ECLI:NL:GHARL:2024:4116

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
200.314.658
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door leidingverwisseling in stadsverwarmingssysteem

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door Duurzame Energie Veenendaal-Oost (DEVO) B.V. tegen Installatiebedrijf [geïntimeerde1] B.V., [geïntimeerde2] Bouw B.V. en Opus projecten B.V. De zaak betreft een geschil over aansprakelijkheid voor schade die is ontstaan door een fout van een werknemer van [geïntimeerde1] bij de aansluiting van een woning op het stadsverwarmingssysteem van DEVO. In 2011 heeft deze werknemer de drinkwaterleiding verwisseld met de proceswaterleiding, waardoor drinkwater in het systeem is gekomen en corrosie heeft veroorzaakt. DEVO heeft de betrokken partijen aansprakelijk gesteld voor de schade, die naar schatting € 2,1 miljoen bedraagt. De rechtbank had eerder geoordeeld dat DEVO niet tijdig had geklaagd over de gebrekkige prestatie, maar het hof heeft dit oordeel verworpen. Het hof oordeelde dat de klachtplicht niet van toepassing was in deze rechtsbetrekking en dat [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] aansprakelijk zijn voor de schade die is ontstaan door de fout van de werknemer. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank voor een schadestaatprocedure om de omvang van de schade te bepalen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.314.658
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland: 530997
arrest van 18 juni 2024
in de zaak van
Duurzame Energie Veenendaal-Oost (DEVO) B.V.,
die is gevestigd in Veenendaal,
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna: Devo,
advocaat: mr. P. Koeslag,
tegen

1.Installatiebedrijf [geïntimeerde1] B.V.,

die is gevestigd in Genemuiden
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna: [geïntimeerde1] ,
advocaat: mr. M.C. Franken-Schoemaker,

2. [geïntimeerde2] Bouw B.V.,

die is gevestigd in Enschede
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna: [geïntimeerde2]
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,

3. Opus projecten B.V.

die is gevestigd in Veenendaal
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna: Opus,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Naar aanleiding van het arrest van 21 maart 2023 heeft op 19 december 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.
1.2
Op 15 februari 2024 heeft het hof een brief ontvangen van mr. Koeslag met enkele correcties naar aanleiding van het proces-verbaal. Deze brief is toegevoegd aan het procesdossier.

2.De kern van de zaak

2.1
Deze zaak gaat kort gezegd over het volgende. Devo is exploitant van een stadsverwarming in Veenendaal en eigenaar van de daartoe behorende warmte- en koude leidingen (hierna aangeduid als ‘het warmte- en koudenet’ en afgekort tot: WKN). Deze leidingen lopen tot aan de woningen van de afnemers. Het water dat door deze leidingen loopt wordt aangeduid als proceswater. Devo stelt [geïntimeerde1] aansprakelijk omdat (een werknemer van) dit bedrijf in 2011 bij de bouw van een woning ( [adres1] [nummer1] ) de proceswaterleiding heeft verwisseld met de drinkwaterleiding, waardoor drinkwater in het WKN is terecht gekomen. Dat heeft, aldus Devo, geleid tot corrosievorming in en aan de leidingen en onderdelen van de installatie, waardoor Devo diverse (herstel)maatregelen (heeft) moet(en) nemen. Devo houdt naast [geïntimeerde1] ook [geïntimeerde2] en Opus aansprakelijk voor haar schade, omdat deze bedrijven bij de bouw waren betrokken als hoofdaannemer en projectontwikkelaar. Daarnaast beroept Devo zich (in het bijzonder tegenover Opus) op de omstandigheid dat de aansluitvoorwaarden van Devo zijn geschonden. Devo stelt na eiswijziging in hoger beroep dat haar schade circa € 2,1 miljoen bedraagt. Een groot deel van de schade bestaat uit de kosten die Devo volgens haar noodgedwongen nog moet maken voor het spoelen van de leidingen om de corrosie terug te dringen (circa € 717.000), het verhelpen van storingen en controles in het verleden (circa € 361.000), de noodzakelijk geworden vervanging van afleversets (€ 650.000) en onderzoekskosten en juridische kosten (circa € 134.000).
2.2
De rechtbank heeft geoordeeld dat Devo niet tijdig heeft geklaagd over de gebrekkige prestatie van [geïntimeerde1] (artikel 6:89 BW) en daarom alle vorderingen van Devo afgewezen. Het hof komt tot het oordeel dat artikel 6:89 BW niet van toepassing is in de rechtsbetrekking tussen Devo enerzijds en [geïntimeerde1] , [geïntimeerde2] en Opus anderzijds. Het hof oordeelt voorts dat [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] aansprakelijk zijn voor de door een werknemer van [geïntimeerde1] gemaakte aansluitfout en dat zij de schade die daardoor is ontstaan aan Devo moeten vergoeden. Het hof verwijst de zaak naar de schadestaatprocedure om de omvang van de schade te bepalen. Het hof zal zijn oordeel hierna toelichten.

3.Het oordeel van het hof

Het feitelijk kader
3.1
De rechtbank heeft in rechtsoverweging 2.1 tot en met 2.17 van het vonnis van 30 maart 2022 [1] de feiten vastgesteld die zij aan haar beslissing ten grondslag heeft gelegd. Het hof zal hierna uitgaan van dezelfde feiten. In het kort gaat het om het volgende.
3.2
In 2003 heeft de gemeente Veenendaal (hierna: de gemeente) samen met Grondexploitatie Quattro Veenendaal C.V het bedrijf OVO (Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal-Oost C.V.) opgericht voor de ontwikkeling van een nieuwe duurzame woonwijk met de naam Veenendaal-Oost.
3.3
In 2009 hebben de gemeente en OVO met Devo een exploitatieovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst is overeengekomen dat Devo een energiesysteem zal aanleggen en de nieuwbouwwijk zal voorzien van Warmte (energie voor ruimteverwarming en warm tapwater) en Koude (energie voor ruimtekoeling). Om een goede werking van het energiesysteem mogelijk te maken heeft OVO zich tegenover Devo verplicht om in de projectrealisatieovereenkomsten die zij met de ontwikkelaars zal afsluiten op te nemen, dat zij de installaties in de woningen en overige gebouwen ontwerpen conform de eisen die
omschreven zijn in de "Aansluitvoorwaarden woningen van de Leverancier" respectievelijk "Aansluitvoorwaarden voorzieningen van de Leverancier" die door Devo zijn opgesteld (artikel 6.1 van de exploitatieovereenkomst).
3.4
In september 2009 heeft OVO bouwpercelen aan [naam1] Vastgoed B.V. (hierna: [naam1] ) geleverd met de verplichting zorg te dragen voor de ontwikkeling en realisatie van woningbouw in dat gebied ( [adres1] en [adres2] ). In art. 2.1. van de leveringsakte is de verplichting opgenomen voor [naam1] als ontwikkelaar om, conform paragraaf 9 van de projectrealisatieovereenkomst (PRO) die partijen sloten, de woningen aan te (doen) sluiten op het WKN van Devo en om, teneinde een goede werking van het energiesysteem mogelijk te maken, de installaties in de woningen en overige gebouwen te ontwerpen conform – kort gezegd – de aansluitvoorwaarden van Devo (versie 2009).
3.5
[naam1] is (al) in juni 2009 met Opus overeengekomen dat Opus de verplichtingen van [naam1] uit de overeenkomst met OVO zou overnemen en de woningen zou realiseren.
3.6
Opus heeft in november 2009/januari 2010 een aannemingsovereenkomst gesloten met [geïntimeerde2] . Op grond van deze overeenkomst diende [geïntimeerde2] volgens een onder verantwoordelijkheid van Opus vervaardigd bestek 37 koopwoningen, waaronder [adres1] [nummer1] , te bouwen. Onderdeel van de bestekverplichtingen was het leveren en aansluiten van de waterinstallaties en de verwarmingsinstallaties en het leveren en aansluiten (“aanbrengen”) van leidingen voor de aan- en afvoer van verwarmd of gekoeld proceswater uit het energienet van Devo en van leidingen voor leidingwater, elektra etcetera.
3.7
[geïntimeerde2] heeft de leidingwerkzaamheden in onderaanneming opgedragen aan [geïntimeerde1] (overeenkomst van onderaanneming van januari/februari 2010). In de overeenkomst is onder meer vermeld: “
leveren en aanbrengen invoerbuizen Devo, water, electra, CAI, telefoon en de benodigde doorvoeringen conform de eisen van het nutsbedrijf”.
3.8
Op 15 maart 2011 is de woning aan de [adres1] [nummer1] (hierna: de woning) aangesloten op het WKN van Devo. Op 25 maart 2011 heeft [geïntimeerde2] de woning aan Opus opgeleverd. Daarna heeft de woning een tijd leeg gestaan en is de woning gebruikt als modelwoning.
3.9
Vanaf 2012 zijn er storingen geconstateerd in het WKN. In augustus 2012 besloot Devo samen met de bouwer van het WKN ( [naam2] Infrastructuur BV, hierna: [naam2] ) om een onderzoek in te stellen aan de woningen van [adres2] en [adres1] vanwege de vaststelling dat de storingen zouden worden veroorzaakt door ongewenste toevoeging van (drink)water (“watersuppletie”) aan het WKN die waarschijnlijk plaatsvond in deze straten. Op 13 september 2012 vond onderzoek plaats in de woningen aan de [adres1] 2-20, maar niet in de (onbewoonde) woning aan de [adres1] [nummer1] .
3.1
Op 19 september 2012 heeft Opus de woning opgeleverd aan de eerste bewoners. Bij de oplevering werd een waterverbruik gemeten van 241 m³. De bewoners hebben de woning betrokken op 27 oktober 2012. Vanaf dat moment hebben de bewoners diverse klachten gericht aan [geïntimeerde2] over de kwaliteit van het drinkwater. In de klacht van 29 oktober 2012 van de bewoners aan [geïntimeerde2] staat:
”(…) Het water ruikt niet fris, dit is bij alle kranen in het huis zo.”In de klacht van 8 juli 2013 aan Opus staat:
“Het water wat uit de leidingen komt is geel van kleur en laat een gele aanslag achter. Het water ruikt en smaakt niet zoals het behoort te zijn (...). Foto 2 is het zwembadje waar geel water inzit. Water in het zwembad is vers water.”Op 9 juli 2013 berichtte Opus aan de bewoners:
“Ik heb dit probleem met installateur [geïntimeerde1] besproken en die geven aan dat het niet aan het leidingsysteem kan liggen. Dit probleem zal bij Vitens neergelegd moeten worden, daar zij het water leveren.”Na aanhoudende klachten berichtte [geïntimeerde2] aan de door de bewoners ingeroepen klachtenbemiddelaar:
“In november is 2012 is bij de bewoners al aangegeven dat de levering van drinkwater buiten de verantwoording van onze installateur valt. Geadviseerd om een rioolontstoppingsbedrijf in te schakelen (…).”De klachtenbemiddelaar schreef op 9 oktober 2013 aan de bewoners:
“Wij hebben een reactie van [geïntimeerde2] gehad (…). Zij wijzen alle verantwoordelijkheid af en verwijzen naar Vitens. Ik heb uit de telefoongesprekken met u begrepen dat Vitens hier al over benaderd is en zij aangegeven dat het probleem niet bij hun ligt (…)”.
3.11
Nadat de bewoners hun rechtsbijstandverzekeraar hadden ingeschakeld, stelde het drinkwaterbedrijf Vitens tijdens een huisbezoek op 19 maart 2014 vast dat de drinkwatervoorziening in de woning niet in orde was. Vitens berichtte op 19 maart 2014 aan de bewoners:
“Vandaag (…) was ik met u in de woning en heb geconstateerd dat (…) alle koudwater tappunten in de woning worden gevoed vanuit de koelwaterleiding van het collectieve koelsysteem. Het betreft waarschijnlijk (koude) bron-water. De warmwater tappunten worden wel via de watermeter gevoed, na verwarming dmv de verwarmingsunit in de meterkast. Verder bestaat het sterke vermoeden dat de koelinstallatie van de woning op dit moment gevoed wordt door de drinkwaterleiding via de watermeter. Beide leidingen zijn van het zelfde materiaal en hebben dezelfde diameter (…).”[geïntimeerde2] en Opus zijn hiervan op 20 maart 2014 op de hoogte gesteld door de (rechtsbijstandverzekeraar van de) bewoners. [geïntimeerde1] heeft de aansluitfout hersteld op 21 maart 2014.
3.12
Op 26 november 2014 stelde Devo achtereenvolgens [geïntimeerde1] , [geïntimeerde2] en Opus aansprakelijk voor de schade die zij volgens haar heeft geleden doordat als gevolg van de aansluitfout drinkwater in het WKN is gekomen waardoor de leidingen zijn gaan corroderen, met storingen tot gevolg.
3.13
[geïntimeerde1] , [geïntimeerde2] en Opus hebben aansprakelijkheid afgewezen. In de procedure die daarop is gevolgd hebben partijen zich door verschillende deskundigen laten bijstaan.
3.14
Devo heeft ter onderbouwing van haar vordering als deskundige ingeschakeld Ironhaven (rapport van 29 mei 2017) en Blue Xprt (eerste rapport: 8 juni 2020).
3.15
[geïntimeerde1] , [geïntimeerde2] en Opus hebben als deskundige ingeschakeld [naam3] (eerste rapport: 9 november 2020). [geïntimeerde1] heeft daarnaast nog als eigen deskundige ingeschakeld [naam4] en [geïntimeerde2] heeft daarnaast als eigen deskundige nog ingeschakeld BosBoon en later Artium Experts.
De grieven
3.16
Devo is met drie klachten (grieven) opgekomen tegen het oordeel van de rechtbank dat het beroep van [geïntimeerde1] , [geïntimeerde2] en Opus op schending van de klachtplicht in de zin van artikel 6:89 BW slaagt. Naar het oordeel van de rechtbank kan de klacht van Devo (in de vorm van haar aansprakelijkstelling van 26 november 2014) meer dan twee jaar na het moment dat zij de verwisselde leidingen redelijkerwijs had moeten ontdekken, niet worden gezien als een klacht gedaan binnen bekwame tijd. Devo voert in hoger beroep aan dat artikel 6:89 BW toepassing mist, omdat de aansprakelijkheid van [geïntimeerde1] , [geïntimeerde2] en Opus niet is gegrond op wanprestatie, maar op onrechtmatige daad (grief 1). Daarnaast bestrijdt Devo het oordeel van de rechtbank dat zij ten tijde van het onderzoek aan de woningen op 13 september 2012 had moeten ontdekken dat de watersuppletie het gevolg was van verwisselde leidingen in de woning aan de [adres1] [nummer1] (grief 2). Het hof zal hierna oordelen dat de klachten van Devo slagen. Het hof zal uitleggen waarom.
De klachtplicht (6:89 BW) en décharge (7:758 BW)
3.17
In artikel 6:89 BW (en in het geval van aanneming van werk: in de meer geconcretiseerde bepaling 7:758 lid 3 BW ) is bepaald dat een schuldeiser die een gebrekkige prestatie ontvangt daarover binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, moet protesteren, omdat hij anders het recht verliest daarop nog een beroep te mogen doen. De klachtplicht van artikel 6:89 BW heeft, evenals die van art. 7:758 lid 3 BW bij een aannemingsovereenkomst, betrekking op gebrekkige prestaties, dat wil zeggen prestaties van een schuldenaar (bij artikel 7:758 lid 3 BW: prestaties van een aannemer) die niet aan de verbintenis beantwoorden. De klachtplicht ziet derhalve niet op een vordering uit onrechtmatige daad. Dat laatste is slechts anders indien de vordering uit onrechtmatige daad is gericht tegen de schuldenaar (bij artikel 7:758 lid 3 BW: is gericht tegen de aannemer) en is gegrond op feiten die tevens de stelling zouden rechtvaardigen dat de prestatie niet aan de verbintenis beantwoordt. [2] In het onderhavige geval is daarvan geen sprake.
3.18
In deze zaak heeft Devo een vordering ingesteld tegen [geïntimeerde1] uit hoofde van onrechtmatige daad, omdat volgens Devo een werknemer van [geïntimeerde1] tegenover haar een fout heeft gemaakt waardoor schade is toegebracht aan het haar in eigendom toebehorende WKN. Devo houdt [geïntimeerde1] derhalve niet aansprakelijk omdat [geïntimeerde1] jegens Devo is tekort geschoten in de nakoming van een verbintenis (Devo en [geïntimeerde1] hebben geen overeenkomst van (onder)aanneming gesloten), maar omdat een ondergeschikte van [geïntimeerde1] de drinkwaterleiding en proceswaterleiding verkeerd om heeft aangesloten, waardoor het WKN van Devo is beschadigd. Om dezelfde reden komt ook aan [geïntimeerde2] en Opus geen beroep toe op schending van de klachtplicht of artikel 7:758 lid 3 BW (door hen aangeduid met: décharge).
3.19
Daarbij neemt het hof ook in aanmerking dat het in de stellingen van partijen geen aanleiding ziet een schending van de klachtplicht of décharge door Devo aan te nemen op grond van de in de overeenkomsten van Opus, [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] met hun respectieve wederpartij overeengekomen verplichting om – kort gezegd – de woningen telkens aan te (doen) sluiten op het WKN van Devo conform haar aansluitvoorwaarden. Hoewel partijen daarover zelf niet duidelijk zijn, gaat het hof ervan uit dat hier sprake is van een kettingbeding (met Devo als de insteller, OVO als oorspronkelijke wederpartij en (onder meer) Opus, [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] als rechtsopvolgers van de wederpartij). Opus, [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] hebben onvoldoende onderbouwd dat de prestaties uit dit kettingbeding op meer zijn gericht dan de eenzijdige verplichting van de projectontwikkelaars en aannemers om de woningen op het WKN van Devo aan te sluiten (materiële verplichting) en om deze verplichting door te geven aan rechtsopvolgers van OVO (oplegverplichting). Waarom de fout van de ondergeschikte van [geïntimeerde1] als een wanprestatie van (die ondergeschikte van) [geïntimeerde1] jegens Devo heeft te gelden, is door Opus, [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] onvoldoende onderbouwd. Dat geldt temeer nu de aansluitvoorwaarden waar Opus, [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] naar verwijzen een beschrijving geven van de wijze waarop Devo en de betrokken projectontwikkelaar en gebouwinstallateur hun handelingen bij de inbedrijfname van de aansluiting van de woninginstallatie op elkaar dienen af te stemmen. Daaruit kan volgen dat partijen rekening moeten houden met elkaars gerechtvaardigde belangen bij de uitvoering van hun werkzaamheden, maar niet (zonder meer) dat sprake is van een zelfstandige verbintenis of (met het oog op het beroep op décharge) overeenkomst van aanneming tussen Devo enerzijds en [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] (als onder- en hoofdaannemer) en Opus als projectontwikkelaar anderzijds.
3.2
Tot slot overweegt het hof dat als uit voormeld kettingbeding wel een gebrek in de prestatie van (de ondergeschikte van) [geïntimeerde1] tegenover Devo voortvloeit als bedoeld in artikel 6:89 BW of artikel 7:758 lid 3 BW, het beroep op schending van de klachtplicht of décharge van Opus, [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] afstuit op de omstandigheid dat, zoals hierna onder 3.38-3.40 zal worden besproken, Devo binnen bekwame tijd nadat zij het gebrek (de leidingwisseling) ontdekte en redelijkerwijs moest ontdekken, bij hen heeft geprotesteerd.
Verdere voorzetting van de procedure bij het hof
3.21
De vaststelling dat artikel 6:89 BW toepassing mist, althans het beroep daarop van Opus, [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] wordt verworpen, brengt mee dat het vonnis van de rechtbank moet worden vernietigd. Devo heeft verzocht om in geval van vernietiging de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank, omdat een inhoudelijke behandeling van de schade nog niet heeft plaatsgehad. [geïntimeerde2] en Opus hebben daarmee ingestemd. [geïntimeerde1] heeft op dit verzoek niet gereageerd.
3.22
Het hof wijst dit verzoek af. Door het instellen van hoger beroep tegen de einduitspraak van de rechtbank heeft in beginsel te gelden dat de gehele zaak wordt overgebracht van de eerste rechter naar de hogere rechter. Deze regel brengt mee dat de hogere rechter zich niet deels aan deze hem opgedragen taak mag onttrekken door een gedeelte van de beslissing van het aan zijn oordeel onderworpene over te laten aan de rechter die zijn oordeel over de zaak reeds heeft gegeven. Op dit beginsel is in de wet en de rechtspraak een uitzondering toegelaten wanneer de eerste rechter op louter processuele gronden niet aan inhoudelijke behandeling van de zaak tussen de betrokken partijen is toegekomen. Die situatie doet zich hier niet voor, nu de vraag of artikel 6:89 BW al dan niet van toepassing is niet een louter processueel oordeel betreft. [3]
3.23
Het hof zal hierna – mede met inachtneming van de weren uit de eerste aanleg – beoordelen of [geïntimeerde1] , [geïntimeerde2] en Opus aansprakelijk kunnen worden gehouden voor de door Devo gestelde schade. De grondslag van de aansprakelijkheid van [geïntimeerde1] , [geïntimeerde2] en Opus moet, zoals hiervoor uiteengezet, worden gezocht in de onrechtmatige daad.
Aansprakelijkstelling [geïntimeerde1] (onderaannemer)
3.24
Devo heeft aan Opus op 21 maart 2014 bericht dat zij die dag (samen met een medewerker van [geïntimeerde1] ) het volgende heeft geconstateerd in [adres1] [nummer1] : “
Vanaf de afsluiter van de koelleiding van DEVO is door de binneninstallateur de leiding aangesloten op de drinkwaterleiding van de woning. Andersom is de drinkwaterleiding van de woning door de binneninstallateur aangesloten op het vloerverwarmingssysteem. Dit is niet te zien op de bijgevoegde foto’s, daarop lijkt alles in orde. Echter zijn in de vloer de leidingen op de verkeerde koppeling aangesloten. Bij koelen van de woning begon namelijk de watermeter te draaien. Terwijl bij het openzetten van de koude kranen in de woning de watermeter niet draaide (doordat deze kranen werden gevoed door de koelleiding van DEVO). Inmiddels is de installatie aangepast en functioneert nu alles zoals hoort (…).”
3.25
Naar aanleiding van deze vaststelling heeft Devo [geïntimeerde1] (als werkgever van de betrokken installateur) aansprakelijk gesteld.
3.26
[geïntimeerde1] heeft aangevoerd dat niet vaststaat dat in 2011 een monteur van [geïntimeerde1] destijds een aansluitfout heeft gemaakt. Het hof verwerpt dit verweer als onvoldoende gemotiveerd. Tegen de achtergrond van het feit dat [geïntimeerde1] opdracht had om in een aantal woningen, waaronder [adres1] [nummer1] , de water- en cv-installatie te verzorgen inclusief de aansluitingen op het energienet van Devo en de aanleg van leidingen voor leidingwater (zie ro. 3.6 van dit arrest), waaraan [geïntimeerde1] ook uitvoering heeft gegeven, en gezien de vaststelling op 21 maart 2014 door Devo en [geïntimeerde1] dat de leidingverwisseling zich in de kruipruimte van [adres1] [nummer1] bevond, heeft [geïntimeerde1] onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht die de gevolgtrekking kunnen rechtvaardigen dat na de installatie en aansluiting door [geïntimeerde1] in 2011 mogelijk een ander dan (een werknemer van) [geïntimeerde1] de leidingen in deze woning zou (kunnen) hebben verwisseld.
3.27
Bij de vraag of de aansluitfout van de werknemer van [geïntimeerde1] als onrechtmatig tegenover Devo kan worden beschouwd, neemt het hof voorts als vaststaand in aanmerking dat als gevolg daarvan inlek van drinkwater in het WKN heeft kunnen plaatsvinden vanuit [adres1] [nummer1] in de periode van 15 maart 2011 (aansluiting van de woning) tot en met 21 maart 2014 (herstel aansluitfout). Als vast komt te staan dat als gevolg van de aansluitfout schade is ontstaan aan het systeem van Devo, is [geïntimeerde1] als werkgever op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk voor de fout van haar werknemer. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat (de werknemer van) [geïntimeerde1] professionele partijen zijn en [geïntimeerde1] op zitting in hoger beroep heeft verklaard dat zij bekend was met de aansluitvoorwaarden van Devo, doordat zij deze bij [geïntimeerde2] had ingezien. Bovendien had (de werknemer van) [geïntimeerde1] voorafgaand aan het werk in [adres1] [nummer1] al zeer veel woningen uit de nieuwbouwwijk op het WKN van Devo aangesloten en was (de werknemer van) [geïntimeerde1] dus bekend en ervaren met de wijze waarop die aansluitingen verliepen. Dat rechtvaardigt de conclusie dat (de werknemer van) [geïntimeerde1] ermee bekend moet zijn geweest dat met een (juiste uitvoering van de) aansluiting niet alleen de belangen van de bewoners, maar ook het belang van Devo als eigenaar van het WKN gemoeid was. Door deze belangen van Devo te veronachtzamen (en de verkeerde leiding aan te sluiten op het WKN) heeft (de werknemer van) [geïntimeerde1] tegenover Devo gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die van hem in deze situatie mocht worden verwacht. Daarbij neemt het hof tot slot in aanmerking dat – nu de leidingen uiterlijk niet van elkaar waren te onderscheiden en (de werknemer van) [geïntimeerde1] verantwoordelijk was en bleef voor de aanleg van zowel de proceswaterleiding als de drinkwaterleiding in de woning als voor de bediening van de woninginstallatie bij de inbedrijfname van de aansluiting door Devo (zoals beschreven in de aansluitvoorwaarden) – het voor de hand had gelegen dat (de werknemer van) [geïntimeerde1] de door haar (en Opus en [geïntimeerde2] ) bepleite eenvoudige controle in de woning had verricht en zich ervan had vergewist dat de leidingen juist waren aangesloten.
Causaliteit (c.s.q.n.)
3.28
Devo stelt dat door de suppletie van drinkwater in het WKN-systeem zich ijzeroxiden (hematiet en magnetiet) in de leidingen hebben gevormd (corrosie). Deze ijzeroxides zetten zich af op de afdichtingsvlakken in de kleppen en veroorzaken lekkages. De corrosie heeft geleid tot schade aan de componenten van de WKN-installatie en de afleversets van de woninginstallaties en tot storingen en extra onderhoud. Verder ontstaat erosie aan de messing of koperen onderdelen in de kleppen, waardoor lekkagevorming kan ontstaan en het risico op leidingbreuk aanzienlijk is geworden. Devo heeft alle afleversets van de woninginstallaties noodgedwongen vervangen en, om de corrosievorming te beperken en te voorkomen, magnetietfilters geplaatst en het water door toevoeging van chemicaliën geconditioneerd. Daarnaast dienen volgens Devo de leidingen van 580 woningen gespoeld te worden om “under deposit” corrosie (corrosie door afzetting) te stoppen.
3.29
[geïntimeerde1] heeft als verweer aangevoerd dat het WKN-systeem geen gesloten systeem is en langs allerhande kanalen en op zoveel momenten zuurstofhoudend leidingwater en zuurstof in het systeem terecht is gekomen dat geen sprake is van een rechtens relevant causaal verband tussen de inlek via [adres1] [nummer1] en de problemen in het WKN. Het hof overweegt als volgt.
3.3
Volgens Blue Xprt (deskundige van Devo) is op het moment van oplevering van de woning op 18/19 september 2012 aan de eerste bewoners een waterstand gemeten van 241 m³ en op 17 april 2014 (27 dagen nadat de aansluitfout werd hersteld) een waterstand van 515 m³. Blue Xprt schat op basis van die cijfers – na correctie van deze 27 dagen en warmwater verbruik van 1,5 jaar – de inlek vanuit [adres1] [nummer1] sinds de oplevering van die woning op 25 maart 2011 op 470 m³. Blue Xprt vervolgt:
“3.15 Vastgesteld wordt dat circa470 m3drinkwater aan het net isgesuppleerdals gevolg van de leidingverwisseling door [geïntimeerde1] . Om dit in perspectief te plaatsen:het totale WKN kende in 2014 een volume van circa 100 m3. Inmiddels is dit circa het dubbele. Uitgaande van het volume van het totale systeem (in 2014) is erdus 4 tot 5 keer de inhoud van het system ververst met zuurstofrijk(8.4 mg/1)en ongeconditioneerd drinkwater(pH 7.8; 296 μS/cm). Deze waardes volgen uit een opgave van Vitens over de samenstelling van het drinkwater in 2013 (bijlage IV).3.16 Dat er zoveel water door het systeem kan is mede doordat het systeem telkens groeide. Het plan om nieuwe aansluitingen door te spoelen met ontgast en geconditioneerd water uit het net was goed, echter was het net niet gevuld met ontgast en geconditioneerd water maar met drinkwater afkomstig van de [adres1] . De inlek heeft de waterkwaliteit en de zuurstofhuishouding bepaald.
3.17
Als gevolg van de inlek met drinkwater is er sprake van zowel zuurstofintrede als van intrede van ongeconditioneerd water in het WKN, waarbij geleidbaarheid en de pH niet goed zijn. Corrosie is daarvan het gevolg.”
3.31
De door [geïntimeerde1] (en [geïntimeerde2] en Opus) ingeschakelde deskundige [naam3] heeft de begin- en eindstand van 241 m³ en 515 m³ niet bestreden, maar de inlek geschat op 360 m³ op grond van de aanname dat de koudetoevoer – en dus inlek van zuurstofhoudend drinkwater – alleen in de zomer plaatsvond.
3.32
Het hof stelt vast dat ook wanneer wordt uitgegaan van de (door Blue Xprt gemotiveerd weersproken) schatting van [naam3] , er in verhouding tot het totale volume van het WKN van 100 m³ een substantiële inlek vanuit [adres1] [nummer1] is geweest, namelijk drie tot drie-en-een-half keer de inhoud van het systeem.
3.33
Volgens [geïntimeerde1] , onder verwijzing naar [naam3] , waren er ook andere bronnen van suppletie. Zo heeft Devo volgens [naam3] vanuit haar technische ruimte ongeveer 604 m³ drinkwater gesuppleerd, zou onduidelijk zijn of Devo gebruik maakte van (voldoende) ontgast water, zou er zuurstoftoetreding zijn via de PE-leidingen en zou suppletie plaatsvinden door bewoners wanneer zij hun radiator ontluchten. Devo heeft deze stellingen onder verwijzing naar een aanvullend rapport van Blue Xprt gemotiveerd en concreet weersproken. Volgens Blue Xprt moet de suppletie via [adres1] [nummer1] op 85-92% worden geschat en de suppletie via de technische ruimte door Devo op 8-15%. De andere door [naam3] genoemde oorzaken van drinkwatersuppletie worden concreet weerlegd door Blue Xprt. Zo zet Blue Xprt concreet uiteen dat het water dat door Devo in het systeem werd gebracht bij uitbreiding (door aansluitingen van nieuwe woningen) effectief was ontgast, de PE-leidingen in het grondwater lagen, zodat zuurstoftoetreding niet mogelijk was, en bij eventuele ontluchting van de radiator geen suppletie van (drink)water nodig is.
3.34
[geïntimeerde1] heeft in hoger beroep niet meer (concreet) op het rapport van Blue Xprt gereageerd. Wel heeft [geïntimeerde1] nog gewezen op een calamiteit in 2020, waarbij door Devo drinkwater is toegevoegd, en in het verlengde daarvan gesteld dat dus geen sprake is van een gesloten, maar van een open systeem. [geïntimeerde1] heeft daarmee echter naar het oordeel van het hof onvoldoende gerespondeerd op de memo van Blue Xprt van 6 oktober 2021 waarin Blue Xprt uiteenzet dat in de kerstperiode van 2020-2021 een calamiteit optrad als gevolg van het feit dat een (andere) onderaannemer van [geïntimeerde2] vergeten was een leiding af te sluiten na het spoelen van een leiding, waardoor Devo een grote hoeveelheid water in het WKN verloor. In totaal bleek er in de periode van 17 tot 29 december 2020 125-150 m³ te zijn weggevloeid (12 m³ per dag). Om te voorkomen dat 1500 aangesloten woningen als gevolg van onderdruk zonder warmte zouden komen te zitten, heeft Devo toen voornamelijk met zuurstofrijkwater (ontkalkt, maar grotendeels niet ontgast) water moeten bijvullen. Blue Xprt heeft aan de hand van meetgegevens inzichtelijk gemaakt dat deze tweede calamiteit in 2020 een piek laat zien op de corosiemonitor. Uit deze figuur waarin de corrosiesnelheid wordt gemeten, kan worden afgeleid dat behalve rond deze calamiteit vanaf tenminste 2017 zich geen corrosiepieken hebben voorgedaan. Van systematische toevoer van zuurstofrijk drinkwater is dan ook, aldus Blue Xprt, geen sprake. Devo heeft daarnaast gesteld – naast [adres1] [nummer1] – slechts met nog één andere calamiteit bekend te zijn. Dat betreft de calamiteit op [adres2] 70 op 22 juni 2012. Daarbij werd echter geen grote hoeveelheid drinkwater aan het WKN toegevoegd. Deze valt volgens Blue Xprt binnen de suppletiemarge die zij aan Devo zelf toerekent. Zoals hierna zal worden besproken, was deze calamiteit de aanleiding voor het in september 2012 ingestelde onderzoek naar inlek in de wijken [adres2] en [adres1] .
3.35
Het hof is van oordeel dat tegenover de concrete stelling van Devo dat de inlek van [adres1] [nummer1] het WKN-systeem substantieel heeft beïnvloed doordat in de periode van 15 maart 2011 tot 21 maart 2014 door een fout van een werknemer van [geïntimeerde1] een grote hoeveelheid zuurstofrijk water aan het systeem is toegevoegd, [geïntimeerde1] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die een andere conclusie zouden kunnen rechtvaardigen. Het hof voegt daaraan in het licht van het betoog van [geïntimeerde1] dat niet vast zou staan dat het WKN initieel uitsluitend met proceswater zou zijn gevuld en/of dat zij dat niet wist, nog toe dat in het bestek expliciet wordt vermeld dat de aannemer moet zorgen voor het leveren en aansluiten van leidingen voor de aan- en afvoer van verwarmd of gekoeld
proceswater uit het energienet van Devo en van leidingen voor leidingwater [onderstreping toegevoegd door hof]. Ook neemt het hof als niet dan wel onvoldoende weersproken in aanmerking dat onbehandeld- en zuurstofrijk water leidt tot corrosie door de vorming van hematiet en magnetiet en dat dit schade kan toebrengen aan het WKN-systeem, bijvoorbeeld in de vorm van vastlopende warmtemeters en installaties.
3.36
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de inlek in [adres1] [nummer1] in oorzakelijk verband staat tot de door Devo gestelde en niet weersproken corrosievorming die de werking van het WKN-systeem nadelig heeft beïnvloed. Daarmee staat vast dat als gevolg van een fout van de werknemer van [geïntimeerde1] schade is opgetreden bij Devo waarvoor [geïntimeerde1] aansprakelijk is.
Eigen schuld
3.37
[geïntimeerde1] heeft als verweer naar voren gebracht dat Devo zelf verantwoordelijk moet worden gehouden voor de corrosie en de nadelige gevolgen daarvan, omdat:
  • i) Devo voorafgaand aan de inbedrijfstelling, dan wel bij de inbedrijfstelling van de woninginstallatie in maart 2011 de leidingwissel had moeten of behoren te ontdekken en in ieder geval kort voor of tijdens de door Devo en [naam2] uitgevoerde inspectie van de woningen aan de [adres2] en [adres1] in september van 2012, die werd ingesteld toen het vermoeden rees dat in de wijk [adres2] of [adres1] ongewenste drinkwatersuppletie plaatsvond.
  • ii) Devo al vanaf de inrichting van het WKN-systeem en ook nadat de inlek bij [adres1] [nummer1] werd ontdekt onvoldoende maatregelen trof om (corrosievorming door) inlek van drinkwater tegen te gaan en te beperken, waardoor Devo zelf in overwegende mate heeft bijgedragen aan het ontstaan van de door haar gestelde schade.
(i) Had Devo vóór maart 2014 de leidingwissel moeten of behoren te ontdekken?
3.38
Het hof is van oordeel dat Devo voorafgaand aan de ontdekking door Vitens op 19 maart 2014 niet had moeten of behoren te ontdekken dat sprake was van een leidingwissel waardoor drinkwater het WKN-systeem instroomde. Het hof zal dat oordeel hierna toelichten.
3.39
Als niet dan wel onvoldoende weersproken staat vast dat de leidingwissel zich bevond in de kruipruimte van [adres1] [nummer1] en ook overigens niet zichtbaar was, omdat zowel op dat punt als in de meterkast waar de leiding bovengronds komt, de koelwaterleiding en de koud waterleiding van hetzelfde materiaal en dezelfde diameter zijn. Uit de stukken en de toelichting van Devo op de zitting in hoger beroep volgt bovendien dat de betrokkenheid van Devo bij de inbedrijfstelling van de woninginstallatie beperkt is. Devo heeft toegelicht dat zij op twee momenten in de woning komt om de leidingen van het warmtenet “naar binnen te trekken”. Eerst plaatst Devo een beugel op de plek waar de leidingen van het WKN en de woninginstallatie samenkomen. Vervolgens sluit de installateur “zijn” leidingen van de woning aan op die beugel. Als de installateur helemaal klaar is, wordt Devo gebeld. Dan wordt de afleverset (de koppeling tussen het warmtenet en de woninginstallatie) geplaatst en in aanwezigheid van Devo het proceswater de woninginstallatie ingestuurd. Devo controleert daarbij of de druk van het proceswater voldoende is. Zij voert geen controle uit op de (koud)drinkwaterleiding. Dat is niet haar taak en deze komt haar ook niet toe. Ook de aansluiting van de woninginstallatie op het WKN van Devo, eerst onder de grond en later in de meterkast, valt niet onder de verantwoordelijkheid van Devo: deze wordt buiten aanwezigheid van Devo uitgevoerd door en onder de verantwoordelijkheid van [geïntimeerde1] . Op grond van deze feiten en omstandigheden ziet het hof geen aanknopingspunten voor het betoog van [geïntimeerde1] dat Devo voorafgaand aan of bij de inbedrijfstelling de leidingwissel had moeten ontdekken.
3.4
Het hof verwerpt eveneens het betoog dat Devo nadat zij in augustus 2012 door de inlek op [adres2] 70 ontdekte dat er drinkwatersuppletie plaatsvond, in september had kunnen of behoren te ontdekken dat [adres1] [nummer1] daar de bron van was. Devo heeft hierover naar voren gebracht dat [naam2] in het tweede kwartaal van 2012 ontdekte dat er in energiecentrale van Devo water werd overgestort naar het riool. Dat kwam doordat op 22 juni 2012 in [adres2] 70 een koppeling lossprong in de meterkast waardoor er proceswater lekte met drukverlies tot gevolg, waarop het distributiesysteem naar de wijken [adres2] en [adres1] tijdelijk werd afgesloten. Toen werd ontdekt dat er wat water uit de retourleiding van het distributiesysteem bleef stromen, wat deed vermoeden dat sprake was van drinkwatersuppletie in dit deel van het distributiesysteem. In het onderzoek dat daarop in opdracht van Devo door [naam2] is uitgevoerd is de energiecentrale van Devo onderzocht als mogelijke bron van drinkwatersuppletie en is onderzocht of grondwater via de warmtewisselaars van de WKO in het distributiesysteem gesuppleerd kon worden. Daarnaast zijn de woninginstallaties visueel geïnspecteerd. Daarbij zijn geen onregelmatigheden (zoals breuken of lekkages) geconstateerd en naar het hof begrijpt, zou dat ook niet het geval zijn geweest als [adres1] [nummer1] wel zou zijn onderzocht, omdat de leidingwissel (ook ondergronds) niet zichtbaar was. Op zitting heeft Devo nog naar voren gebracht dat van de woningen in deze twee wijken bij Vitens ook de waterstanden zijn opgevraagd. Daaruit volgde dat bij drie woningen (maar niet [adres1] [nummer1] ) van een zeer hoog drinkwatergebruik sprake was. Bij navraag leverde dat echter geen bijzonderheden op. Dat het waterverbruik van [adres1] [nummer1] niet opviel had er, zoals Devo heeft toegelicht, mee te maken dat Vitens cijfers aanleverde van de bij haar aangesloten woningen (klanten), maar daaruit bleek niet of de woning bewoond was of niet. Achteraf beschouwd was het wellicht mogelijk geweest dat als de gegevens uit de onderzoeken gecombineerd waren en bekend zou zijn geweest dat [adres1] [nummer1] een hoog drinkwaterverbruik had, maar niet bewoond was, dat misschien tot een verdenking had geleid en de woning nader was onderzocht. Maar die bekendheid was er niet en aan de mogelijkheid dat de suppletie het gevolg zou kunnen zijn van een leidingwissel is eenvoudigweg niet gedacht. Dat is onder de gegeven omstandigheden niet onbegrijpelijk. Devo heeft in dat verband ook naar voren gebracht dat in oktober 2012 de drinkwatersupppletie – omdat het koelsysteem in die tijd kennelijk niet meer werd gebruikt – stopte en dat in de maanden daarna telkens nieuwe wijken op het systeem werden aangesloten, zodat de verdenking van ongewenste drinkwatersuppletie niet langer op [adres2] en [adres1] , maar op deze nieuwe wijken kwam te liggen. De stelling van [geïntimeerde1] dat het onder de gegeven omstandigheden zonder meer voor de hand had gelegen dat [naam2] (Devo) in alle woningen aan de [adres2] en [adres1] de watermeter had gecontroleerd, veronderstelt dat in september 2012 reeds onderkend was of had moeten worden dat mogelijk sprake was een leidingwissel. Daarin volgt het hof [geïntimeerde1] echter niet. Dat dit niet evident was, blijkt uit het feit dat toen de bewoners vanaf oktober 2012 klaagden over geel en onfris water uit alle kranen, ook [geïntimeerde2] , Opus en [geïntimeerde1] niet hebben onderkend en – (dus) ook niet met behulp van de watermeter hebben onderzocht – dat mogelijk sprake was van een leidingwissel (zie hiervoor onder 3.10). Zoals de bewoners van [adres1] [nummer1] naderhand hebben verklaard:
“Naast Opus en [geïntimeerde2] is Vitens een partij aangezien zij het drinkwater leverden (…). We hebben meerdere partijen over de vloer gehad en er is meerdere keren naar het water gekeken. Helaas heeft dat niet tot resultaat geleid dat er een probleem is ontdekt. Doordat meerdere partijen geen euvel konden vinden werd er verder geen actie ondernomen (…).”Het hof neemt tot slot in aanmerking dat vast staat dat Devo in deze periode niet in kennis is gesteld van de klachten van de bewoners of is uitgenodigd om de woning te inspecteren.
(ii) Had Devo voor de ontdekking van de leidingwissel in maart 2014 het ontstaan van schade (door corrosievorming) kunnen voorkomen?
3.41
[geïntimeerde1] heeft in hoger beroep, onder overlegging van een verklaring van de heer [naam5] , thans werkzaam bij Artium Experts, aangevoerd dat in de eerste jaren dat zij het WKN exploiteerde Devo te weinig kennis, kunde en inzicht in de essentie van zo’n systeem had en dat zij technisch en procesmatig nalatig is geweest. Volgens [geïntimeerde1] is in een systeem zoals Devo dat liet bouwen en beoogde te exploiteren corrosie de belangrijkste potentiële vijand en dient beheersing van corrosie tot een nuttig en aanvaardbaar niveau daarom prioriteit nummer één te zijn. Devo was, volgens [geïntimeerde1] , de eerste jaren na de bouw echter niet bedacht op corrosie of het voorkomen daarvan, terwijl door de voorziene gestage uitbreiding van het systeem (als gevolg van groei van de wijk en toename van het aantal aangesloten woningen), de wijze waarop de centrale is gebouwd en door allerhande incidenten geen sprake was van een gesloten systeem. Devo oefende ook geen controle uit op die installaties en trof in de eerste vier jaar geen maatregelen ter beheersing van corrosie en monitorde de daarvoor relevante parameters niet.
3.42
Het hof begrijpt dat [geïntimeerde1] de hiervoor genoemde aannames mede baseert op de rapporten van de door haar, [geïntimeerde2] en Opus ingeschakelde deskundige [naam3] , die werden overgelegd in de procedure bij de rechtbank. Devo heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat haar geen verwijt ter zake van eigen schuld treft, een beroep gedaan op de rapporten van de door haar ingeschakelde Blue Xprt. Partijen en deskundigen hebben daarnaast ter ondersteuning van hun stellingen onder meer gebruik gemaakt van informatie afkomstig van [naam2] die de energiecentrale heeft gebouwd. Blue Xprt heeft voorts de informatie onderzocht van de bedrijven die Devo inschakelde nadat zij in 2013 met een toenemend aantal storingen werd geconfronteerd. Het hof overweegt naar aanleiding van al hetgeen partijen in dit verband naar voren hebben gebracht als volgt.
3.43
[naam2] beschrijft in haar memo van 12 februari 2013, waarin zij Devo op de hoogte stelt van meldingen van haar leveranciers dat er verontreinigingen in het systeem van Devo zijn gevonden, dat de kwaliteitsbewaking van het CV water is gegrond op de omstandigheid dat het CV systeem gevuld is met onthard en ontgast water en verontreiniging met opgeloste zouten en gassen preventief wordt tegengegaan door in geval van suppletie het water te ontgassen en te ontharden.
“Indien er geen grote verstoringen zijn, is dit de normale bedrijfsvoering – in overeenstemming met de waterinhoud en de suppletie- en expansievoorzieningen – waarop dit systeem is ontworpen. Indien – ondanks deze preventie – gassen in het systeem terecht komen, worden deze door middel van vacuüm-ontgassing verwijderd uit het CV systeem.”Daarnaast wordt verontreiniging tegengegaan doordat in de retourleiding bij binnenkomst in de centrale een filter is geplaatst die vuildeeltjes naar de bodem laat zaken, waarna deze kan worden schoongemaakt. Naast deze gewone bedrijfssituatie, vermeldt [naam2] , kunnen ook afwijkende situaties tijdens de bedrijfsvoering optreden, bijvoorbeeld bij werkzaamheden aan het distributienet en bij een grote lekkage in het distributiesysteem. In dat geval moet veel meer water dan gebruikelijk worden gesuppleerd, en, hoewel onwenselijk schrijft [naam2] , is dat alleen mogelijk met drinkwater. In dat geval komt er ongeconditioneerd water in het systeem.
3.44
Het hof leidt uit deze memo en de toelichting van Blue Xprt in haar rapporten af dat [naam2] het Devo systeem initieel heeft gevuld met onthard en ontgast water. Het hof gaat voorbij aan de (niet met stukken onderbouwde) betwisting daarvan door [geïntimeerde1] , omdat Blue Xprt dit standpunt concreet heeft toegelicht in haar tweede rapport van 19 februari 2021 aan de hand van inkoopfacturen van ontharders en ontgassers en een foto. Uit de memo en het rapport volgt ook dat [naam2] verwachtte dat de waterkwaliteit op orde zou worden gehouden met één filter en dat alleen in geval van grote calamiteiten inlek van ongewenst drinkwater zou ontstaan, doordat bij een calamiteit proceswater kon weglekken uit het systeem, waardoor om voldoende druk te behouden, drinkwatersuppletie noodzakelijk kon zijn. Uitgangspunt was derhalve: een gesloten systeem, waarbij alleen in geval van calamiteiten mogelijk drinkwatersuppletie zou moeten plaatsvinden. BlueXprt heeft in haar rapporten met vermelding van diverse bronnen uiteengezet dat de wijze waarop [naam2] het Devo-systeem inrichtte, voldeed aan de destijds geldende normen en niet ongebruikelijk was. Blue Xprt heeft ook concreet uiteengezet dat onder normale omstandigheden (met enige drinkwatersuppletie) er geen problematische corrosie zou zijn opgetreden en dat het in de branche, anders dan de deskundige [naam3] stelt, niet gebruikelijk was om zeer intensief de waterkwaliteit te controleren, maar dat die controle juist zeer beperkt was, namelijk, zoals ook voorgeschreven door leveranciers in hun garantievoorwaarden, tot één wateranalyse per jaar. Blue Xprt heeft vastgesteld dat dit ook de situatie was bij Devo.
3.45
Blue Xprt heeft berekend dat Devo zelf in de periode tussen 2011-2014 39 -78 m³ drinkwater aan het WKN heeft toegevoegd als gevolg van (herstel)werkzaamheden en/of calamiteiten. Volgens Blue Xprt is dat conform wat er zich afspeelt in andere netten. Bijzonder echter in deze situatie is dat buiten de voorziene en zichtbare calamiteiten, zich onzichtbaar en door Devo/ [naam2] niet voorzien een andere calamiteit voordeed: een sluipende intrede van drinkwater via [adres1] [nummer1] gedurende een aantal maanden per jaar. Daardoor was het systeem vanaf 15 maart 2011 toen [adres1] [nummer1] was aangesloten op het systeem, in feite niet langer gesloten zoals gedacht. Doordat bij de inrichting van het systeem met deze calamiteit geen rekening werd gehouden, werd dit lange tijd niet opgemerkt. In de zomer van 2012 – door een calamiteit bij [adres2] 70 – raakte Devo er mee bekend dat sprake was van drinkwatersuppletie. Devo heeft [naam2] toen opdracht gegeven om de bron te onderzoeken. Dat liep, zoals hiervoor besproken, op niets uit en de overstort stopte in oktober 2012. Pas toen in december 2012 verontreinigingen werden aangetroffen in de binneninstallaties en in de afleversets van woningen raakte [naam2] ervan doordrongen dat het systeem vervuild was geraakt en werd (onder meer) een verband gelegd met de waterkwaliteit en met drinkwatersuppletie als een mogelijke oorzaak daarvan, zoals uiteengezet in de memo van 12 februari 2013.
3.46
Blue Xprt heeft vastgesteld dat Devo en [naam2] vanaf dat moment diverse acties hebben ondernomen om de storingen aan de afleversets te limiteren en de waterkwaliteit te verbeteren, zoals:
- het bijhouden van de storingen om een oorzaak-analyse uit te kunnen voeren;
  • het plaatsen van aanvullende filters;
  • het beschrijven van de bestaande waterkwaliteit en de opdracht aan Avf Water Treatment B.V. (hierna: Avf) op het verbeteren van de waterconditionering en verwijderen van corrosieproducten.
In november 2013 heeft Avf een plan van aanpak verstrekt waaraan Devo uitvoering heeft gegeven. In december 2013 is Devo akkoord gegaan met een offerte van [naam2] tot plaatsing van een magnetietfilter en conditionering van het water met behulp van chemicaliën. De magnetietfilter is geplaatst in maart 2014 omstreeks het tijdstip dat ook de bron en daarmee de oorzaak van de drinkwatersuppletie in [adres1] [nummer1] werd ontdekt.
3.47
Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat Devo, hoewel zij pas op 21 maart 2014 op de hoogte raakte van de leidingwissel en daarmee van de oorzaak en veroorzaker van de drinkwatersuppletie, in het najaar van 2012 bekend raakte met de omstandigheid dat haar systeem als gevolg van drinkwatersuppletie vervuild was geraakt door corrosie, zodat zij vanaf dat moment in staat was om maatregelen te treffen om corrosiedeeltjes te verwijderen en corrosievorming tegen te gaan. Of Devo vanaf dat moment voldoende (tijdig) en adequate maatregelen trof, zal na het vaststellen van de schade en bij het bepalen van de omvang van het recht op schadevergoeding mede in verband met de eigen schuldvraag nog nader aan de orde kunnen komen. Het hof is echter van oordeel dat in voldoende mate vast is komen te staan dat Devo tot in het najaar van 2012 niet een zodanig verwijt treft dat zij de schadelijke instroom van drinkwater in haar systeem vanuit de ondergrondse gebouwinstallatie van [adres1] [nummer1] niet signaleerde en daartegen maatregelen trof, dat haar recht op schadevergoeding reeds op voorhand in het geheel is komen te vervallen. Naar het oordeel van het hof heeft Devo concreet onderbouwd dat zij op goede gronden er van uit is gegaan en ook heeft mogen gaan dat sprake was van een gesloten systeem, waaraan enkel in geval van calamiteiten (bij het wegvallen van druk) het risico kon optreden dat drinkwater diende te worden toegevoegd, zonder dat dit tot ernstige corrosievorming zou leiden. Dat, zoals [geïntimeerde1] in navolging van [naam3] betoogt, de overmatige drinkwatersuppletie vanuit [adres1] [nummer1] zou zijn opgemerkt als Devo/ [naam2] bij de inrichting van het systeem de waterkwaliteit regelmatig had bemonsterd op corrosie en filters had geplaatst om corrosievorming tegen te gaan, is op zichzelf genomen waar, maar gaat uit van de onjuiste veronderstelling dat sprake was van een open systeem en/of van andere strengere normen dan waar in de branche destijds vanuit werd gegaan (en volgens Blue Xprt nog steeds vanuit wordt gegaan). De stelling van [geïntimeerde1] dat Devo het ontstaan van de schade volledig aan zichzelf te wijten heeft, omdat zij de drinkwatersuppletie eerder had kunnen of behoren te ontdekken (dan in het najaar van 2012), wordt bij gebreke van een voldoende concrete onderbouwing van de stelling dat het WKN-net van Devo niet voldeed aan de stand van de techniek, verworpen.
3.48
Het voorgaande voert tot de slotsom dat als gevolg van een aansluitfout van een werknemer van [geïntimeerde1] schade is ontstaan in het systeem van Devo doordat een substantiële hoeveelheid drinkwater in het systeem terecht is gekomen en tot corrosie(vorming) heeft geleid. [geïntimeerde1] is op de voet van artikel 6:170 aansprakelijk voor de fout van haar werknemer en gehouden de schade die Devo daardoor heeft geleden te vergoeden.
Aansprakelijkstelling [geïntimeerde2] (hoofdaannemer)
3.49
Anders dan [geïntimeerde2] betoogt, heeft Devo in hoger beroep de grondslag van haar vordering tegen [geïntimeerde2] niet gewijzigd en niet uitsluitend gegrond op artikel 6:76 BW, maar ook op artikel 6:171 BW. Zo stelt Devo in haar memorie van grieven onder 93 dat Devo haar vorderingen op [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] grondt op een onrechtmatige daad en dus niet (uitsluitend) op een tekortkoming, zoals zij dat ook in de procedure bij de rechtbank bepleitte. Dat Devo afstand heeft gedaan van haar recht om haar vordering mede op deze grondslag te baseren, blijkt hieruit in elk geval niet, nog daargelaten dat de rechter gehouden is om wanneer het feitelijk kader dat toelaat, de rechtsgronden aan te vullen. De gevolgen van de keuze van [geïntimeerde2] om op grond van een eigen, onjuiste interpretatie van de memorie van grieven in haar memorie van antwoord en in haar voorbereiding op de mondelinge behandeling niet ook in te gaan op de grondslag uit onrechtmatige daad komt voor haar risico. Voor het toelaten tot het nemen van een akte hierover door [geïntimeerde2] ziet het hof geen aanleiding. Vanzelfsprekend zal het hof in het kader van de devolutieve werking van het hoger beroep wel bij haar overwegingen betrekken wat [geïntimeerde2] in eerste aanleg als verweer heeft gevoerd tegen deze grondslag voor de vordering van Devo.
3.5
Artikel 6:171 BW vestigt een risico-aansprakelijkheid voor degene die zich bedrijfsmatig van niet-ondergeschikten bedient, zoals in dit geval [geïntimeerde2] die als hoofdaannemer aan [geïntimeerde1] de opdracht heeft verstrekt om de woninginstallatie in [adres1] [nummer1] aan te leggen. Nu vaststaat dat [geïntimeerde1] op de voet van 6:170 BW aansprakelijk is voor de fout van haar werknemer, volgt uit het voorgaande dat ook [geïntimeerde2] jegens Devo aansprakelijk is. Wat [geïntimeerde2] hiertegen heeft ingebracht in de procedure bij de rechtbank, stuit af op wat het hof onder 3.27 e.v. heeft overwogen.
Aansprakelijkstelling Opus (projectontwikkelaar)
3.51
Devo heeft de aansprakelijkstelling van Opus gegrond op (a) een tekortkoming doordat Opus een derdenbeding dan wel, zoals Devo tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft aangevoerd, een kwalitatieve verplichting zou hebben geschonden op grond waarvan op Opus de verplichting rust om de [adres1] [nummer1] conform de Aansluitvoorwaarden van Devo aan te sluiten op het WKN, (b) de artikelen 6:76 en 6:171 BW voor de fout van (de werknemer van) [geïntimeerde1] en (c) op artikel 6:162 BW omdat Opus Devo destijds niet op de hoogte heeft gesteld van de hoge stand van de watermeter toen Opus de woning in september 2012 aan de eerste bewoners leverde en ook niet van de klachten van deze bewoners over de kwaliteit van het water kort daarna. Opus heeft de stellingen van Devo gemotiveerd weersproken.
3.52
Naar het oordeel van het hof kan op grond van hetgeen door Devo naar voren is gebracht niet worden geconcludeerd dat Opus tegenover haar aansprakelijk is.
3.53
Zo volgt het hof Devo niet in haar stelling dat Opus tegenover haar is tekortgeschoten in de nakoming van een derdenbeding (door het hof, zie hiervoor onder 3.19, aangemerkt als een kettingbeding). Nog daargelaten dat Opus bestrijdt met Devo een derdenbeding (naar het hof begrijpt als bedoel in artikel 6:252 BW) te zijn overeengekomen, valt niet goed in te zien welk handelen van Opus volgens Devo nu als een tekortkoming jegens haar kwalificeert. Opus heeft immers, zoals hiervoor onder 3.4 tot en met 3.6 vastgesteld, voldaan aan haar via [naam1] verkregen verplichting om de woningen op het WKN van Devo aan te doen sluiten en om de installaties in de woningen en overige gebouwen te ontwerpen conform – kort gezegd – de aansluitvoorwaarden van Devo (versie 2009) door in de met [geïntimeerde2] gesloten aannemingsovereenkomst een bestek op te nemen met de verplichting tot het leveren en aansluiten van de waterinstallaties en de verwarmingsinstallaties en het leveren en aansluiten (“aanbrengen”) van leidingen voor de aan- en afvoer van verwarmd of gekoeld proceswater uit het energienet van Devo. Dat bij de uitvoering van deze werkzaamheden een aansluitfout is gemaakt door een werknemer van de onderaannemer van [geïntimeerde2] ( [geïntimeerde1] ) is, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet onmiddellijk als een tekortkoming van Opus tegenover Devo te beschouwen.
3.54
Het hof is het eens met de stelling van Opus dat onder de gegeven omstandigheden ook geen aansprakelijkheid kan worden gevestigd op grond van artikel 6:171 BW omdat de installatie door (de werknemer van) [geïntimeerde1] niet geschiedde in opdracht van Opus ter uitoefening van diens bedrijf als projectontwikkelaar die de bouw heeft voorbereid, maar in opdracht van [geïntimeerde2] ter uitoefening van diens bedrijf als aannemer die in samenwerking met [geïntimeerde1] de bouw heeft verricht. Anders dan het geval is tussen [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] , bestaat tussen [geïntimeerde2] en Opus en/of [geïntimeerde1] en Opus niet een zekere eenheid van onderneming, wat ook Devo duidelijk moet zijn geweest.
3.55
Dat Opus Devo destijds niet heeft geïnformeerd over de hoogte van de stand van de watermeter en de klachten van de bewoners is, in het licht van wat Opus daarover heeft gesteld, niet als onrechtmatig te beschouwen. Opus heeft aangevoerd dat het haar, nu dit ook niet haar expertise is, niet duidelijk was dat het watergebruik van [adres1] [nummer1] kennelijk hoog was en Devo heeft ook onvoldoende onderbouwd waarom Opus op 19 september 2012 had kunnen of moeten onderkennen dat dit gegeven relevant zou kunnen zijn voor Devo. Datzelfde geldt voor de klachten van de bewoners over de waterkwaliteit, waarbij Opus de voor de hand liggende keuze heeft gemaakt om de bewoners te verwijzen naar de daarvoor in het leven geroepen bemiddelingsinstantie Woningborg, die op haar beurt [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] heeft geïnformeerd omdat zij de leidingen hadden aangelegd en de bewoners heeft verwezen naar het drinkwaterbedrijf Vitens. Ook hier heeft Devo onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat en waarom Opus Devo over deze klachten had moeten informeren.
3.56
Het voorgaande voert tot de conclusie dat op Opus geen aansprakelijkheid rust tegenover Devo.
Schade
3.57
Uit het voorgaande vloeit voort dat [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die Devo heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van de aansluitfout door de werknemer van [geïntimeerde1] .
3.58
Devo heeft in hoger beroep na eiswijziging haar schade begroot op € 2.042.219,24 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 15 september 2022. Het schadebedrag is gebaseerd op een rapport van Schuitema M&A van 24 oktober 2022 en bestaat volgens Devo uit de volgende componenten:
Verhelpen van storingen en controles
Plaatsing magnetietfilter
€ 70.897,77
Instandhouding filter en dosering chemicaliën
€ 71.726,40
Reparaties vloerverwarming en storingsdienst
€ 18.859,27
Storingsdienst [naam6]
€ 159.794,15
Storingsdienst [naam2]
€ 40.974,52
Compensatie voor bewoners en communicatie
Compensatie voor bewoners
€ 30.198,74
Communicatie adviseur EYE Act
€ 18.358,00
Onderzoekskosten en juridische kosten
Technische ondersteuning Dynamico
€ 29.450,00
Onderzoek Ironhaven
€ 2.640,00
Kosten experts ten behoeve van rechtsgang
€ 84.155,20
Vervangen van afleversets
Vervanging afleversets [naam2]
€ 650.000,00
Spoelactie (toekomstig)
Proefspoeling deel systeem [naam2]
€ 19.300,00
Spoelen van 580 woningen
€ 717.579,40
Totaal kosten “nominaal” volgens rapport Schuitema
€ 1.913.933,45
Totale kosten “reëel” volgens rapport Schuitema (exclusief wettelijke rente)
€ 2.042.219,24
3.59
Anders dan [geïntimeerde2] betoogt, heeft Devo de door haar genoemde bedragen in de procedure bij de rechtbank al grotendeels onderbouwd met facturen en offertes die als producties zijn overgelegd bij de procesinleiding van 20 december 2018). Tegelijkertijd zijn in de loop van deze procedure de schadeposten (door enkel tijdsverloop en door aanpassingen van Devo in reactie op de stellingen van haar wederpartijen) door Devo gewijzigd, waardoor bepaalde door Devo genoemde bedragen niet meer (volledig) met stukken zijn onderbouwd. Daarbij is het hof het eens met [geïntimeerde2] dat de posten “Instandhouding filter en dosering chemicaliën” en “Storingsdienst [naam6] ” een betere financiële verantwoording behoeven. Voorts hebben [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] vraagtekens gezet bij het moment waarop de schade zou zijn ingetreden, het oorzakelijk verband tussen de aansluitfout en de verschillende gevorderde schadecomponenten en de bewijslevering met betrekking tot onder meer de kosten van de storingsdiensten en de compensatie voor de bewoners. Daarnaast hebben [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] – mede tegen de achtergrond van de door Devo vanaf eind 2013/begin 2014 genomen maatregelen – de noodzaak van de voorgenomen spoelactie bestreden en speelt hier ook nog de vraag of Devo eigen schuld treft omdat – in de visie van [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] – Devo niet tijdig adequate maatregelen heeft getroffen om corrosievorming te voorkomen of te beperken (zie ro. 3.47 van dit arrest).
3.6
Met betrekking tot het schademoment oordeelt het hof dat zoals hiervoor reeds overwogen, de inlek van drinkwater bij [adres1] [nummer1] heeft kunnen plaatsvinden in de periode van 15 maart 2011 (aansluiting van de woning) tot 21 maart 2014 (herstel aansluitfout) telkens wanneer het koelsysteem in gebruik werd genomen. De inlek heeft ook daadwerkelijk plaatsgehad, waardoor het daaraan verbonden risico op corrosievorming zich heeft verwezenlijkt. Vast staat immers dat vanaf 2012 storingen zijn geconstateerd in het WKN van Devo en in het najaar van 2012 raakte Devo ermee bekend dat sprake was van inlek van drinkwater, dat sprake was van corrosievorming en dat die moest worden tegengegaan. Hoewel de bron van de inbreuk toen nog niet was ontdekt, werd - na onderzoek - eind 2013 besloten om een magnetietfilter te plaatsen en het water met chemicaliën in een betere conditie te brengen. Die maatregelen zijn omstreeks maart 2014 ook daadwerkelijk getroffen.
3.61
Zoals het hof hiervoor overwoog, is het niet zo dat Devo van aanvang af haar systeem op andere wijze (met een magnetietfilter en controlesysteem) had moeten inrichten. Wel dient nader te worden onderzocht of Devo vanaf het moment dat zij in het najaar van 2012 ermee bekend raakte dat als gevolg van suppletie van drinkwater (van onbekende bron) de tot dan toe door haar ingezette middelen niet toereikend waren om corrosievorming tegen te gaan, voldoende en tijdig extra (schadebeperkende) maatregelen heeft getroffen. Partijen verschillen ook daarover van mening. Dat laat onverlet dat op dat moment al ruim een jaar sprake was van een substantiële inlek met schade aan het WKN tot gevolg, waardoor Devo herstelmaatregelen diende te treffen en diverse kosten heeft moeten maken. Nu uit de door Devo gestelde feiten voldoende blijkt van de mogelijkheid dat zij als gevolg van de aansluitfout van de werknemer van [geïntimeerde1] schade heeft geleden, maar het hof op dit moment over onvoldoende gegevens beschikt om tot begroting – al dan niet door schatting – over te gaan, zal het hof de zaak verwijzen naar de schadestaatprocedure, zoals door Devo onder II subsidiair is gevorderd.
De conclusie en proceskosten
3.62
De conclusie is dat het hoger beroep voor zover ingesteld tegen [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] slaagt. Omdat [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] in het ongelijk zullen worden gesteld, zal het hof [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] tot betaling van de proceskosten zowel in hoger beroep als bij de rechtbank veroordelen. Daarbij zal het hof het salaris van de advocaat van Devo gelijkelijk (50:50) over [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] verdelen nu Devo zich tegenover hen door één advocaat heeft laten vertegenwoordigen en niet heeft aangevoerd dat hij zijn werkzaamheden afzonderlijk bij Devo in rekening heeft gebracht.
3.63
Het hoger beroep tegen Opus faalt. Omdat Devo in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof Devo tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen.

4.De beslissing

Het hof:
In de zaak Devo – Opus
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 30 maart 2022 voor zover gewezen tussen Devo en Opus;
veroordeelt Devo tot betaling van de volgende proceskosten van Opus:
€ 11.379,- aan griffierecht
€ 12.434,- aan salaris van de advocaat van Opus (2 procespunten x appeltarief VIII ad € 6.217,-)
€ 178,- aan nakosten (kosten die ontstaan na deze uitspraak)
Al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
veroordeelt Devo tot betaling van € 92,- aan extra nakosten als de kosten niet binnen
14 dagen nadat de deurwaarder deze uitspraak heeft betekend aan Opus zijn betaald. Als daarna niet is betaald, dan worden die kosten verder verhoogd met de wettelijke rente;
3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4. wijst af wat verder is gevorderd.
In de zaak Devo – [geïntimeerde1] en Devo - [geïntimeerde2]
5. vernietigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 30 maart 2022 voor zover gewezen tussen Devo en [geïntimeerde1] en Devo en [geïntimeerde2] , en beslist opnieuw als volgt:
6. verklaart voor recht dat [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die Devo als gevolg van een leidingverwisseling in 2011 op het adres [adres1] [nummer1] te Veenendaal heeft geleden;
7. veroordeelt [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] hoofdelijk tot vergoeding van de door Devo geleden schade (daaronder ook begrepen de eventueel verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten), op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
8. veroordeelt [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] tot terugbetaling aan Devo van alles wat Devo op grond van het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 30 maart 2022 aan [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de betaling door Devo tot aan de dag van terugbetaling;
9. veroordeelt [geïntimeerde1] tot betaling van de volgende proceskosten van Devo tot aan de uitspraak van de rechtbank:
€ 3.946,- aan griffierecht
€ 85,79 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [geïntimeerde1]
€ 6.998,25,- aan salaris van de advocaat van Devo (50% van 3,5 procespunten x tarief VIII ad € 3.999,-)
en tot betaling van de volgende proceskosten van Devo in hoger beroep:
€ 5.689,50 aan griffierecht (1/2 van € 11.379)
€ 108,92 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [geïntimeerde1]
€ 6.217,- aan salaris van de advocaat van Devo (50% van 2 procespunten x appeltarief VIII ad € 6.217,-)
10. veroordeelt [geïntimeerde2] tot betaling van de volgende proceskosten van Devo tot aan de uitspraak van de rechtbank:
€ 3.946,- aan griffierecht
€ 85,79 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [geïntimeerde2]
€ 6.998,25,- aan salaris van de advocaat van Devo (50% van 3,5 procespunten x tarief VIII ad € 3.999,-)
en tot betaling van de volgende proceskosten van Devo in hoger beroep:
€ 5.689,50 aan griffierecht (1/2 van € 11.379)
€ 108,92 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [geïntimeerde2]
€ 6.217,- aan salaris van de advocaat van Devo (50% van 2 procespunten x appeltarief VIII ad € 6.217,-)
11. verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
11. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. I. Brand, C.M.E. Lagarde en J.G.B. Pikkemaat, ondertekend door de rolraadsheer en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2024.

Voetnoten

1.Rechtbank Midden-Nederland 30 maart 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:1262.
2.HR 13 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1176 (NJ 2020/7).
3.HR 11 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK0857, rov. 3.4.1.