Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarbij een machtiging tot uithuisplaatsing van haar dochter is verleend. De moeder is het niet eens met de uithuisplaatsing en heeft haar verzoek gewijzigd, waarbij ze nu vraagt om de beschikking van 23 februari 2024 te vernietigen en de GI opdracht te geven om deel te nemen aan het KINGS-traject. De GI verzet zich tegen de verzoeken van de moeder en vraagt het hof om haar niet-ontvankelijk te verklaren.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de moeder en de vader zijn gezamenlijk belast met het gezag over hun dochter, die in het verleden meerdere keren uit huis is geplaatst. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de dochter verlengd en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat de thuissituatie onhoudbaar was, maar zij wil dat er opnieuw wordt ingezet op het vergroten van haar opvoedingsvaardigheden.
Het hof overweegt dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De moeder heeft onvoldoende aangetoond dat zij in staat is om de opvoeding van haar dochter op zich te nemen. Het hof wijst ook het verzoek om contra-expertise af, omdat dit te belastend zou zijn voor de minderjarige. Het hof verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de beschikking van 9 februari 2024 en bekrachtigt de beschikking van 23 februari 2024.