussen 20 en 24 december 2021 zullen worden gemonteerd.
3.15.
Op 1 december 2021 heeft [appellant] c.s. een factuur van Finstral ontvangen voor een totaalbedrag van € 35.090 (inclusief btw). [appellant] c.s. heeft op 16 december 2021 de eerste termijn van € 33.335,50 betaald.
3.16.
Op 20 december 2021 is Finstral begonnen met de installatie van de kozijnen. [naam1] ontving op die dag telefonisch bericht van Finstral dat niet alle kozijnen geleverd konden worden omdat een aantal (4) nog niet was geproduceerd.
3.17.
Op 2 maart 2022 heeft de gemachtigde van [appellant] c.s. Finstral onder meer aansprakelijk gesteld voor de schade die [appellant] c.s. heeft geleden in verband met de vertragingen van de kozijnen.
Te late levering?
3.18.
Volgens [appellant] c.s. is er op 3 februari 2021 door het accepteren van de offerte een overeenkomst tot stand gekomen waaruit volgt dat Finstral ongeveer 10 weken na het tekenen van de opdrachtbevestiging van 27 juli 2021 de kozijnen moest leveren (grieven 1 en 3). Finstral betwist dit en voert aan dat de definitieve opdrachtbevestiging op 8 september 2021 is getekend waarna de termijn is gaan lopen en de opdracht naar de fabriek is gegaan. Op dat moment is week 51 als leveringsweek doorgegeven, en zijn de kozijnen, op 4 kozijnen na, ook in die week geleverd.
3.19.
Het hof stelt voorop dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van uitsluitend een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij deze uitleg, aan de hand van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid, dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval en kunnen ook omstandigheden van na het aangaan van de overeenkomst een rol spelen, in die zin dat die een aanwijzing kunnen zijn van wat partijen bij het aangaan van de overeenkomst hebben bedoeld of verwacht.
3.20.
Volgens [appellant] c.s. ging de overeengekomen levertijd in na het tekenen van de opdrachtbevestiging van 27 juli 2021, ook al was de maatvoering toen nog niet definitief. Het hof passeert dat standpunt, omdat [appellant] c.s. niet heeft weersproken dat Finstral de definitieve maatvoering nodig had om de bestelling bij de fabriek te kunnen plaatsten (wat ook logisch is). Dit volgt ook duidelijk uit de emailwisseling tussen [naam1] en [naam2] van 30 maart 2021. [naam2] heeft dat ook op 27 juli 2021 nogmaals aan [naam1] medegedeeld toen hij de opdrachtbevestiging verstuurde. In ieder geval heeft [appellant] c.s. gelet op de gevoerde correspondentie in redelijkheid moeten begrijpen dat de overeenkomst inhield dat ook de definitieve maatvoering nodig was om de bestelling bij de fabriek te kunnen plaatsen en dat pas dan de levertijd in zou gaan.
3.21.
Partijen zijn in de offerte van februari 2021 een leveringstermijn van ongeveer 10 weken overeengekomen. Die afspraak moet geplaatst worden in de context van dat moment met de levertijden zoals die toen bekend waren. In dit geval is de opdrachtbevestiging (nagenoeg) vijf maanden later getekend door een omstandigheid die in de risicosfeer van [appellant] c.s. ligt: er kon eerder niet worden ingemeten omdat de bouw van de woning nog niet klaar was. In de tussentijd zijn de levertijden bij de fabriek aanzienlijk opgelopen. Finstral heeft [appellant] c.s. daarover ook ingelicht: [naam2] heeft [naam1] voorafgaand aan het inmeten bericht dat de fabriek niet eerder kon leveren dan week 48/49. Partijen hebben de oorspronkelijke overeenkomst met de getekende opdrachtbevestiging van 27 juli 2021 vervolgens nader ingekleed. [appellant] c.s. is in die opdrachtbevestiging namelijk akkoord gegaan met mogelijke vertragingen en was ermee bekend dat er niet eerder dan week 48/49 geleverd kon worden. Daarmee hebben zij dus nadere overeenstemming bereikt over de levertijd. Die nadere overeenstemming blijkt ook nog eens uit de e-mail van [appellant] c.s. van 13 september 2021 waarin hij akkoord is gegaan met levering in week 51 als uiterste termijn.
3.22.
[appellant] c.s. heeft aangevoerd dat Finstral pas bij het inmeten eind juli 2021 duidelijk heeft gemaakt aan [appellant] c.s. dat de levertijden enorm waren opgelopen en dat hij op dat moment niet meer op zoek kon gaan naar een andere leverancier. Volgens [appellant] c.s. had hij geen andere keuze dan doorgaan met Finstral. Het hof verwerpt dit betoog omdat het in de risicosfeer van [appellant] c.s. ligt dat de opdrachtbevestiging pas veel later na het tekenen van de offerte is ondertekend. In de tussentijd zijn de levertijden opgelopen en dat valt in redelijkheid niet aan Finstral toe te rekenen. Het hof gaat daarbij ook voorbij aan het verweer van [appellant] c.s. dat de levertijden zijn opgelopen doordat Finstral te veel kozijnen heeft verkocht en er daarom geen sprake kan zijn van een overmachtssituatie. Finstral heeft toegelicht dat zij afhankelijk was van de levertijden en productiecapaciteit van de fabriek. Weliswaar valt deze fabriek onder het concernverband waartoe Finstral behoort, maar dat maakt niet dat Finstral kan worden verweten dat in dat concernverband, en overigens in de bouw in zijn algemeen, in coronatijd de levertijden zijn opgelopen door een grotere vraag en tekorten aan grondstoffen. Voorts kon van Finstral niet worden verwacht dat zij maandenlang productiecapaciteit vrijhield tot het moment dat [appellant] c.s. de maten doorgaf. Bovendien laat dit onverlet dat [appellant] c.s., zoals hiervoor overwogen, akkoord is gegaan met die latere levering en hij de rechtsgeldigheid van die (nadere) afspraak niet heeft aangetast met een beroep op een vernietigings- of ontbindingsgrond.
3.23.
[appellant] c.s. heeft ook gesteld dat de definitieve maatvoering al bekend was op 30 juli 2021 en dat daarom op 30 juli 2021 de levertermijn is aangevangen en Finstral de kozijnen toen al had moeten bestellen. Voor zover de maatvoering op 30 juli 2021 niet vaststond, voert [appellant] c.s. verder aan dat Finstral verantwoordelijk was voor het inmeten en het aan haar te wijten was dat alle maten nog niet bekend waren op 30 juli 2021 (grieven 2 en 3). Deze argumenten van [appellant] c.s. stuiten al af op het feit dat [appellant] c.s. op 13 september 2021 akkoord is gegaan met levering in week 51. Ter overvloede overweegt het hof als volgt. Uit de overgelegde emailcorrespondentie tussen 27 juli 2021 en 1 september 2021 volgt niet dat er op 30 juli 2021 sprake was van een definitieve maatvoering. Dat [naam1] op 30 juli 2021 alle benodigde maatvoering heeft aangeleverd is gemotiveerd weersproken door Finstral. Finstral heeft terecht aangevoerd dat zij hecht aan een nauwkeurige vaststelling van de maatvoering alvorens tot bestelling van de kozijnen over te gaan gezien de gevolgen die dat heeft indien de maten niet goed zijn. Dat door de vakantieperiode in de maand augustus 2021 de opdracht verdere vertraging heeft opgelopen is weliswaar ongelukkig voor [appellant] c.s., maar levert geen tekortkoming aan de zijde van Finstral op. Finstral heeft correct en voortvarend gehandeld door direct na de vakantieperiode, op 1 september 2021 bij [appellant] c.s. langs te gaan om zelf de laatste maten op te nemen, dan wel om de opgegeven maatvoering te controleren. Finstral heeft enkele dagen daarna, op 3 september 2021, aan [appellant] c.s. bericht dat de kozijnen eind week 50/begin week 51 geleverd konden worden. Het hof verwerpt de stelling van [appellant] c.s. dat Finstral verantwoordelijk was voor het inmeten en het aan haar te wijten was dat alle maten nog niet bekend waren op 30 juli 2021. [appellant] c.s. heeft niet voldoende toegelicht waarom dit verwijt aan Finstral gemaakt kan worden, nu Finstral op 27 juli 2021 naar de woning van [appellant] c.s. is gegaan om de maten op te nemen en het niet aan Finstral valt toe te rekenen dat op dat moment niet alle maten opgenomen konden worden. [naam2] heeft zich daarna tot zijn vakantie verder ingespannen om via e-mail de maten door te krijgen.
3.24.
Het hof gaat overigens voorbij aan het verweer van Finstral dat [appellant] c.s. eerst op 8 september 2021 de opdrachtbevestiging heeft getekend, en dat de levertijd toen pas is gaan lopen. Finstral heeft immers aan [appellant] c.s. bevestigd dat de nieuwe opdrachtbevestiging puur voor de administratie door [appellant] c.s. zelf getekend moest worden.
3.25.
Uit het voorgaande volgt dat, nog daargelaten dat [appellant] c.s. akkoord is gegaan met levering in week 51, vlak na 1 september 2021 (en niet eerder) van Finstral verwacht mocht worden om de bestelling bij de fabriek te plaatsen en dat heeft zij gedaan.
3.26.
Dat er 4 kozijnen niet in week 51 zijn geplaatst leidt nog niet tot schadeplichtigheid van Finstral. Door Finstral is er – onweersproken – op gewezen dat [appellant] bij e-mail van 29 december 2021 akkoord is gegaan met (na)levering in week 3 van 2022, welke termijn ook goeddeels is gehaald. Voor zover die termijn (net) niet gehaald zou zijn, heeft [appellant] c.s. onvoldoende toegelicht welke schade hij heeft geleden door die, dan beperkte, overschrijding.
3.27.
Het voorgaande leidt ertoe dat de grieven die zien op de gestelde te late levering van de kozijnen falen en de vordering tot schadevergoeding wegens vertraging in de levering niet toewijsbaar is.
Non-conformiteit?
3.28.
Volgens [appellant] c.s. zijn de geleverde kozijnen gebrekkig. De kantonrechter is daar volgens [appellant] c.s. ten onrechte niet op ingegaan (grief 5). Het hof zal per onderdeel op de door [appellant] c.s. gestelde gebreken ingaan.
Schuifpui
3.29.
Volgens [appellant] c.s. buigt de schuifpui door waardoor deze moeilijk te openen en te sluiten is. De schuifpui moet vervangen worden, aldus [appellant] c.s. [appellant] c.s. maakt aanspraak op vervangende schadevergoeding en vordert een voorschot op schade van € 32.450, welk bedrag volgt uit een offerte uit 2022 van een derde voor de vervanging van de gehele pui. Finstral is enkele keren langs geweest om naar de schuifpui te kijken. Finstral heeft op 29 augustus 2022 aan [appellant] c.s. bericht dat er op 25 augustus 2022 naar de schuifpui is gekeken en dat er toen een afstelling is gedaan waardoor de schuifpui op de voorgeschreven wijze functioneerde. Verder gaf Finstral aan dat er sprake was van een minimaal hoogteverschil dat binnen de producttolerantie viel en dat dat hoogteverschil met de tijd minder zou worden met het uitzakken van het schuifdeel. Ter zitting bij het hof heeft Finstral erkend dat het hoogteverschil dat te zien is op de door [appellant] c.s. bij memorie van grieven ingebrachte beelden inderdaad niet goed is, maar dat het hoogteverschil op de beelden veel groter is dan het in augustus 2022 was. Mogelijk komt dit door de bediening van de pui door [appellant] c.s., aldus Finstral. Finstral heeft aangegeven dat er op het beslag garantie zit en dat zij bereid is de schuifpui opnieuw te beoordelen.
3.30.
Het hof is van oordeel dat [appellant] c.s. onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat er op 29 augustus 2022 al sprake was een gebrek waarvan Finstral herstel heeft geweigerd. De overgelegde beelden kunnen alleen iets zeggen over een gebrek op het moment waarop de beelden zijn gemaakt. De datum waarop de beelden zijn gemaakt is niet duidelijk geworden. Dat er sprake is van een gebrek in de schuifpui dat aan Finstral valt toe te rekenen, is niet komen vast te staan. Finstral heeft zich ter zitting ook uitdrukkelijk bereid verklaard de schuifpui opnieuw te willen beoordelen. Die gelegenheid dient zij nog te krijgen, waardoor nu niet geoordeeld kan worden dat zij in verzuim is. De gevorderde (vervangende) schadevergoeding is om die reden niet toewijsbaar. Daarbij komt dat [appellant] c.s. onvoldoende heeft onderbouwd dat de gehele schuifpui vervangen moet worden. Zij verwijst naar een emailwisseling van zijn advocaat met het bedrijf dat de offerte uit 2022 heeft opgesteld, waarin dit bedrijf bevestigt dat zij destijds heeft geconstateerd dat de pui vervangen moet worden, maar dat is niet voldoende. Ook de gestelde schade is dus onvoldoende onderbouwd.
Afdichting kozijnen
3.31.
Volgens [appellant] c.s. is de afdichting van de kozijnen op de eerste verdieping niet goed, waardoor er sprake is van geluidsoverlast. [appellant] c.s. stelt in zijn memorie van grieven niet langer aanspraak te maken op nakoming maar op vervangende schadevergoeding.
3.32.
Finstral voert als verweer dat [appellant] c.s. de binnenafwerking te snel, want nog voor het plaatsen van de kozijnen, heeft laten aanbrengen, waardoor Finstral geen reguliere afdichting kon maken. Het ontbrak haar aan de daarvoor benodigde ruimte tussen afwerking en kozijn. Finstral heeft op 29 maart 2022 bericht dat zij in overleg met [appellant] in plaats van pur compriband voor de afdichting heeft gebruikt omdat de binnenafwerking al was aangebracht. Zij heeft in die e-mail aangegeven dat zij nog wel pur kan aanbrengen maar dat dan eerst de binnenafwerking verwijderd moet worden. Zij heeft ook een alternatieve oplossing aangedragen, namelijk een rugvulling met acrylkit, maar op die afdichting kan Finstral dan geen garantie op luchtdichtheid geven. In de e-mail heeft Finstral aangegeven graag te vernemen welke afdichting zij kan aanbrengen tijdens een komend bezoek. [appellant] c.s. is daarop niet ingegaan. [appellant] c.s. heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat Finstral geen pur kon aanbrengen doordat de binnenafwerking al was aangebracht. [appellant] c.s. heeft ter zitting zelf aangegeven dat dit met de planning te maken had. Als hij het niet al had laten afwerken, zou dat veel later geworden zijn. [appellant] c.s. heeft er dus zelf voor gekozen om de afwerking aan te brengen voorafgaand aan het plaatsen van de kozijnen. Finstral heeft ter zitting nader toegelicht dat de pur alleen aangebracht kon worden bij een naad van tenminste 5 millimeter breed. [appellant] c.s. betwist dat het niet mogelijk was om pur aan te brengen, omdat op de benedenverdieping wel pur is gebruikt en de afwerking hetzelfde is. Finstral heeft dit evenwel betwist. Zij heeft ter zitting toegelicht dat zij pur heeft aangebracht waar dat mogelijk was. [appellant] c.s. heeft in het licht van dat verweer, zijn stelling dat Finstral wel overal pur kon aanbrengen onvoldoende onderbouwd. Finstral is nog steeds bereid een van de twee door [appellant] c.s. aan te geven opties uit te voeren. Het hof is van oordeel dat, zo Finstral al een tekortkoming verweten zou kunnen worden, bij die stand van zaken van verzuim geen sprake is. Finstral heeft al op 22 maart 2022 aangeboden om de afdichting aan te passen en daarvoor twee opties aangedragen. [appellant] c.s. is daarop niet ingegaan en heeft Finstral daardoor geen gelegenheid tot herstel gegeven. [appellant] c.s. is daarmee in schuldeisersverzuim geraakt, waardoor van verzuim aan de zijde van Finstral geen sprake kan zijn. [appellant] c.s. heeft nog aangevoerd dat hij de alternatieve methode niet acceptabel vindt, omdat Finstral daarop geen garantie wil geven. Het hof vindt dat dat niet aan Finstral valt toe te rekenen, omdat zij een niet overeengekomen alternatief heeft aangeboden, waarop zij geen garantie hoeft te geven. [appellant] c.s. kan er ook voor kiezen om de afwerking te verwijderen, zodat Finstral alsnog de pur kan aanbrengen. De kosten die verbonden zijn aan het verwijderen en opnieuw aanbrengen van de afwerking behoren daarbij voor rekening van [appellant] c.s. te komen, aangezien hij er zelf voor heeft gekozen om de afwerking voorafgaand aan het plaatsen van de kozijnen aan te laten brengen, waardoor Finstral het werk niet overal met gebruikmaking van pur kon uitvoeren.
3.33.
Verder stelt [appellant] c.s. dat Finstral het plafond heeft beschadigd bij het plaatsen van de kozijnen. [appellant] c.s. stelt in zijn memorie van grieven niet langer aanspraak te maken op nakoming maar op vervangende schadevergoeding. Finstral voert in haar memorie van antwoord verweer tegen deze vordering, maar zij heeft zich op 9 maart 2022 in een brief van haar advocaat bereid verklaard deze schade te vergoeden, na akkoord over de herstelkosten. Finstral heeft ter zitting aangegeven dat zij bereid is een bedrag van € 399,- te betalen. Finstral heeft daarmee in zoverre haar verweer laten varen. [appellant] c.s. heeft niet gesteld wat de herstelkosten van alleen het stucwerk zijn. Hij heeft een offerte van een derde ingebracht, maar ook in die offerte is niet gespecificeerd wat de kosten voor (alleen) het herstel van het plafond zijn. Nu Finstral zich ter zitting bereid heeft verklaard een bedrag van € 399,- aan [appellant] c.s. te vergoeden, zal het hof [appellant] c.s. daartoe veroordelen. [appellant] c.s. heeft zijn vordering voor het meerdere onvoldoende onderbouwd. De door [appellant] c.s. gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen tot het bedrag dat op grond van de staffel uit het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten redelijk is, te weten € 59,85.
Verkeerde kleur onderdorpels
3.34.
[appellant] c.s. stelt dat Finstral een aantal onderdorpels in de verkeerde kleur heeft geleverd en vordert nakoming. Volgens [appellant] c.s. staat in de offerteaanvraag antraciet (RAL 7021), maar is er wit geleverd. [appellant] c.s. vordert kosteloos herstel in aluminium. Finstral voert als verweer dat zij heeft geleverd wat is overeengekomen in de opdrachtbevestiging, daarin staat opgenomen dat onderdorpels in de standaard kleur worden geleverd. Finstral heeft ter zitting toegelicht dat dit volgt uit de bewoordingen “kunststof kunststof” (zie pagina 6 onder montagemateriaal). Indien [appellant] c.s. uitvoering in aluminium had gewild, had hij dat als optie moeten aangeven. Dat was dan tegen meerprijs geleverd. Het hof oordeelt dat nu in de opdrachtbevestiging geen opdracht is gegeven voor aluminium onderdorpels en [appellant] c.s. daarvoor ook niet heeft betaald, er geen sprake is van een tekortkoming aan de zijde van Finstral. Het had bovendien op de weg van [appellant] c.s., die werd bijgestaan door [naam1] , gelegen om de opdrachtbevestiging op dat punt door te nemen en/of daarover navraag te doen bij Finstral alvorens tot ondertekening over te gaan. Gesteld noch gebleken is dat dit is gebeurd.
Ontbreken ventilatieroosters
3.35.
[appellant] c.s. stelt dat Finstral heeft nagelaten om ventilatieroosters in de kozijnen te leveren en vordert nakoming (kosteloos). In de offerteaanvraag is expliciet verwezen naar de toetsing bouwbesluit die als bijlage is meegestuurd en waarin de ventilatieroosters vermeld staan. Er is volgens [appellant] c.s. dus gevraagd om een offerte inclusief ventilatieroosters. Finstral had daarom moeten melden dat in de offerte geen ventilatieroosters waren opgenomen. Finstral voert daartegen gemotiveerd verweer. Het hof is van oordeel dat de ventilatieroosters niet staan opgenomen in de opdrachtbevestiging en dus geen onderdeel vormen van de overeenkomst. Zowel de offerte uit februari 2021 als de opdrachtbevestiging uit juli 2021 bevat gedetailleerde tekeningen en specificaties van de door Finstral te leveren kozijnen. Het had daarmee voor [appellant] c.s., zeker gelet op het feit dat hij werd bijgestaan door [naam1] , voldoende duidelijk moeten zijn dat daar geen ventilatieroosters toe behoorden. Overigens heeft [appellant] c.s. onvoldoende onderbouwd gesteld dat uit het bouwbesluit voortvloeide dat er ventilatieroosters geplaatst moesten worden en dat dit voldoende kenbaar was door Finstral. De enkele toezending van de toetsing bouwbesluit als bijlage is daarvoor niet voldoende. Van een tekortkoming aan de zijde van Finstral is niet gebleken. De vordering is daarom niet toewijsbaar.
Geen bewijslevering
3.36.
Al het overige dat is aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Het hof gaat aan de bewijsaanbiedingen voorbij, nu [appellant] c.s. geen concrete feiten of omstandigheden heeft gesteld en te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden.
De conclusie
3.37.
Het hoger beroep slaagt grotendeels niet. Het hof zal alleen toewijzen een bedrag van € 399,- aan hoofdsom en een bedrag van € 59,85 aan buitengerechtelijke kosten. Omdat [appellant] c.s. grotendeels in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof de proceskostenveroordeling in eerste aanleg in stand laten en [appellant] c.s. tot betaling van de proceskosten van Finstral in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [1]

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Apeldoorn van 3 mei 2023, behalve de beslissing onder 5.1 die hierbij wordt vernietigd en
veroordeelt Finstral tot betaling van een bedrag van € 399,- aan hoofdsom en een bedrag van € 59,85 aan buitengerechtelijke kosten;
4.2.
veroordeelt [appellant] c.s. tot betaling van de volgende proceskosten van Finstral in hoger beroep:
€ 4.426,- aan salaris van de advocaat van Finstral (2 procespunten x appeltarief IV)
4.3.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Schoemaker, R.W.E. van Leuken en T.M. Sanders, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2024.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.