ECLI:NL:GHARL:2024:4159

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
200.338.752
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding na duurzame ontwrichting tussen echtgenoten van Macedonische nationaliteit

In deze zaak gaat het om een echtscheiding tussen twee partijen die in 1988 in Skopje, Macedonië, zijn getrouwd en beiden de Macedonische nationaliteit hebben. De vrouw heeft op 14 maart 2023 een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank Gelderland. De rechtbank heeft op 19 december 2023 de echtscheiding uitgesproken, maar de man is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. Hij verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot echtscheiding, dan wel dit verzoek af te wijzen. De vrouw verzoekt het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen en de man in de proceskosten te veroordelen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 mei 2023 heeft de vrouw verklaard dat zij niet meer met de man getrouwd wil zijn en dat zij het huwelijk als een hel heeft ervaren. De man heeft geen pogingen ondernomen om de verstoorde verhoudingen te herstellen. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw volhardt in haar wens om te scheiden en dat er sprake is van duurzame ontwrichting van het huwelijk. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank Gelderland ten aanzien van de echtscheiding en compenseert de proceskosten, zodat elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.338.752
(zaaknummer rechtbank Gelderland 416660)
beschikking van 20 juni 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. C. Huy,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.A.P.M. van Dal.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 19 december 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 12 maart 2023;
- het verweerschrift met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 16 mei 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat, en
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd [in] 1988 te [plaats1] , Skopje (Macedonië).
3.2
Partijen hebben beiden de Macedonische nationaliteit.
3.3
De vrouw heeft op 14 maart 2023 een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank (onder andere) de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
4.2
De man is het niet eens met de echtscheiding en komt daarom in hoger beroep. Hij verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot echtscheiding dan wel dit verzoek af te wijzen.
4.3
De vrouw voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en de grief van de man af te wijzen, met veroordeling van de man in de proceskosten.

5.De motivering van de beslissing

rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
Allereerst toetst het hof ambtshalve of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om kennis te nemen van het verzoekschrift tot echtscheiding. Op grond van artikel 3 Brussel II-ter is de Nederlandse rechter bevoegd in het geval partijen ieder hun gewone verblijfsplaats in Nederland hebben. Partijen hebben hun gewone verblijfplaats in Nederland, zodat de Nederlandse rechter bevoegd is.
Nu hiertegen geen grief is gericht, zal het hof net zoals de rechtbank het verzoek tot echtscheiding beoordelen naar Nederlands recht.
juridisch kader
5.2
Op grond van artikel 1:151 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt de echtscheiding op verzoek van één der echtgenoten uitgesproken, indien het huwelijk duurzaam ontwricht is.
Een huwelijk is ‘duurzaam ontwricht’ indien de voortzetting van de samenleving ondraaglijk is geworden, zonder dat er uitzicht bestaat op herstel van behoorlijke echtelijke verhoudingen. Of sprake is van duurzame ontwrichting moet worden beoordeeld naar het tijdstip van de uitspraak oftewel naar het heden. Daarbij is niet beslissend hoe de duurzame ontwrichting is ontstaan maar uitsluitend de vraag óf sprake is van een duurzame ontwrichting.
Indien een echtgenote gemotiveerd stelt en daarbij volhardt dat zij niet meer met haar echtgenoot kan samenleven, zal dit voor de rechter vrijwel altijd een beslissende aanwijzing zijn dat het huwelijk duurzaam is ontwricht waardoor aan (verdere) bewijslevering niet meer wordt toegekomen.
oordeel van het hof
5.3
Het hof stelt vast dat de vrouw ook in hoger beroep volhardt in haar wens om van de man te scheiden. Op de zitting heeft de vrouw uitdrukkelijk verklaard dat zij niet meer met de man getrouwd wil zijn. Zij heeft het huwelijk als een hel ervaren. De man gedroeg zich als een meester en zij was zijn slavin. De man wandelt door haar straat en probeert nog in de echtelijke woning te komen. Zij voelt zich bedreigd door hem. De politie is op de hoogte van haar situatie en zij draagt een alarmknop. Wanneer de man niet in staat is om de echtscheiding te verwerken dan moet hij daarvoor hulp zoeken, aldus de vrouw.
5.4
Nu de vrouw niet meer met de man wil gaan samenleven, moet het hof de stellingen van de man dat hij het huwelijk niet wil opgeven en hij de wens van de vrouw om te scheiden niet kan accepteren passeren. Er is nadat de man de echtelijke woning heeft verlaten geen contact meer geweest tussen partijen en de man heeft ook geen pogingen ondernomen om de verstoorde verhoudingen tussen partijen te herstellen, bijvoorbeeld met de hulp van een professional. Gezien alle omstandigheden van het geval is naar het oordeel van het hof sprake van duurzame ontwrichting van het huwelijk tussen partijen.
Het hof zal daarom de bestreden beschikking ten aanzien van de echtscheiding bekrachtigen.
5.5
Conform artikel 1:163 lid 3 BW dient een verzoek tot inschrijving van een echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand te worden gedaan uiterlijk zes maanden na de dag waarop de echtscheidingsbeschikking in kracht van gewijsde is gegaan. Ten overvloede overweegt het hof dat een echtscheidingsbeschikking, waartegen hoger beroep is ingesteld, pas in kracht van gewijsde gaat in de zin van artikel 1:163 lid 3 BW (zodat de daar bedoelde termijn van zes maanden een aanvang neemt) nadat de beschikking in het hoger beroep in kracht van gewijsde is gegaan.
Dit heeft tot gevolg dat de echtscheidingsbeschikking van 19 december 2023 kan worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tot uiterlijk zes maanden nadat de beschikking van het hof in kracht van gewijsde is gegaan.
proceskosten
5.6
De vrouw heeft verzocht om de man in de proceskosten van deze procedure te veroordelen, omdat zijn verzoek zinloos is. Het is echter gebruikelijk om in zaken tussen echtgenoten partijen elk de eigen proceskosten te laten dragen. Het hof ziet in hetgeen de vrouw stelt geen aanleiding om in deze procedure hiervan af te wijken. Nu de man de echtscheiding niet wenst, kan hij hoger beroep instellen. Dat dit verzoek wordt afgewezen maakt op zichzelf nog niet dat hij moet worden veroordeeld in de kosten. Het standpunt van de vrouw dat deze kosten nodeloos zijn gemaakt, acht het hof gelet op het verweer van de man tegen het echtscheidingsverzoek onvoldoende redengevend. Ook in deze zaak is het naar het oordeel van het hof passend dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 19 december 2023 ten aanzien van de echtscheiding;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, I.A. Vermeulen en H. Phaff, bijgestaan door de griffier, en is op 20 juni 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.