ECLI:NL:GHARL:2024:4124

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
200.330.126
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep in civiele zaak tussen buren over eigendom van grond na grensreconstructie

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om de ontvankelijkheid van het hoger beroep van Ameco Holding B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De kantonrechter had op 19 april 2023 geoordeeld dat de erfgrens tussen de percelen van Ameco en [geïntimeerde1] c.s. de kadastrale grens volgt, en dat Ameco geen eigenaar is geworden van een strook grond door bevrijdende verjaring. Ameco heeft hoger beroep ingesteld, maar [geïntimeerde1] c.s. hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep, omdat dit niet was ingeschreven in het rechtsmiddelenregister zoals vereist door artikel 433 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het hof heeft in deze tussenuitspraak geoordeeld dat de gevorderde verklaringen voor recht van Ameco niet onder artikel 3:27 lid 2 BW vallen, maar onder artikel 3:302 BW, waardoor de eis van inschrijving in het rechtsmiddelenregister niet geldt. Het hof heeft Ameco ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep en de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een memorie van antwoord door Ameco in het incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde1] c.s. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.330.126
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: 9613895
arrest van 18 juni 2024
in de zaak van
Ameco Holding B.V.
die is gevestigd in Utrecht
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiseres in conventie en als verweerster in (voorwaardelijke) reconventie
hierna: Ameco
advocaat: mr. H.L. van der Aa
tegen

1.[geïntimeerde1]

2.
[geïntimeerde2]
die beiden wonen in [woonplaats1]
die ook (voorwaardelijk) hoger beroep hebben ingesteld
en bij de kantonrechter optraden als gedaagden in conventie en als eisers in (voorwaardelijke) reconventie
hierna: [geïntimeerde1] c.s.
advocaat: mr. A.F.M. Visscher

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Ameco en [geïntimeerde1] c.s. hebben beiden hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna: de kantonrechter), op 19 april 2023 tussen partijen heeft uitgesproken.
1.2.
Naar aanleiding van het arrest van dit hof van 5 september 2023 heeft op 21 november 2023 een plaatsopneming (bezichtiging) en mondelinge behandeling ter plaatse plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Het procesverloop in hoger beroep blijkt verder uit:
  • de memorie van grieven in het hoger beroep van Ameco;
  • de memorie van antwoord in het door Ameco ingestelde (principaal) hoger beroep, met daarbij ook de memorie van grieven in het (voorwaardelijk) (incidenteel) hoger beroep van [geïntimeerde1] c.s. en met daarin een incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheid;
  • het antwoord in het incident tot niet-ontvankelijkheid.
2. De kern van de zaak
2.1.
Dit (tussen)arrest gaat over de vraag of Ameco ontvankelijk is in haar vordering in hoger beroep. [geïntimeerde1] c.s. heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep, omdat het hoger beroep niet is ingeschreven in het rechtsmiddelenregister, zoals bedoeld in artikel 433 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Om de ontvankelijkheidsvraag te kunnen beantwoorden zal het hof eerst kort ingaan op de feiten die voor die beoordeling relevant zijn.
2.2.
Ameco en [geïntimeerde1] c.s. zijn buren. Zij zijn het niet eens over wie de (juridische) eigenaar is van een strook grond. Het Kadaster heeft op 14 juni 2021 een grensreconstructie verricht en de kadastrale erfgrens ingemeten tussen de percelen van Ameco en [geïntimeerde1] c.s. Partijen kwamen daardoor tot de ontdekking dat de feitelijke erfafscheiding (een oude betonnen wand) niet op de kadastrale erfgrens stond. De betonnen wand was ten tijde van de inmeting zo gesitueerd dat feitelijk een gedeelte van het perceel van [geïntimeerde1] c.s. (hierna: de strook grond) in gebruik was bij Ameco. Volgens Ameco is zij, door bevrijdende verjaring, eigenaar geworden van die strook grond.
2.3.
In eerste aanleg heeft Ameco, onder meer, gevorderd voor recht te verklaren dat zij (door verkrijgende verjaring) eigenaar is geworden van die strook grond. [geïntimeerde1] c.s. hebben verklaringen voor recht gevorderd dat de erfgrens tussen de percelen de kadastrale grens volgt en de strook grond die bij Ameco in gebruik is in eigendom toebehoort aan [geïntimeerde1] c.s.
2.4.
De kantonrechter heeft, voor zover hier van belang, de vorderingen van [geïntimeerde1] c.s. toegewezen en voor recht verklaard dat de erfgrens de kadastrale grens volgt (en dus niet wordt bepaald door de feitelijk geplaatste erfafscheiding) en dat [geïntimeerde1] c.s. eigenaar is (gebleven) van de strook grond. Volgens de kantonrechter is geen sprake van bevrijdende verjaring. Om die reden is ook de vordering tot het meewerken aan doorhaling van de hypothecaire inschrijving afgewezen. Ameco is het daar niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. Daarna heeft ook [geïntimeerde1] c.s. (voorwaardelijk) hoger beroep ingesteld.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Aan de orde is de vraag of de hoger beroepsdagvaarding van Ameco, op straffe van niet-ontvankelijkheid, binnen acht dagen na het instellen daarvan in het rechtsmiddelen-register als bedoeld in artikel 433 Rv, ingeschreven had moeten worden. In deze zaak staat vast dat het hoger beroep niet is ingeschreven. Het hof zal oordelen dat Ameco ontvankelijk is in het door haar ingestelde beroep en zal hierna toelichten hoe het tot dat oordeel komt.
Ameco is ontvankelijk in het daar haar ingestelde hoger beroep
3.2.
Indien de verklaringen voor recht die Ameco bij de kantonrechter heeft gevorderd ook jegens derden werkende verklaringen zijn met bijzondere positieve kracht in de zin van artikel 3:27 lid 2 BW (de verklaring wordt tegenover derden-belanghebbenden vermoed juist te zijn), dan dient het hoger beroep, op straffe van niet-ontvankelijkheid, binnen acht dagen na het instellen daarvan in het rechtsmiddelenregister ingeschreven te worden. Wanneer de gevorderde verklaringen voor recht daarentegen alleen werking hebben tussen partijen en hun rechtsopvolgers, en dus bijzondere positieve kracht missen, dan geldt artikel 3:302 BW. In dat geval is sprake van een vordering tot het verkrijgen van een declaratoire uitspraak en geldt dit ontvankelijkheidsvereiste niet.
3.3.
Het hof is van oordeel dat de gevorderde verklaringen voor recht niet kunnen worden beschouwd als vorderingen die zijn gebaseerd op artikel 3:27 BW. De gevorderde verklaringen voor recht zien alleen op de verhouding tussen partijen. Niet is gebleken dat partijen met de gevorderde verklaringen voor recht hun eigendomsrechten ten opzichte van derden hebben willen markeren. Wanneer een partij ervoor kiest een verklaring met bijzondere positieve kracht als bedoeld in artikel 3:27 lid 2 BW te vorderen, dan dienen alle derde-belanghebbenden openbaar te worden opgeroepen (op grond van artikel 3:27 lid 1 BW). De openbare oproeping van derde-belanghebbenden heeft niet plaatsgevonden. De bij de kantonrechter gevorderde verklaringen voor recht dienen dan ook zo uitgelegd te worden dat het gaat om verklaringen voor recht in de zin van artikel 3:302 BW.
3.4.
[geïntimeerde1] c.s. heeft nog gesteld dat het vonnis in dit geval niet alleen tussen partijen maar ook ten opzichte van derde-belanghebbenden geldt. Ameco heeft namelijk ook veroordeling gevorderd tot medewerking van [geïntimeerde1] c.s. aan doorhaling van het hypotheekrecht dat ten gunste van de hypotheekverstrekker van [geïntimeerde1] c.s. op de bestreden strook grond is gevestigd. Ook zou het vonnis gelden voor eventuele kopers (derden), indien [geïntimeerde1] c.s. zou besluiten zijn woning en grond te koop zou zetten. Nu deze vorderingen niet specifiek bij een vordering op basis van artikel 3:27 BW horen, kan dit niet tot de conclusie leiden dat de vorderingen van Ameco vorderingen in de zin van dat artikel zijn.
3.5.
Het voorgaande brengt mee dat de eis van inschrijving in het in artikel 433 Rv bedoelde register niet geldt, zodat Ameco kan worden ontvangen in het door haar ingestelde hoger beroep.
3.6.
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor het nemen van een memorie van antwoord door Ameco in het hoger beroep van [geïntimeerde1] c.s. (incidenteel hoger beroep).
3.7.
Het hof houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
verwijst de zaak naar de rol van
30 juli 2024voor het nemen van een memorie van antwoord door Ameco in het hoger beroep van [geïntimeerde1] c.s. (incidenteel hoger beroep);
4.2.
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Lieber, R. Prakke-Nieuwenhuizen en S.C.P. Giesen en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
18 juni 2024.